ECLI:NL:RBNHO:2014:2439

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
15/741375-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte en schade aan gezondheid door onrechtmatige recepten

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. De verdachte heeft gedurende de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 recepten op naam van twee artsen, [arts 1] en [arts 2], valselijk ondertekend. Deze recepten zijn aangeboden aan apotheek ’t Gildehuys, waar de desbetreffende medicijnen werden verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door deze handelingen, het vertrouwen in schriftelijke documenten heeft ondermijnd en de regelgeving omtrent receptgeneesmiddelen heeft omzeild. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het eerste feit, dat betrekking had op het veroorzaken van schade aan de gezondheid van anderen, omdat de tenlastelegging niet voldeed aan de wettelijke vereisten. Echter, het tweede feit, valsheid in geschrifte, werd wel bewezen verklaard. De rechtbank overwoog dat de verdachte de intentie had om de valselijk opgemaakte recepten te gebruiken, ongeacht of de betrokken artsen en apothekers hiervan op de hoogte waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van honderd uur. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741375-12
Uitspraakdatum: 13 februari 2014
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 januari 2014 en 30 januari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J.G. Hendriks en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 november 2012, te Haarlem, en/of Amstelveen en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij en/of zijn mededader (telkens) bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, wist en/of ernstig(e-) reden had om te vermoeden dat hij en/of zijn mededader daarbij (telkens) (buiten noodzaak) een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander heeft/hebben veroorzaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader, (telkens):
- niet bevoegd en/of bekwaam de voorbehouden handeling verricht van het voorschrijven van Temazepan en/of Finasteride, in ieder geval één of meerdere UR-geneesmiddel(en) als bedoeld in artikel 36 veertiende lid van de Wet BIG en/of
- niet, althans onvoldoende, op de voet van artikel 7:453 BW gehandeld als goed hulpverlener en/of daarbij niet in overeenstemming gehandeld met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard, door ten tijde van en/of bij en/of tijdens het verkrijgen en/of bereiken en/of tot stand komen van het 'informed consent' en/of ten behoeve van het sluiten en/of uitvoeren van de geneeskundige behandelingsovereenkomst, in strijd te handelen met het bepaalde in artikel 7:448 BW en/of artikel 7:450 BW, door als ware verdachte een daartoe opgeleid
en/of bekwaam hulpverlener:
* advies en/of informatie over (de) operatie('s) te geven en/of
* de toestand van (de) patiënt(en) te beoordelen teneinde te bepalen of (de) patiënt(en) operabel was en/of waren en/of
* (een) toestemmingsformulier (en) te bespreken met (de) patiënt(en) en/of (de) patiënt(en) voornoemd(e) formulier(en) te laten ondertekenen en/of
* advies te geven omtrent het medicatieverbruik en/of het stopzetten van medicijngebruik en/of
* (een) recept(en), in de zin van artikel 1 onder pp Geneesmiddelenwet, te ondertekenen.
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 te Haarlem en/of Amstelveen en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) recept(en) op naam van [arts 1] d.d.
- 11 januari 2012 en/of
- 19 januari 2012 en/of
- 24 januari 2012 en/of
- 30 januari 2012 en/of
- 8 februari 2012 en/of
- 10 februari 2012 en/of
- 8 maart 2012 en/of
- 9 maart 2012 en/of
- 21 maart 2012 en/of
- 2 april 2012 en/of
- 4 april 2012 en/of
- 16 april 2012 en/of
- 23 april 2012 en/of
- 16 mei 2012 en/of
- 18 mei 2012 en/of
- 23 mei 2012 en/of - 29 mei 2012 en/of
- 30 mei 2012 en/of
- 18 juli 2012 en/of
- 23 juli 2012 en/of
- 27 juli 2012 en/of
- 9 augustus 2012
en/of (een) recept(en) op naam van [arts 2] d.d:
- 18 april 2012 en/of
- 20 april 2012 en/of
- 7 juni 2012 en/of
- 14 juni 2012 en/of
- 18 juni 2012 en/of
- 22 juni 2012 en/of
- 3 juli 2012 en/of
- 9 juli 2012 en/of
- 24 juli 2012, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft/hebben opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader (telkens) valselijk de recepten op naam gesteld van [arts 1] en/of op naam gesteld van [arts 2] ondertekend , zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
2. Ontslag van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 tenlastegelegde, onafhankelijk van de vraag of het Openbaar Ministerie ten aanzien van dit feit niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en of het (gedeeltelijk) bewezen kan worden geacht, niet tot de kwalificatie van een strafbaar feit kan leiden. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Artikel 96, lid 1 en 2, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg luidt als volgt:
"1.Degene die, hetzij niet ingeschreven staande in een register, hetzij wel in een register ingeschreven staande doch bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg kennelijk tredende buiten de grenzen van hetgeen overeenkomstig hoofdstuk III tot zijn gebied van deskundigheid wordt gerekend, bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
2.Indien de in het eerste lid bedoelde persoon weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat hij schade of een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander veroorzaakt, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie."
Het onder 1 tenlastegelegde luidt, voor zover hier relevant, als volgt:
"hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 mei 2009 tot en met 30 november 2012, te Haarlem, en/of Amstelveen en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, terwijl hij en/of zijn mededader (telkens) bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg, wist en/of ernstig(e-) reden had om te vermoeden dat hij en/of zijn mededader daarbij (telkens) (buiten noodzaak) een aanmerkelijke kans op schade aan de gezondheid van een ander heeft/hebben veroorzaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader, (telkens):
(...)"
Artikel 96, lid 1 of lid 2, Wet op de individuele beroepen in de gezondheidszorg stelt - kort gezegd - strafbaar het al dan niet opzettelijk dan wel culpoos veroorzaken van schade aan de gezondheid van een ander dan wel de aanmerkelijke kans daarop door niet-gekwalificeerden. Door het ontbreken in de tenlastelegging van het bestanddeel “hetzij niet ingeschreven staande in een register, hetzij wel in een register ingeschreven staande doch bij het verrichten van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg kennelijk tredende buiten de grenzen van hetgeen overeenkomstig hoofdstuk III tot zijn gebied van deskundigheid wordt gerekend”, kunnen de tenlastegelegde handelingen, indien bewezen, niet als een strafbaar feit worden gekwalificeerd.
De rechtbank is van oordeel dat het hier niet om een kennelijke taal- en/of schrijffout gaat, waarvan de rechtbank bevoegd zou zijn deze te verbeteren.
Het is een wettelijk vereiste dat de bewezenverklaring voldoet aan de delictsomschrijving zoals vermeld in het betreffende wetsartikel. Nu kwalificatie van het onder 1 tenlastegelegde niet mogelijk is onder artikel 96 van de Wet op de individuele beroepen in de gezondheidszorg, noch onder een ander relevant wetsartikel, ontslaat de rechtbank verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde van alle rechtsvervolging.
3. Voorvragen ten aanzien van feit 2
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. Bewijs ten aanzien van feit 2
4.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
4.2 Partiële vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd, zodat hij van het ten laste gelegde medeplegen moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat sprake is geweest van een zodanig nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte, gericht op het valselijk opmaken van recepten, dat aan de vereisten voor medeplegen is voldaan.
4.3 Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het tweede ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 heeft verdachte recepten op naam van dokter [arts 1] en dokter [arts 2] met zijn eigen handtekening ondertekend ten behoeve van [bedrijfsnaam] te Haarlem. Hij heeft deze recepten aangeboden aan apotheek ’t Gildehuys, waarop de desbetreffende medicijnen werden verstrekt. [2] De recepten op naam van dokter [arts 1] dateren van 11 januari 2012 [3] , 19 januari 2012 [4] , 24 januari 2012 [5] , 30 januari 2012 [6] , 8 februari 2012 [7] , 10 februari 2012 [8] , 8 maart 2012 [9] , 9 maart 2012 [10] , 21 maart 2012 [11] , 2 april 2012 [12] , 4 april 2012 [13] , 16 april 2012 [14] , 23 april 2012 [15] , 16 mei 2012 [16] , 18 mei 2012 [17] , 23 mei 2012 [18] , 29 mei 2012 [19] , 30 mei 2012 [20] , 18 juli 2012 [21] , 23 juli 2012 [22] , 27 juli 2012 [23] en 9 augustus 2012 [24] . De recepten op naam van dokter [arts 2] dateren van 18 april 2012 [25] , 20 april 2012 [26] , 7 juni 2012 [27] , 14 juni 2012 [28] , 18 juni 2012 [29] , 22 juni 2012 [30] , 3 juli 2012 [31] , 9 juli 2012 [32] en 24 juli 2012 [33] .
4.4 Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde nu er bij verdachte geen sprake was van een oogmerk tot misleiding van derden die niet van de valsheid op de hoogte waren, aangezien de betrokken artsen en apothekers wisten dat de recepten onbevoegd door verdachte werden ondertekend.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog en overweegt hieromtrent als volgt. In het arrest van de Hoge Raad d.d. 16 september 2008 (LJN BC 7960) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat voor een bewezenverklaring van valsheid in geschrifte beslissend is of de verdachte de bedoeling heeft gehad om het desbetreffende stuk te gebruiken of te doen gebruiken. Voor het bewijs van het oogmerk tot gebruik komt het er niet op aan “dat er derden in het spel moeten zijn die niet van de valsheid op de hoogte zijn”, maar is voldoende dat de bedoeling voorzat tot gebruik van het geschrift dat in het maatschappelijk verkeer misleidend is doordat het vals is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte de bedoeling heeft gehad om de kliniek te voorzien van medicijnen door hiervoor de valselijke opgemaakte recepten te gebruiken. Zelfs als de apothekers en artsen hiervan op de hoogte zouden zijn geweest doet dat niets af aan het oogmerk van verdachte de door hem valselijk ondertekende recepten op naam van [arts 1] en [arts 2] te gebruiken en/of te doen gebruiken. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat verdachte het oogmerk tot misleiding heeft gehad en acht zij de valsheid in geschrifte bewezen.
4.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tweede ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 30 november 2012 te Haarlem, meermalen, recepten op naam van [arts 1] d.d.
- 11 januari 2012 en
- 19 januari 2012 en
- 24 januari 2012 en
- 30 januari 2012 en
- 8 februari 2012 en
- 10 februari 2012 en
- 8 maart 2012 en
- 9 maart 2012 en
- 21 maart 2012 en
- 2 april 2012 en
- 4 april 2012 en
- 16 april 2012 en
- 23 april 2012 en
- 16 mei 2012 en
- 18 mei 2012 en
- 23 mei 2012 en
- 29 mei 2012 en
- 30 mei 2012 en
- 18 juli 2012 en
- 23 juli 2012 en
- 27 juli 2012 en
- 9 augustus 2012
en recepten op naam van [arts 2] d.d.
- 18 april 2012 en
- 20 april 2012 en
- 7 juni 2012 en
- 14 juni 2012 en
- 18 juni 2012 en
- 22 juni 2012 en
- 3 juli 2012 en
- 9 juli 2012 en
- 24 juli 2012, - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte telkens valselijk de recepten op naam gesteld van [arts 1] en op naam gesteld van [arts 2] ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
5. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2: valsheid in geschrifte, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
6. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
7. Motivering van de sancties
7.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor beide feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met een proeftijd van 3 jaar onder de bijzondere voorwaarden – kort samengevat – van het openbaar maken van het vonnis op eigen kosten en dat hij zich zal onthouden van activiteiten of werkzaamheden op het gebied van de geneeskunde. Voorts heeft zij de dadelijke uitvoerbaarheid van de laatstgenoemde bijzondere voorwaarde gevorderd. Tenslotte vordert zij 240 uur taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
7.2 Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte door recepten op naam van artsen doelbewust met zijn eigen handtekening te ondertekenen. In het maatschappelijk verkeer dient vertrouwen te kunnen worden gesteld in schriftelijke documenten als de onderhavige. Door aldus te handelen heeft de verdachte de regelgeving omtrent receptgeneesmiddelen omzeild en het vertrouwen ondergraven dat in de maatschappij in dergelijke schriftelijke bewijsstukken gesteld moet kunnen worden. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat er veel media-aandacht voor de strafzaak van verdachte is geweest en dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Voorts is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. Voor het opleggen van bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd ziet de rechtbank geen aanleiding nu aan verdachte als “stok achter de deur” reeds een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur zal worden opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Stelt vast dat, nu er een bestandsdeel mist in het onder feit 1 ten laste gelegde, de gedraging geen strafbare feit oplevert en ontslaat de verdachte daarvoor van alle rechtsvervolging.
Verklaart bewezen dat verdachte het tweede ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden, met bevel dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van honderd (100) uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. I.M. Nusselder en mr. S.M. Christiaan, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 februari 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 januari 2013, dossierpagina 33-34, proces-verbaal van aangifte [getuige 1] d.d. 15 januari 2013, dossierpagina’s 73-75 en proces-verbaal van aangifte [getuige 2] d.d. 8 oktober 2012, dossierpagina 68.
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 11 januari 2012, dossierpagina 122.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 19 januari 2012, dossierpagina 121.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 24 januari 2012, dossierpagina 141.
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 30 januari 2012, dossierpagina 119.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 8 februari 2012, dossierpagina 159.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 10 februari 2012, dossierpagina 120.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 8 maart 2012, dossierpagina 126.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 9 maart 2012, dossierpagina 125.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 21 maart 2012, dossierpagina 140.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 2 april 2012, dossierpagina 128.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 4 april 2012, dossierpagina 129.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 16 april 2012, dossierpagina 142.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 23 april 2012, dossierpagina 144.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 16 mei 2012, dossierpagina 145.
17.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 18 mei 2012, dossierpagina’s 146-147.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 23 mei 2012, dossierpagina 148.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 29 mei 2012, dossierpagina’s 149-150.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 30 mei 2012, dossierpagina 151.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 18 juli 2012, dossierpagina 158.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 23 juli 2012, dossierpagina 156.
23.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 27 juli 2012, dossierpagina 154.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 9 augustus 2012, dossierpagina 153.
25.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 18 april 2012, dossierpagina 138.
26.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 20 april 2012, dossierpagina 137.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 7 juni 2012, dossierpagina’s 131-132.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 14 juni 2012, dossierpagina 133.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 18 juni 2012, dossierpagina 134.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 22 juni 2012, dossierpagina’s 135-136.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 3 juli 2012, dossierpagina 162.
32.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 9 juli 2012, dossierpagina 161.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een kopie van het recept d.d. 24 juli 2012, dossierpagina 155.