Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het veroorzaken van schade aan de gezondheid van anderen en valsheid in geschrifte. De tenlastelegging omvatte onder andere het voorschrijven van UR-geneesmiddelen zonder de vereiste bevoegdheid en het valselijk opmaken van recepten op naam van twee artsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.
Ten aanzien van feit 1, het veroorzaken van schade aan de gezondheid, oordeelde de rechtbank dat de tenlastelegging niet voldeed aan de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeerde dat de handelingen van de verdachte, zelfs indien bewezen, niet als strafbaar konden worden gekwalificeerd onder de relevante wetgeving. Dit leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging voor dit feit.
Wat betreft feit 2, valsheid in geschrifte, heeft de rechtbank vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte als mededader aan te merken. De verklaring van een medeverdachte werd niet als voldoende bewijs beschouwd om aan te nemen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij zich schuldig had gemaakt aan de valsheid in geschrifte.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige tenlastelegging en de noodzaak dat de bewezenverklaring voldoet aan de delictsomschrijving zoals vermeld in de wet. De rechtbank heeft de verdachte van alle rechtsvervolging ontslagen voor feit 1 en vrijgesproken voor feit 2.