Uitspraak
[adres],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als KLM-medewerker betrokken was bij de invoer van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland. De verdachte, samen met medeverdachten, werd beschuldigd van het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne, waarbij de verdachte een rol speelde als vervoerder tussen de aanvoerende en afhalende partij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 november 2013, samen met medeverdachten, cocaïne heeft vervoerd van Schiphol naar een parkeerplaats in Leiderdorp, waar de drugs werden overgedragen aan een medeverdachte. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als minder groot beoordeeld in vergelijking met die van zijn medeverdachten, maar heeft toch geoordeeld dat hij een onmisbare schakel vormde in het drugstransport. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging, dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard moest worden, verworpen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onherstelbare vormverzuimen en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het primair ten laste gelegde feit en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de impact van de cocaïnehandel op de samenleving in overweging genomen.