ECLI:NL:RBNHO:2014:2274

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 maart 2014
Publicatiedatum
17 maart 2014
Zaaknummer
AWB-12_571
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Disciplinaire straf van verplaatsing opgelegd aan ambtenaar wegens plichtsverzuim en integriteitschending

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar en de minister van Defensie. De ambtenaar, eiser, was werkzaam als Hoofd Interne Zaken bij het Centrum voor Automatisering van Mission-critical Systems, Force Vision (CAMS). Hij kreeg op 6 januari 2011 een disciplinaire straf van verplaatsing opgelegd vanwege plichtsverzuim, dat voortvloeide uit verschillende integriteitschendingen. Eiser had zich schuldig gemaakt aan misbruik van dienstauto's en een diensttelefoon, en had niet transparant gehandeld met betrekking tot zijn dienstrooster. De rechtbank heeft vastgesteld dat de disciplinaire straf evenredig was aan de ernst van het plichtsverzuim. Eiser had in de periode van 2007 tot 2009 bij acht dienstreizen de rechtmatigheid van de ritten niet kunnen aantonen, en hij had zijn diensttelefoon voor privédoeleinden gebruikt zonder de juiste verantwoording. Daarnaast was er sprake van sociale integriteitschendingen, waaronder een onterecht gevoerd functioneringsgesprek met een ondergeschikte, wat leidde tot een vijandige werkomgeving. De rechtbank oordeelde dat de minister van Defensie terecht de disciplinaire straf had opgelegd en dat het beroep van eiser ongegrond was. De rechtbank benadrukte dat, hoewel er een cultuur van afwijkingen van de regels heerste binnen de organisatie, eiser als leidinggevende een eigen verantwoordelijkheid had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/571

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 maart 2014 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. L. van Dijk),
en
de minister van Defensie, verweerder
(gemachtigde: mr. drs. A.J. Verdonk).

Procesverloop

Bij besluit van 6 januari 2011 heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van verplaatsing opgelegd, met de bepaling dat deze onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd (het primaire besluit). Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is ongegrond verklaard bij besluit van 24 januari 2012 (het bestreden besluit).
Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld. Dit beroep is bij uitspraak van 6 juni 2012 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiser verzet gedaan. Het verzet is bij uitspraak van 8 november 2012 gegrond verklaard, waarmee de uitspraak van 6 juni 2012 is komen te vervallen en het onderzoek is voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 11 februari 2014.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is [naam leidinggevende] verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en [naam kolonel].

Overwegingen

1.
In deze zaak dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of verweerder terecht en op goede gronden heeft besloten eiser de straf van verplaatsing op te leggen.
2.1.
Bij de beoordeling van de zaak gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.2.
Met ingang van 1 juli 1988 is eiser in vaste dienst aangesteld bij het Ministerie van Defensie. Met ingang van 1 februari 2004 is eiser werkzaam als Hoofd Interne Zaken (HIZ) bij het Centrum voor Automatisering van Mission-critical Systems, Force Vision (CAMS).
2.3.
Op 24 november 2009 heeft [naam bibliothecaris], bibliothecaris bij CAMS, de directeur CAMS kapitein ter zee [naam directeur] (D-CAMS) een memo gestuurd met uitingen over vermeende integriteitschending door eiser. De D-CAMS is vervolgens op 30 november 2009 overgegaan tot instelling van een Commissie Huishoudelijk Onderzoek (CHHO). De bevindingen van de CHHO zijn neergelegd in het rapport van 21 december 2009. Onderzocht is onder meer of eiser zich onjuist heeft gedragen in de uitoefening van zijn ambt als HIZ, met name of eiser mogelijk misbruik heeft gemaakt van dienstauto’s, van de mobiele diensttelefoon, van diensttijd en of eiser mogelijk middelen heeft verduisterd.
Door de CHHO is vastgesteld dat eiser in enige mate misbruik heeft gemaakt van dienstauto’s voor privédoeleinden. Misbruik van de diensttelefoon is volgens de CHHO niet bewijsbaar.
De CHHO is tot het oordeel gekomen dat de vrijblijvendheid waarmee eiser met zijn werktijden schuift niet juist is, en dat evenmin juist is dat redenen voor eisers afwezigheid binnen de afdeling veelal niet bekend zijn. De commissie acht echter onvoldoende bewijs aanwezig om een uitspraak te doen over misbruik van de diensttijd door eiser.
De CHHO is voorts tot het oordeel gekomen dat verduistering van middelen niet bewijsbaar is vanwege de geconstateerde problemen in de administratie.
Met betrekking tot deze problemen overweegt de commissie dat de interne regelgeving met betrekking tot het gebruik van dienstauto’s en in bruikleen verstrekte middelen diffuus en gebrekkig is. Daardoor is de desbetreffende administratie niet op orde en vooral bij eiser en [naam bibliothecaris] lijkt een gevoel van verantwoordelijkheid ten aanzien van die administraties in onvoldoende mate aanwezig te zijn. De tweeledige doelstelling van de gevoerde administraties, te weten het beschermen van de organisatie tegen misbruik van middelen en het beschermen van medewerkers tegen de schijn van misbruik, wordt hierdoor niet gerealiseerd, aldus de CHHO.
In de nota van 20 januari 2010 heeft de D-CAMS onder meer overwogen dat eiser in enige mate misbruik heeft gemaakt van de dienstauto’s door gebruik voor privédoeleinden en dat eiser daarom op dit misbruik is aangesproken.
2.4.
Naar aanleiding van een klacht van [naam bibliothecaris] van 25 februari 2010 over de bevindingen in het rapport van de CHHO is een nieuwe onderzoekscommissie ingesteld door de Directeur Defensie Materieel Organisatie bij instellingsbeschikking van 12 mei 2010. Een Commissie van Huishoudelijk Onderzoek (CvHO) onder voorzitterschap van kolonel b.d. [naam kolonel] heeft vervolgens onderzoek gedaan en haar bevindingen neergelegd in het Rapport en Advies (rapport) van 10 september 2010. In het rapport is kort samengevat en voor zover voor de beoordeling van het geschil relevant vastgesteld:
  • dat eiser de rechtmatigheid van acht dienstreizen niet aannemelijk kan maken. De CvHO ziet hierin een integriteitschending;
  • dat eiser zijn diensttelefoon in strijd met de voorschriften voor privédoeleinden heeft gebruikt maar dat de mate waarin niet kan worden vastgesteld;
  • dat eiser geen transparante invulling aan het voor hem opgestelde dienstrooster heeft gegeven waarmee hij voorbij is gegaan aan de intentie van de toepasselijke regelgeving. Het beroep op overwerk dat eiser doet om zichzelf een vergoeding in verlof toe te kennen mist autorisatie en registratie en daarmee transparantie. Eiser handelt hierdoor niet integer;
  • dat eiser kazerneringsgoederen (kasten en vloerbedekking) zonder autorisatie en administratie heeft vervreemd, in bruikleen genomen beeldschermen heeft weggegooid en is berispt voor het wegnemen van een LCD-tv. Met de gedragingen heeft eiser zich, in zijn hoedanigheid van HIZ tevens veiligheidsfunctionaris, bij herhaling schuldig gemaakt aan zakelijke integriteitschending;
  • dat sprake is van sociale integriteitschending omdat het met [naam bibliothecaris] op 22 oktober 2009 gevoerde functioneringsgesprek blijkens het verslag is verworden tot een psychologiserende weergave van het gedrag van [naam bibliothecaris] en niet is gericht op verbetering van het functioneren van [naam bibliothecaris]. De vastlegging van het gehouden functioneringsgesprek geeft volgens de CvHO een afrekening weer;
  • dat het, gelet op hetgeen de door de CvHO gehoorde personen hebben verklaard, aannemelijk is dat eiser zich regelmatig schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die vallen onder het criterium ongewenst gedrag van de Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden defensie (KOGVAM).
3.
Verweerder heeft aan het bestreden besluit het rapport ten grondslag gelegd. Volgens verweerder heeft eiser zich schuldig gemaakt aan plichtsverzuim in de zin van artikel 99, eerste lid, van het Burgerlijk ambtenarenreglement defensie (Bard). Daarom heeft verweerder eiser met onmiddellijke ingang de disciplinaire straf van verplaatsing opgelegd als bedoeld in artikel 100, eerste lid, aanhef en onder j, van het Bard.
Volgens verweerder is sprake van plichtsverzuim omdat eiser
  • misbruik heeft gemaakt van dienstauto’s en de diensttelefoon;
  • geen transparante invulling heeft gegeven aan het voor hem opgestelde dienstrooster;
  • zich als HIZ schuldig heeft gemaakt aan zakelijke integriteitschending door het wederrechtelijk toe-eigenen van goederen en het weggooien van in bruikleen verkregen goederen;
  • zich schuldig heeft gemaakt aan sociale integriteitschending door met ondergeschikte [naam bibliothecaris] een functioneringsgesprek te voeren dat niet gericht is geweest op verbeteren van zijn functioneren. Het verslag van het gesprek geeft een afrekening weer. Bovendien is volgens verweerder vastgesteld dat eiser in de werkrelatie met diverse medewerkers van CAMS de sociale integriteit heeft geschonden.
4.1.
Ten aanzien van de formele gronden overweegt de rechtbank als volgt.
4.2.
De stelling van verweerder ter zitting dat het beroep van eiser (opnieuw) niet-ontvankelijk moet worden verklaard vanwege het ontbreken van een procesmachtiging voor zijn gemachtigde slaagt niet nu met de op 20 juli 2012 door de rechtbank ontvangen machtiging van 17 juli 2012 het gebrek is gerepareerd. Daarnaast is eiser ook zelf ter zitting verschenen zodat ook op deze grond er geen aanleiding bestaat het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
4.3.1.
Eiser heeft een beroep op artikel 70h, eerste lid, van het Bard gedaan. Volgens eiser volgt uit dit artikel dat ten aanzien van de melder van een misstand goede trouw wordt verondersteld. Verweerder heeft dit niet onderzocht en de melding van de vermeende misstand had verweerder dan ook niet in behandeling mogen nemen.
4.3.2.
Deze grond kan niet slagen nu ten tijde van de melding op 24 november 2009 artikel 70h, eerste lid, van het Bard enkel bepaalde aan wie de ambtenaar het vermoeden van een misstand diende te melden. Dat verweerder de melding op andere gronden niet in behandeling had mogen nemen is de rechtbank niet gebleken.
4.4.
Eisers stelling dat verweerder heeft verzuimd het verslag van de op 30 juni 2011 gehouden hoorzitting nog tijdens de bezwaarprocedure aan eiser te overleggen, kan evenmin tot een vernietiging van het bestreden besluit leiden. In artikel 7:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is weliswaar de verplichting opgenomen dat er een verslag van de hoorzitting moet worden gemaakt maar er is geen wettelijke verplichting om een dergelijk verslag aan een belanghebbende toe te zenden voor het nemen van een besluit op bezwaar. Ook overigens is er naar het oordeel van de rechtbank geen rechtsgrondslag voor een zodanige verplichting. De rechtbank vindt steun voor dit standpunt in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2010:BL8325).
4.5.
Ook kan eisers stelling niet slagen dat verweerder ten onrechte voorbij is gegaan aan het rapport van de CHHO door een tweede onderzoek te gelasten. Verweerder heeft de bevoegdheid om een nieuw verdiepend onderzoek door een onafhankelijke commissie te laten verrichten en de resultaten daarvan aan zijn besluitvorming ten grondslag te leggen.
5.1.
Ten aanzien van de materiele gronden overweegt de rechtbank als volgt.
5.2.
In artikel 99, eerste lid, van het Bard is bepaald dat de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege disciplinair kan worden gestraft.
In artikel 99, tweede lid, van het Bard is bepaald dat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift omvat als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
5.3.
Naar vaste jurisprudentie dient het aan de straf ten grondslag liggende plichtsverzuim door de betrokken ambtenaar vast te staan, dient het plichtsverzuim de ambtenaar te zijn toe te rekenen en dient de opgelegde straf evenredig te zijn aan de ernst van het gepleegde plichtsverzuim.
Misbruik dienstauto
5.4.1.
Verweerder stelt dat de CvHO 24 ter discussie staande dienstritten in de periode van 28 september 2007 tot en met 20 oktober 2009 heeft onderzocht. Volgens de CvHO heeft eiser bij acht gemaakte dienstreizen de rechtmatigheid van die ritten en/of de verreden kilometers niet aannemelijk gemaakt. Bij de CvHO zijn hem kopieën van de ritstaten voorgelegd. Eiser heeft toen de originaliteit van de formulieren ritopdracht bij de CHHO niet ter discussie gesteld. Bij enige gerede twijfel over de door eiser ingevulde gegevens heeft de CvHO geen rekening gehouden met die betreffende ritstaat. Ook merkt verweerder op dat eiser al eerder zelf had geconstateerd dat de rittenadministratie niet klopte en dat het op eisers weg had gelegen, zeker in zijn hoedanigheid van leidinggevende, dit aan te zwengelen bij de met de eindcontrole belaste functionaris. Er is sprake van integriteitschending. Eiser heeft zich niet als goed ambtenaar gedragen en daarmee in strijd gehandeld met artikel 70 van het Bard. Door de formulieren niet volledig in te vullen heeft eiser in strijd gehandeld met artikel 4, aanhef en onder c, van de Regeling Rijopdrachten Defensie. Er is volgens verweerder sprake van toe te rekenen plichtsverzuim.
5.4.2.
Eiser stelt dat verweerder zich baseert op onjuiste informatie nu de CvHO hem de originele ritopdrachten nooit heeft verstrekt. De CvHO heeft zich gebaseerd op de administratie van [naam bibliothecaris]. In een aantal kopieën heeft eiser opmerkingen en aantekeningen aangetroffen die niet van zijn hand zijn. Ook bleek in de praktijk geregeld dat bij het verstrekken van de dienstauto het aantal kilometers op de teller niet klopte met de kilometeradministratie van de dienstauto. Weliswaar was eiser de eindverantwoordelijke voor de ritadministratie maar het fysieke beheer van het wagenpark lag bij [naam bibliothecaris] en mevrouw [naam] was verantwoordelijk voor de administratie.
5.4.3.
De rechtbank overweegt dat door eiser niet is aangetoond dat de kopieën van de ter discussie staande ritopdrachten onjuistheden bevatten. Deze kopieën laten geen doorhalingen zien noch zijn hierop meerdere handschriften te herkennen. Ook heeft eiser de authenticiteit van zijn handschrift op de betreffende ritopdrachten niet ontkend. Eiser heeft de conclusie die de CvHO aan de hand van de kopieën van de ritopdrachten heeft getrokken overigens niet bestreden, staat vast dat eiser de rechtmatigheid van de in discussie zijnde ritten en/of de verreden kilometers niet kan aantonen. De rechtbank merkt bij dit laatste op dat niet de door eiser op de ritopdracht genoteerde kilometerstanden ter discussie staan maar het aantal verreden kilometers. Geoordeeld moet dan ook worden dat eiser in strijd met artikel 4, aanhef en onder c, van de Regeling Rijopdrachten Defensie de ritopdrachten niet volledig heeft ingevuld. Dat eiser thans niet meer weet waar hij destijds naar toe is gereden, maakt dit niet anders. Het formulier ritopdracht dient immers na elke dienstreis volledig te worden ingevuld.
Misbruik mobiele diensttelefoon
4.5.1.
Met betrekking tot eisers gebruik van de mobiele diensttelefoon stelt verweerder dat eiser zijn diensttelefoon voor privédoeleinden heeft gebruik en dat de mate waarin dat is gebeurd onvoldoende kan worden vastgesteld. Eiser heeft geruime tijd vóór de onderzoeksperioden (17 december 2008 tot en met 15 juni 2009 en 14 oktober 2009 tot en met 11 november 2009) zijn privé mobiele telefoonnummer naar zijn mobiele diensttelefoon laten omzetten. Privégebruik voor korte gesprekken met een dienst gebonden aanleiding is toegestaan maar uit de toepasselijke regelgeving blijkt niet dat eiser sowieso voor € 50,00 per maand met de diensttelefoon privé mag bellen. De richtlijnen laten onverlet dat achteraf navraag kan worden gedaan naar de gebelde nummers. Eiser heeft geen sluitende verklaring gegeven voor circa 150 van de 200 in de onderzoeksperiode gebelde nummers. Dit is volgens de CvHO opmerkelijk omdat hij sommige nummers (bovenmatig) veel heeft gebeld. Eiser heeft in strijd met artikel 70 van het Bard en met de van toepassing zijnde regelgeving gehandeld. Het misbruik wordt door verweerder aangemerkt als toe te rekenen plichtsverzuim.
4.5.2.
Eiser stelt dat hij de diensttelefoon niet heeft misbruikt. Hij stelt dat privé gebruik van de dienststelefoon tot een bedrag van € 50,-- was toegestaan. Er is slechts één grote overschrijding van het normbedrag geweest tijdens zijn vakantie op Curaçao maar deze gesprekken waren werk gerelateerd. Eiser heeft geen duidelijkheid kunnen verschaffen over bepaalde gebelde telefoonnummers gezien het tijdsverloop en omdat binnen defensie het verloop van personeel en wisselingen in functies aanzienlijk is.
4.5.3.
De rechtbank overweegt dat in artikel 27 van de Aanwijzing SG A/872 is bepaald dat slechts marginaal gebruik mag worden gemaakt van telefoonapparatuur voor privédoeleinden.
In artikel 3 van het voorschrift DMO is bepaald dat privégebruik van mobiele diensttelefoons is toegestaan voor korte gesprekken met een dienst gebonden aanleiding. Incidenteel kan de diensttelefoon voor een zo kort mogelijk urgent privégesprek gebruikt worden. Nu eiser zijn standpunt dat privégebruik van de diensttelefoon tot € 50,-- per maand was toegestaan niet heeft onderbouwd faalt dit verweer.
Ook voor het overige volgt de rechtbank eiser niet in zijn standpunt. De CvHO heeft bij de beoordeling de gevoerde gesprekken tijdens eisers vakantie op Curaçao buiten beschouwing gelaten. Uit het onderzoek van de CvHO komt naar voren dat in de onderzoeksperiode 1539 gesprekken zijn gevoerd. Hiervan hebben 439 gesprekken plaatsgevonden buiten de diensturen en van 1106 gesprekken is niet vast komen te staan of deze werk gerelateerd waren. Met de omzetting van zijn privé mobiele nummer naar zijn dienst mobiele nummer heeft eiser een situatie gecreëerd waarin de scheiding tussen privé- en dienstgesprekken is weggevallen. Dit komt voor zijn risico. Nu eiser voorts geen duidelijkheid heeft verschaft over het leeuwendeel van de gebelde nummers staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat eiser meer dan marginaal gebruik heeft gemaakt van de diensttelefoon voor privédoeleinden en daarmee artikel 27 van de Aanwijzing SG A/872 en artikel 3 van het voorschrift DMO heeft geschonden.
Invulling opgestelde dienstrooster
4.6.
Eiser heeft de schending van de door hem gegeven invulling van het opgestelde dienstrooster niet betwist. Hiermee staat vast dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 49 van het Inkomstenbesluit burgerlijke ambtenaren defensie.
Zakelijke integriteitschending
4.7.1.
Volgens verweerder heeft eiser in strijd gehandeld met de externe en interne regelgeving door vier beeldschermen voor privégebruik voor onbepaalde tijd in bruikleen te nemen en er vervolgens twee weg te gooien. Ook heeft eiser vier dozen nieuwe tapijttegels aan een collega meegegeven voor privégebruik. Volgens verweerder heeft eiser zich bij herhaling schuldig gemaakt aan zakelijke integriteitscheiding hetgeen hem valt aan te rekenen.
4.7.2.
Eiser voert aan dat hij de bevoegdheid had overtollige spullen in bruikleen te geven of weg te gooien. Er is sprake van twee in plaats van vier beeldschermen en deze twee heeft hij met toestemming op een pallet neergezet om te laten verschroten. Eiser heeft de vloerbedekking uit altruïsme aan een collega meegegeven omdat die anders zou worden weggegooid. Dat was niet handig maar hij heeft daarmee niet de grens van het toelaatbare overschreden.
4.7.3.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de bruikleen van de vier beeldschermen de Algemene Bruikleenvoorwaarden 1997 niet zijn gevolgd en de criteria die gelden voor bruikleen bij CAMS, genoemd in de Procedure met betrekking tot bruikleen automatiseringsmiddelen, onvoldoende zijn gevolgd. Gezien echter het feit dat eiser voor de bruikleen toestemming heeft gekregen van zijn leidinggevende [naam leidinggevende] en de bruikleen is geregistreerd in het Topdesk beheersysteem van CAMS valt eiser de schending van de relevante regels voor bruikleen niet aan te rekenen. De rechtbank betrekt hierbij dat binnen CAMS de toepasselijke regelgeving ten aanzien van de bruikleen niet strikt werd toegepast en er een cultuur heerste met afwijkende regels zoals mandatering met een handtekeningenregister.
4.7.4.
Eiser heeft zowel bij de CHHO als bij de CvHO verklaard dat hij de vier beeldschermen heeft weggegooid omdat het niet gebruikelijk was ze na gebruik weer in te leveren. Dat eiser deze vier beeldschermen op enig moment in bruikleen heeft genomen blijkt uit de uitdraai van Topdesk van 11 november 2009. Zelfs in het geval dat eiser twee beeldschermen heeft ingeleverd dan heeft hij er desondanks twee weggegooid hetgeen in strijd is met de Aanwijzing SG A/919 ‘Handboek Verwerving Defensie’. Met betrekking tot de tapijttegels oordeelt de rechtbank dat eiser niet over de bevoegdheid beschikte deze weg te geven hetgeen ook door eiser is erkend.
Sociale integriteitschending
4.8.1.
Met betrekking tot het met [naam bibliothecaris] op 22 oktober 2009 gevoerde functioneringsgesprek heeft de CvHO vastgesteld dat in het verslag van het gesprek in feite een verwijt is te lezen over het gehele functioneren van [naam bibliothecaris], dat als onvoldoende wordt aangemerkt. Het eerdere verslag over het functioneren van [naam bibliothecaris] in 2003 noch de, deels in bezwaar, overgelegde gedeeltelijke verslagen van de gehouden functioneringsgesprekken over 2004, 2005 en 2007 vermelden een onvoldoende functioneren van [naam bibliothecaris]. [naam bibliothecaris] werd naar het oordeel van de CvHO daarom in het gesprek op 22 oktober 2009 volledig verrast. Voorts is eiser in de afgelopen jaren in tien gevallen betrokken bij hoogoplopende conflicten met medewerkers van CAMS. Naast de gegeven verklaringen tijdens de hoorzittingen baseert de CvHO zich hierbij ook de talrijke documenten (e-mailberichten). In de onderzochte zaken maakt eiser zich schuldig aan gedragingen die vallen onder het criterium ongewenst gedrag van de Regeling klachtenprocedure ongewenst gedrag en melding vermoedens van misstanden (KOGVAM). Hij intimideert, schoffeert, kleineert en behandelt sommige mensen met weinig respect. Dit heeft onder meer tot gevolg dat de werkprestaties van personen die het treft worden aangetast en/of een intimiderende, vijandige of onaangename werkomgeving wordt gecreëerd. De CvHO concludeert dat eiser de sociale integriteit heeft geschonden. In aanvulling op het rapport van de CvHO stelt verweerder dat eiser de in artikel 90, eerste lid, van het Bard en artikel 5, eerste lid, van de Beleidsregel functioneringsgesprekken en beoordeling defensie heeft geschonden door niet ten minste één keer per jaar een functioneringsgesprek met [naam bibliothecaris] te houden. Verweerder concludeert dat eiser als leidinggevende van [naam bibliothecaris] verantwoordelijk is voor de inhoud, de toon en de verslaglegging van het gesprek. Het verslag kan qua toon en inhoud niet anders worden uitgelegd dan als een persoonlijke afrekening en is in geen enkel opzicht gericht om op een constructieve wijze tot een – kennelijk in eisers ogen noodzakelijk geachte – verbetering van het functioneren van [naam bibliothecaris] te komen. Volgens verweerder rechtvaardigt eisers schending van de sociale integriteit reeds de aan eiser opgelegde disciplinaire straf.
4.8.2.
Eiser voert aan dat het met [naam bibliothecaris] gevoerde functioneringsgesprek ten onrechte wordt aangemerkt als niet-integer handelen. Eiser was door de D-CAMS opgedragen het gesprek te voeren en de D-CAMS heeft de te bespreken punten aangedragen. Eiser heeft daarvan een verslag gemaakt en aan [naam bibliothecaris] voorgelezen. [naam bibliothecaris] heeft op het verslag geen aanmerkingen gemaakt maar in plaats daarvan een klacht ingediend. Als eiser het functioneringsgesprek niet goed heeft gehouden dan zou dat wellicht in het kader van het bespreken van zijn functioneren aan de orde moeten komen. Ook heeft de CvHO volgens eiser geen hoor- en wederhoor toegepast ten aanzien van de aantijgingen van verschillende personen. Er is geen sprake van hoogoplopende conflicten met meerdere collega’s.
4.8.3.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen grond te oordelen dat verweerder ten onrechte heeft gesteld dat hij de sociale integriteit heeft geschonden. Uit de stukken komt naar voren dat [naam bibliothecaris] in eerdere functioneringsgesprekken niet op zijn functioneren is aangesproken. Door de wijze waarop eiser het functioneringsgesprek op
22 oktober 2009 heeft gevoerd is hij ernstig te kort geschoten in zijn rol als leidinggevende. Het doel van een functioneringsgesprek is het tot stand brengen van een dialoog over het functioneren van de betreffende medewerker met als doel het functioneren zonodig te verbeteren. Uit het gespreksverslag blijkt dat eiser zeer duidelijk was in zijn kritiek op het functioneren van [naam bibliothecaris] maar daarin niet heeft getracht om een open dialoog te creëren waarin een basis voor een verbetertraject kon worden gelegd. Eiser heeft [naam bibliothecaris] hiermee op een onheuse manier bejegend wat uiteindelijk na het functioneringsgesprek tot verregaande conflicten heeft geleid. In dit kader passen naar het oordeel van de rechtbank ook alle tijdens de hoorzitting genoemde conflicten die hun oorsprong vinden in eisers bejegening van die medewerkers. Dat sprake is van conflicten blijkt ook uit verslag van het gesprek over eisers functioneren in 2009. De rechtbank is van oordeel dat dit niet alleen gezien kan worden in het licht van het wellicht niet goed functioneren van eiser zelf als leidinggevende. Door medewerkers op een intimiderende manier te bejegenen heeft eiser de normen van sociale integriteit geschonden. Ten slotte acht de rechtbank eiser niet in zijn processuele belangen geschaad doordat hij eerst in de bezwaarfase de hoorverslagen van de CvHO heeft ontvangen. Eiser is als beklaagde gehoord en heeft in bezwaar en beroep op de overige hoorverslagen kunnen reageren.
5.
De rechtbank oordeelt dat het totaal van eisers gedragingen terecht door verweerder als plichtsverzuim is gekwalificeerd en dat het plichtsverzuim eiser valt toe te rekenen. De rechtbank merkt daarbij op dat ter zitting ook door verweerder is aangegeven dat eiser niet de enige was die in zijn gedrag de normen van het toelaatbare heeft overschreden. Binnen dat dienstonderdeel zijn meerdere mensen disciplinair gestraft. Weliswaar heerste er bij CAMS een wijdverbreide cultuur om vrij met de regels om te gaan maar eiser had als leidinggevende hierin een eigen verantwoordelijkheid. De opgelegde straf van verplaatsing, zijnde een van de lichtste disciplinaire straffen, is dan ook evenredig aan het plichtsverzuim.
6.
Het beroep is ongegrond.
7.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. C.M. van Wechem, voorzitter, en
mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en mr. I.J.B. Corbey, leden, in aanwezigheid van
D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2014.
griffier voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
Afschrift verzonden aan partijen op: