ECLI:NL:RBNHO:2014:2909

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 maart 2014
Publicatiedatum
2 april 2014
Zaaknummer
15/801379-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van verlengde invoer van cocaïne door KLM-medewerker

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als KLM-medewerker betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. De verdachte, samen met medeverdachten, werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne, waarbij de verdachte een rol speelde als vervoerder tussen de aanvoerende en afhalende partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 november 2013, samen met medeverdachten, cocaïne heeft vervoerd van Schiphol naar een parkeerplaats in Leiderdorp, waar de drugs werden overgedragen aan een medeverdachte. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als minder groot beoordeeld in vergelijking met die van zijn medeverdachten, maar heeft toch geoordeeld dat hij een onmisbare schakel vormde in het drugstransport. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact van de cocaïnehandel op de samenleving in overweging genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Schiphol
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801379-13 (P)
Uitspraakdatum: 28 maart 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 maart 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Suriname),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.A.V. Kooper-Gerritsen en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemermeer,
en/of Leiderdorp en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het
grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1
lid 4 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid cocaïne (te weten ongeveer 15100
gram) in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Subsidiair
hij op of omstreeks 29 november 2013 te Schiphol en/of Leiderdorp en/of
Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of
verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 15100 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van
artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
Beroep op niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vervolging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging, nu ontlastend materiaal niet in het dossier is gevoegd en naar bepaalde feiten en omstandigheden geen onderzoek is gedaan. Hij heeft daartoe – kort en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de officier van justitie in haar requisitoir de suggestie wekt dat verdachte pakketten met drugs van airside naar landside heeft vervoerd en dat hij al dan niet met medeverdachte [medeverdachte 1] die pakketten tijdens zijn werkzaamheden uit vliegtuigen zou hebben gehaald. In de processen-verbaal met betrekking tot de afbeeldingen uit de telefoon van verdachte wordt aangegeven dat het om een Boeing zou gaan, terwijl duidelijk te zien is dat het om een ander type vliegtuig gaat. Daarnaast wordt in processen-verbaal aangegeven dat er geen camerabeelden zijn die betrekking zouden hebben op de doorgang van airside naar landside, waar verdachte gebruik van heeft gemaakt, terwijl deze beelden er volgens verdachte wel moeten zijn. De officier van justitie gaat aldus uit van een bepaalde modus operandi, zonder dat daar onderzoek naar is gedaan. Het bestaan van een gewichtsbepaling bij het poortje met de irisscan had onderzocht moeten worden, nu dit de hele theorie met betrekking tot de beweerde modus operandi onderuit zou kunnen halen. In de laatste processen-verbaal wordt aangegeven dat de informatie over de irisscan er wel is, maar niet zal worden prijsgegeven. Nu deze informatie zou kunnen bevestigen dat het onmogelijk is om ongemerkt met vele kilo’s van airside naar landside te gaan, kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat deze ontlastende informatie met opzet uit het dossier wordt gehouden. Verdachte heeft de namen van twee collega’s genoemd die een verklaring kunnen afleggen over de bewering van verdachte dat hij zijn telefoon inderdaad kwijt is geweest, maar ook dat is ten onrechte niet onderzocht, aldus de raadsman.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat op generlei wijze de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ter discussie staat. Van het achterhouden van bewijs is geenszins sprake. Daarbij komt dat het onderwerp van de gewichtsbepaling bij de doorgang met de irisscan op verzoek van de raadsman is uitgezet bij het onderzoeksteam en daarop antwoord is gekomen. Met betrekking tot de afbeeldingen uit de telefoon van verdachte heeft verdachte geen geloofwaardige verklaring afgelegd. Hij zegt dat hij zijn telefoon kwijt was geraakt, maar dan kan de SD kaart nog steeds van hem zijn geweest. Verdachte komt niet met een verklaring en vanuit de verdediging is niet eerder een verzoek gedaan om die afbeeldingen nader te onderzoeken. Weliswaar vermoedt het Openbaar Ministerie dat verdachte de cocaïne uit een vliegtuig heeft gehaald, maar ook zonder bewijs daarvoor vallen de handelingen van verdachten onder het begrip ruime invoer dat kan worden geconstrueerd gelet op de feiten en omstandigheden die aantonen dat verdachte en zijn mededaders de wetenschap hebben gehad dat de cocaïne afkomstig was vanaf Schiphol.
Oordeel van de rechtbank
Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging komt als een in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking, namelijk alleen als het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Als uitgangspunt heeft daarbij te gelden dat het moet gaan om een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank vermag niet in te zien dat op welke wijze dan ook opzettelijk ontlastend bewijsmateriaal is achtergehouden en is evenmin van oordeel dat hetgeen hieromtrent is aangevoerd tot de gevolgtrekking moet leiden dat daardoor in de aanhangige strafprocedure een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Dat in processen-verbaal door het onderzoeksteam vermoedens worden geuit over de mogelijkheid dat verdachte cocaïne van landside naar airside heeft gebracht en dat wordt uitgegaan van een bepaalde modus operandi, brengt niet mee dat het Openbaar Ministerie daarmee bewust de belangen van verdachte heeft willen schaden, maar is naar het oordeel van de rechtbank een kwestie van bewijswaardering en niet van bewijsgaring. Het niet verder onderzoeken van camerabeelden dan reeds is verricht en waarvan proces-verbaal is opgemaakt, levert naar het oordeel van de rechtbank evenmin een schending op van de belangen van verdachte. Hetzelfde geldt voor het niet horen van (overigens niet nader aangeduide) collega’s van verdachte met betrekking tot zijn stelling dat hij zijn telefoon op werk kwijt is geweest.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek noch van buiten het kader van artikel 359a Sv gelegen verzuimen is gebleken.
De rechtbank heeft ook overigens vastgesteld, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. In dat verband heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medeplegen van de verlengde invoer van 15.100 gram cocaïne met medeverdachte [medeverdachte 2] en medeverdachte [medeverdachte 1].
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat enkel het subsidiair ten laste gelegde feit kan worden bewezen verklaard en dat verdachte van het hem primair ten gelegde feit dient te worden vrijgesproken, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte op de hoogte was van smokkel van de cocaïne uit het buitenland dan wel dat hij instructies over het in ontvangst nemen en vervoeren van drugs heeft gegeven.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Naar aanleiding van binnengekomen CIE informatie op 28 augustus 2013 is onder de onderzoeksnaam Lyons onderzoek gedaan naar [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) die zich bezig zou houden met het binnenhalen van cocaïne op Schiphol. Na raadpleging van informatie uit diverse politiesystemen, ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 1] zich bezig houdt met het in vereniging invoeren van verdovende middelen dan wel voorbereidingshandelingen daartoe. [2] Uit onderzoek is komen vast te staan dat [medeverdachte 1] als KLM medewerker werkzaam is op de luchthaven Schiphol bij de afdeling Ground Services en dat hij in het bezit is van een Schipholpas met nummer [nummer]. [3]
Voorts is komen vast te staan dat [medeverdachte 1] gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [4]
Dit telefoonnummer is in de periode van 27 september 2013 tot en met 19 december 2013 afgeluisterd en uit onderzoek naar de aldus verkregen telefoongegevens is gebleken dat [medeverdachte 1] contact onderhield met de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2], zijnde [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]). [5] Ook is komen vast te staan dat [medeverdachte 2] in een personenauto merk Audi type A5 rijdt met kenteken [kenteken 1]. [6]
Op vrijdag 29 november 2013, werd door het observatieteam van de Brigade Speciale
Beveiligingsopdrachten (BSB) van de Koninklijke Marechaussee, een observatie uitgevoerd op [medeverdachte 2], waarbij het volgende is waargenomen:
Om 13.22 uur stapt [medeverdachte 2] in Rotterdam ter hoogte van zijn restaurant H&D Tropic Food in zijn Audi A5 met kenteken [kenteken 1] en rijdt weg. Hij parkeert zijn Audi om 14:09 uur op een parkeerplaats aan de Persant Snoepweg te Leiderdorp, behorende hij het AC restaurant, waar om 14:24 uur links van de Audi een zwarte Alfa Romeo GT, voorzien van het kenteken [kenteken 2], parkeert. Om 14:25 uur stapt een onbekende man als bestuurder uit de Alfa stapt en [medeverdachte 1] stapt als bijrijder uit de Alfa. Om 14:26 uur opent [medeverdachte 2] de kofferbak van de Audi. Om 14:27 uur opent de onbekende man de kofferbak van de Alfa en pakt een witte plastic tas met ronde blauwe opdruk uit de kofferbak van de Alfa. Hij geeft deze tas aan [medeverdachte 2], die de witte tas vervolgens in de kofferbak van de Audi legt. Vervolgens pakt [medeverdachte 2] een kleine zwarte tas uit de kofferbak van de Audi en geeft deze aan de onbekende man. De onbekende man stapt als bestuurder in de Alfa en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] lopen naar de voorzijde van de Audi.
Dan stapt de onbekende man met lege handen uit de Alfa en loopt naar de voorkant van de Audi en maakt contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Hierna loopt [medeverdachte 2] naar de bijrijderskant van de Alfa en opent het portier en pakt hij een grote zwarte sporttas met zwarte handvatten, met de afmetingen 40 cm, bij 30 cm, bij 30 cm, uit de Alfa en legt de sporttas in de kofferbak van de Audi en sluit de kofferbak. Om 14:31 uur wordt gezien dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en de onbekende man afscheid van elkaar nemen en [medeverdachte 2] stapt in de Audi. De onbekende man stapt als bestuurder in de Alfa en [medeverdachte 1] stapt als bijrijder in de Alfa. De Alfa rijdt weg en om 14:32 uur rijdt de Audi weg. [7]
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) is gebleken dat het kenteken van de waargenomen zwarte Alfa vanaf 1 februari 2013 op naam staat van verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] en woonachtig op [adres].
Uit de opgenomen en afgeluisterde telecommunicatie van [medeverdachte 1] is vast komen te staan dat [medeverdachte 1] op 28 november 2013 om 22:09 uur belt naar het telefoonnummer [telefoonnummer 3], welk telefoonnummer ten name is gesteld van [verdachte]. Tijdens dit gesprek informeert [medeverdachte 1] of [verdachte] morgen aanwezig is. [8]
Op grond van de bevindingen van het observatieteam is op 29 november 2013 overgegaan tot het controleren en doorzoeken van het voertuig van [medeverdachte 2]. Op de Laan van Zuid te Rotterdam werd daartoe een stopteken gegeven en in de kofferbak van de door [medeverdachte 2] bestuurde Audi werd een donker grijze tas aangetroffen van het merk “Hugo Boss” met daarin diverse pakketten. Hierop is [medeverdachte 2] als verdachte aangehouden. [9]
Uit nader onderzoek naar de inbeslaggenomen donker grijze tas kwam naar voren dat zich in deze tas 10 pakketten bevonden. [10] In de kofferbak van de Audi van [medeverdachte 2] werd tevens een witte plastic tas aangetroffen waarop een logo was gedrukt met twee tennisbatjes. In deze plastic tas werden nog eens 5 pakketten aangetroffen. [11]
Het nettogewicht van de zich in de pakketten bevindende witte stof bedroeg 15.121,7 gram. De pakketten bestonden uit een blok samengeperst wit poeder met als opdruk de afbeelding van een schorpioen, terwijl de verpakking onder meer was voorzien van een transparante sealbag, blauwkleurig carbonpapier (Pelikan), huishoudfolie, een vette substantie, zwartkleurige krimpfolie, rubber, witkleurige tape en transparante tape. [12] Van elk van de 15 pakketten is een monster van de zich daarin bevindende witte stof ter analyse verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag. [13] Uit onderzoek van dit laboratorium is gebleken dat het opgestuurde onderzoeksmateriaal telkens cocaïne bevat. [14]
In de Audi van verdachte [medeverdachte 2] zijn voorts - onder meer - drie mobiele telefoons aangetroffen, te weten een zwarte Nokia, een zwarte Blackberry met een zilveren randje en nog een zwarte Blackberry. [15]
Op 30 november 2013 werden verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] buiten heterdaad aangehouden.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte] op 29 november 2013 aan de [adres] werd een zwarte mobiele telefoon van het merk Blackberry aangetroffen. [16]
Uit de verkregen gegevens van het Schipholpasgebruik van [verdachte] en [medeverdachte 1] werd vastgesteld dat zij op vrijdag 29 november 2013 om 13.57 uur respectievelijk 13.58 uur gebruik hebben gemaakt van Tourniquet 58 welke zich bevindt ter hoogte van het mortuarium op Schiphol. Dit is een personeelsdoorgang waar alleen uitgaand voetverkeer mogelijk is en welke gebruikt kan worden om van “airside” naar “landside” te bewegen. [17]
Voorts is tijdens de doorzoeking van de Alfa Romeo van [verdachte] een zogenaamde P12 parkeerpas voorzien van nummer [nummer] aangetroffen. [18] Uit onderzoek naar het gebruik van deze pas bleek dat deze pas op 29 november 2013 tweemaal is geregistreerd, om 5.37 uur is er een registratie van de P12 pas voor de ingang van parkeergarage P12 en om 14.07 uur is er een registratie van de P12 pas voor de uitgang van parkeergarage P12. [19]
Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 1] en [verdachte] volgens hun werkroosters op 29 november 2013 beiden als KLM medewerker dienst hadden van 6.00 uur tot 14.30 uur. [20] Volgens hun werkrooster hebben zij beiden dezelfde vluchten afgehandeld op 29 november 2013, terwijl hun werkzaamheden van de laatste vlucht die door hen werd afgehandeld eindigde om 13.40 uur. [21]
Van de onder verdachten inbeslaggenomen mobiele telefoons is onderzoek gedaan aan de veiliggestelde data van de geheugeninhoud van deze telefoons, de SIM-kaarten en geheugenkaarten.
Op de mobiele telefoon van het merk Blackberry Curve type 9320 die op 29 november 2013 in de Audi A5 van [medeverdachte 2] is aangetroffen werden meerdere afbeeldingen aangetroffen. Het betroffen onder meer afbeeldingen van de buiten- en binnenkant van vliegtuigen. Een aantal afbeeldingen betreffen afbeeldingen van diverse locaties (met bijbehorende ruimtecoderingen) in vliegtuigen. [22]
In een onder [medeverdachte 1] inbeslaggenomen Blackberry Curve telefoon (KVI 18) bevond zich een SD kaart (geheugenkaart). Op deze geheugenkaart werden afbeeldingen aangetroffen van ruimtes dan wel locaties in vliegtuigen met daarop onder meer de codes 22R en 23R afgebeeld. Ook werden er twee afbeeldingen aangetroffen waarop pakketten staan afgebeeld. [23]
Tijdens de doorzoeking ter in beslagname op het adres [adres] in de woning van [verdachte] werd een Blackberry, model Bold, aangetroffen en in beslaggenomen (KVI 01), waarin zich een SD-kaart (geheugenkaart) bevond. Op deze geheugenkaart werden afbeeldingen aangetroffen van locaties in vliegtuigen. [24]
Uit een onderzoek naar het internetverkeer vanuit de aansluiting in de woning van [medeverdachte 2] is gebleken dat op 29 november tussen 11.20 en 11.27 onder meer de websites van de luchthaven Schiphol en de KLM zijn bekeken. [25]
Verdachte [verdachte] heeft bij de KMar verklaard dat hij op vrijdag 29 november 2013 met zijn auto samen met [medeverdachte 1] naar Leiderdorp is gereden en dat hij zijn hele leven heeft verkloot. Hij en [medeverdachte 1] gingen daar naartoe omdat ze een afspraak hadden met iemand daar, een vriend van [medeverdachte 1]. Hij wilde een ritje maken en veel geld krijgen. Hij zat zo diep in de schulden en zag geen andere mogelijkheid. Hij dacht zo uit de financiële ‘shit’ te komen. [medeverdachte 1] zou geld krijgen van de man in de Audi A5. Verdachte heeft op de parkeerplaats die tassen overgedragen en het klopt dat [medeverdachte 1] hem de avond ervoor had gebeld met de vraag of hij die volgende morgen moest werken. [26]
3.4. Bewijsoverweging
Hoewel bij de rechtbank, gelet op de vele aanwijzingen in het dossier het vermoeden bestaat dat het [medeverdachte 1] en [verdachte] zijn geweest die op 29 november 2013 de pakketten cocaïne uit een of meerdere vliegtuigen hebben gehaald (volgens hun rooster hadden zij die dag dienst tot 14:30 uur), kan niet worden uitgesloten dat er andere, onbekend gebleven, personen betrokken zijn geweest die evengoed in de gelegenheid waren de vijftien pakketten met cocaïne feitelijk van boord te halen en/of vervolgens van air-side naar land-side te brengen. Ook de officier van justitie heeft deze mogelijkheid opengelaten.
Anders dan de raadsman is de rechtbank echter van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het samen met anderen invoeren van cocaïne binnen het grondgebied van Nederland en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 1, vierde lid, van de Opiumwet spreekt van de zogenaamde ruime invoer, hetgeen inhoudt dat ook indien blijkt dat een verdachte handelingen heeft verricht die niet het daadwerkelijk binnen Nederland brengen van verdovende middelen zelf betreft, de enkele wetenschap dat de drugs betrekkelijk kort daarvoor Nederland zijn binnengebracht voldoende is om onder deze bepaling te vallen.
Met betrekking tot de wetenschap bij verdachte en zijn medeverdachten neemt de rechtbank allereerst in aanmerking dat het een feit van algemene bekendheid is dat pakketten cocaïne vanuit bronlanden veelvuldig via de luchthaven Schiphol het Europese vaste land bereiken. In casu gaat de rechtbank er van uit dat de vijftien in beslag genomen pakketten van één en dezelfde zending afkomstig zijn gelet op de overeenkomsten in verpakkingsmateriaal en opdruk (schorpioen) van deze pakketten. Uit het verloop van de gebeurtenissen ter plaatste in samenhang met de overige redengevende feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat deze vijftien pakketten kort daarvoor op de luchthaven Nederland zijn binnengekomen en dat verdachte en zijn medeverdachten dit ook wisten. Immers, deze pakketten zijn binnen een tijdbestek van nog geen 10 minuten nadat [verdachte] en [medeverdachte 1] vrijwel gelijktijdig door dezelfde doorgang van airside afliepen, in de auto van [verdachte] gelegd en direct overgebracht naar [medeverdachte 2]. Door het observatieteam is waargenomen dat [medeverdachte 2] om 14:09 uur reeds gereed stond in Leiderdorp om die pakketten (die om 14:07 uur van de parkeerplaats P12 in de Alfa van [verdachte] zijn kant op kwamen) nog geen half uur later in ontvangst te nemen en vervolgens mee naar Rotterdam te nemen. Als platformmedewerker moet het verdachte naar het oordeel van de rechtbank bekend zijn dat via de luchthaven Schiphol veelvuldig cocaïne Nederland wordt binnen gesmokkeld. Daar komt bij dat ook op zijn telefoon afbeeldingen zijn aangetroffen van ruimtes in vliegtuigen die als mogelijke verstopplek zouden kunnen dienen. Met betrekking tot zijn wetenschap over de invoer van cocaïne is de rechtbank voorts van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het gesprek dat verdachte op de vooravond van 29 november 2013 voerde met [medeverdachte 1] om desgevraagd te bevestigen dat hij er morgen zal zijn alsmede de aangetroffen afbeeldingen op telefoons en geheugenkaarten bij medeverdachten in onderling verband en samenhang bezien en in verband met de overige redengevende feiten en omstandigheden, betrekking hebben op het (verder) invoeren van een hoeveelheid verdovende middelen op een vooraf bekend gemaakte datum, al dan niet met gebruikmaking van ruimtes in luchtvaartuigen die als verstopplek zouden kunnen dienen en waarbij onderling werd afgestemd hoe de drugs vervolgens door wie verder het grondgebied van Nederland binnen zou worden gebracht.
Verdachte heeft in zijn tweede verhoor bij de Kmar bovendien verklaard dat hij dit ritje wilde maken om veel geld te verdienen, omdat hij zo diep in de schulden zat en geen andere mogelijkheid zag. Die verklaring draagt bij aan de overtuiging dat verdachte wetenschap had van de invoer van een hoeveelheid cocaïne. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dat verhaal destijds maar heeft verzonnen, omdat hij dacht dat het op dat moment de beste verklaring zou zijn in de hoop dat hij dan zo snel mogelijk heengezonden zou worden, maar dat het in werkelijkheid ging om een spontaan klusje voor collega [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] zou hem na einde dienst hebben gevraagd om hem heen en weer naar Leiderdorp te rijden, omdat [medeverdachte 1] aldaar een afspraak had met een man aan wie hij pakketten met pinda- of garnalensambal zou geven voor diens restaurant. Verdachte zou daarmee 100 euro verdienen. Deze verklaring acht de rechtbank in het licht van de overige bewijsmiddelen ongeloofwaardig.
Namens verdachte is nog aangevoerd dat de rol van verdachte niet onder medeplegen kan worden geschaard, nu hij geen enkele rol heeft gespeeld bij de planning. De rechtbank gaat aan dat standpunt voorbij. Vast staat dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] de avond tevoren telefonisch met elkaar gesproken hebben. Ook staat vast dat zij dezelfde dienst hadden en dat zij nog voordat hun dienst volgens werkrooster officieel was geëindigd gezamenlijk airside hebben verlaten en beiden naar de parkeerplaats P12 zijn gelopen waar de Alfa van verdachte stond geparkeerd. Aldaar zijn de pakketten in de auto gelegd en hebben verdachte en [medeverdachte 1] Schiphol verlaten in de auto van verdachte, welke door verdachte werd bestuurd. In Leiderdorp is verdachte degene geweest die de witte plastic tas met pakketten uit de kofferbak haalt en aan medeverdachte [medeverdachte 2] overhandigt. [medeverdachte 2] geeft verdachte vervolgens een zwarte tas, kennelijk om de overige pakketten in over te hevelen die volgens verdachte inmiddels verspreid lagen in zijn auto. Al deze omstandigheden en handelingen duiden erop dat verdachte een grotere rol moet worden toegedicht dan het enkel fungeren als chauffeur. Uit deze handelingen in samenhang met de overige redengevende feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat tussen verdachte en zijn mededaders [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] sprake was van een volledige nauwe en bewuste samenwerking gericht op de verlengde invoer van cocaïne.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, in die zin dat:
Primair
hij op 29 november 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Leiderdorp en Rotterdam, tezamen en in vereniging met een anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, een grote hoeveelheid cocaïne, te weten 15100 gram.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sancties
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig (60) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot het beslag heeft de officier van justitie gevorderd dat de mobiele telefoon dient te worden verbeurd verklaard.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel een bewezenverklaring kan volgen van het onder subsidiair tenlastegelegde. De strafeis van de officier is veel te hoog gelet op het feit dat verdachte niet betrokken was bij het voortraject, er bij hem geen geld is aangetroffen en hij slechts een zeer geringe rol in het geheel had. Verdachtes telefoon kan aan hem worden geretourneerd.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.4. Hoofdstraf
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke (verlengde) invoer van een hoeveelheid van 15,1 kilogram cocaïne.
Verdachte trad in het verlengde van zijn werkzaamheden als KLM-medewerker op als vervoerder tussen de aanvoerende en de afhalende partij en vormde aldus samen met zijn medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] een onmisbare schakel bij een drugstransport en had zodoende een begeleidende rol in deze cocaïnesmokkel. Hij heeft deelgenomen aan het vervoer vanaf Schiphol naar de afgesproken plek op de parkeerplaats te Leiderdorp alwaar de cocaïne werd overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 2]. Het is de rechtbank gebleken dat de rol van verdachte een minder grote was dan die van zijn medeverdachten en een incidenteel karakter had. Wel heeft verdachte daarbij zijn dienstbetrekking bij de KLM en aldus zijn mogelijkheid om gebruik te maken van de gunstig gelegen parkeerplaats P-12 misbruikt, hetgeen de rechtbank verdachte in het bijzonder aanrekent. Met zijn handelen heeft verdachte bovendien de integriteit van zijn werkgever en collega’s bij KLM en die van de luchthaven Schiphol in diskrediet gebracht.
Aldus heeft verdachte door zijn handelswijze een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het internationale drugscircuit. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. Gelet op de hoeveelheden cocaïne gaat de rechtbank er van uit dat het louter verdachtes zucht naar financieel gewin is geweest die hem tot zijn gedragingen heeft gebracht.
Op grond van de aard en de ernst van de feiten, waaronder de hoeveelheid cocaïne, is de rechtbank van oordeel dat – uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking komt.
De rechtbank is van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden en de rol die verdachte in het geheel heeft gehad grond is gelegen om enigszins in het voordeel van verdachte af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd, teneinde de op te leggen straf in overeenstemming te doen zijn met hetgeen ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.5. Bijkomende straf verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven mobiele telefoon, te weten een Blackberry Bold, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het primair bewezen verklaarde feit met betrekking tot die telefoon, die aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a en 47 van het Wetboek van Strafrecht,
artikelen 2 en 10 van de Opiumwet
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ACHTENVEERTIG (48) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1.00 STK Telefoontoestel, Kl: wit, Blackberry Bold.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
Mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.S. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L.P. van Os,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 maart 2014.
Mr. De Vries is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 september 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 68-71).
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2013 (Dossiermap 2, pagina’s 685-688).
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 oktober 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 73-77).
5.Proces-verbaal van bevindingen vaststelling vermoedelijke identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 2] d.d. 14 november 2013 (Dossiermap 1 pagina 123 e.v.)
6.Proces-verbaal van bevindingen vaststelling vermoedelijke identiteit gebruiker telefoonnummer [telefoonnummer 2] d.d. 14 november 2013).
7.Proces-verbaal van observeren op vrijdag 29 november 2013 d.d. 2 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 155-161).
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 163 en 166).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 november 2013 (Dossiermap1, pagina’s 169-170).
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 november 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 171-173).
11.Proces-verbaal van bevindingen d.d.31 november 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 174-175).
12.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 6 december 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 176-182) en het aanvullende proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 183).
13.Proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 6 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 184-185).
14.Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d.16 januari 2014, met zaaknummer 2014.01.08.080 (Dossiermap 1, pagina’s 524-525).
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d.31 november 2013 (Dossiermap 1, pagina 175).
16.Proces-verbaal van doorzoeking en inbeslagname d.d. 1 december 2013 (Dossiermap 3, pagina 1481).
17.Proces-verbaal van bevindingen schipholpasgebruik op 29 november 2013 (Dossiermap 1, pagina’s 196-197).
18.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname (Dossiermap 3, pagina 1502).
19.Proces-verbaal van bevindingen d.d.8 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 204).
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 205 en 207) en proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014 (dossiermap 1, pagina’s 208 en 210).
21.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina 211).
22.Proces-verbaal van onderzoek aan GSM d.d. 22 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 330-332).
23.Proces-verbaal van onderzoek aan geheugenkaart d.d. 16 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 296-300).
24.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2014 (Dossiermap 1, pagina’s 333-335).
25.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 december 2013 (Dossiermap I, pagina 187)
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 2 december 2013 (Dossiermap 3, pagina’s 1393-1398).