ECLI:NL:RBNHO:2014:2032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 januari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
C15/210591 / HA RK 14-6
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 24 januari 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg. Het verzoek was gericht tegen de rechters mr. M. Daalmeijer, mr. S.M. Christiaan en mr. I.M. Nusselder, naar aanleiding van hun beslissing om getuigen niet te horen in de hoofdzaak. De verzoeker stelde dat de afwijzing van het getuigenverzoek de schijn van vooringenomenheid wekte, omdat de rechtbank vooruit zou lopen op de te nemen beslissingen in de hoofdzaak. De rechters hebben echter betoogd dat hun beslissing een procesbeslissing was, die noodzakelijk was voor de voortgang van de zaak. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters niet onpartijdig waren en dat de afwijzing van het verzoek om getuigen te horen geen grond voor wraking vormde. De wrakingskamer benadrukte dat de juistheid van de beslissing alleen in hoger beroep kan worden getoetst en dat de omstandigheden van de zaak geen zwaarwegende aanwijzingen voor vooringenomenheid opleverden. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking dan ook afgewezen en het proces in de hoofdzaak voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Locatie Haarlem
Wrakingskamer
zaaknummer: C15/210591 / HA RK 14-6
Beslissing van vrijdag 24 januari 2014
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],hierna: verzoeker,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres],
raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg, advocaat te Haarlem.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M. Daalmeijer,
mr. S.M. Christiaan en
mr. I.M. Nusselder,
hierna te noemen: de rechters.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft op vrijdag 24 januari 2014 ter zitting de wraking verzocht van de rechters in de bij deze rechtbank, Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf, locatie Haarlem, aanhangige zaak met als parketnummer 15/741375-12, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechters hebben niet in de wraking berust.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van vrijdag 24 januari 2014. Verzoeker, de rechters en de officier van justitie in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.A. Bloemberg. Voorts zijn verschenen de rechters en de officier van justitie in de hoofdzaak, mr. J.G. Hendriks.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat – het volgende aangevoerd. Gelet op de opeenstapeling van de gebeurtenissen in deze zaak is bij de verdediging de schijn van vooringenomenheid gerezen en is derhalve de vrees ontstaan dat de rechtbank niet langer onpartijdig is. Het onderzoek ter terechtzitting in de zaak is op 6 december 2013 aangevangen terwijl bekend was dat de toenmalige raadsman de zaak had neergelegd. Er is voor gekozen om op korte termijn de zaak opnieuw aan te brengen, slechts zes weken later, terwijl bekend was dat cliënt geen advocaat had. Het is geen alledaagse verdenking en dus ook geen alledaagse zaak. De nieuwe advocaat kon niet eerder dan zij gedaan heeft, verzoeken doen om getuigen te horen. Door de motivering van de afwijzing van de rechtbank van de getuigenverzoeken is de schijn van partijdigheid gewekt.
Voor wat betreft de artsen en apothekers, die verzoeker wilde doen horen, is de rechtbank expliciet vooruitgelopen op de te voeren verweren. Vooral op de verweren die zien op de misleiding en wetenschap en onbetrouwbaarheid van de verklaring van een van de getuigen.
Aldus is de rechtbank door het verzoek om de getuigen te horen af te wijzen, vooruitgelopen op de door de rechtbank te beantwoorden vragen van artikel 348 en 350 Sv Dit geeft blijk van vooringenomenheid en dat heeft bij de verdediging gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid gewekt.

3.De reactie van de rechters

De rechters hebben – desgevraagd - het volgende verklaard. De raadsvrouw van verzoeker heeft zich ter onderbouwing van de door haar gedane verzoeken om de artsen en apothekers te horen, waar het om de telastlegging van valselijk opgemaakte recepten ging, aangevoerd dat er in het kader van artikel 225 Sr sprake dient te zijn van een oogmerk van misleiding. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 september 2008 (LJN BC7960), waarnaar in het proces-verbaal van de zitting bij de afwijzing van de getuigenverzoeken is verwezen, geoordeeld dat het bij de toepassing van artikel 225 Sr voor het bewijs van het oogmerk van misleiding er niet op aankomt ‘dat er derden in het spel moeten zijn die niet van de valsheid op de hoogte zijn’, maar dat voldoende is dat “de bedoeling voorzat tot gebruik van het geschrift dat in het maatschappelijke verkeer misleidend is doordat het vals is”. Dat betekent dat niet relevant of doorslaggevend is dat de arts van wie het recept zou zijn gekomen of de apotheker aan wie het recept wordt overhandigd, misleid is. Met het al dan niet horen van de artsen en apothekers wordt daarom niet vooruitgelopen op de vraag of sprake is van het plegen van het in artikel 225 Sr strafbaar gestelde feit. Die vraag moet nog worden beantwoord. Daarnaast hebben de rechters er nogmaals op gewezen dat het noodzaakcriterium op het verzoek om alsnog getuigen te horen van toepassing was, terwijl zij dat criterium bij hun beslissing, zoals in het proces-verbaal is vermeld, ruim en dus in voor de verdachte zo veel mogelijk welwillende zin hebben toegepast.

4.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het volgende standpunt gesteld. Naar de opvatting van het Openbaar Ministerie geldt ook in onderhavig geval het noodzaakcriterium. Ten aanzien van de beslissing omtrent het als getuigen doen horen van de apothekers en artsen heeft de rechtbank toereikend gemotiveerd waarom zij dit verzoek heeft afgewezen nu het horen van deze getuigen niet van belang is voor een te nemen beslissing in het kader van de artikelen 348 en 350 Sv, zodat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid. Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
5.2
Naar aanleiding van het verhandelde ter zitting stelt de wrakingskamer vast dat het verzoek tot wraking van de rechters is gegrond op hun beslissing van 24 januari 2014 op het verzoek van de verdediging om getuigen te doen horen. De beslissing op een dergelijk verzoek is een procesbeslissing. Een dergelijke beslissing vormt, ook al is die negatief voor een partij, geen grond voor wraking omdat de rechters dergelijke beslissingen moeten (kunnen) nemen voor de voortgang van de zaak. De juistheid van een dergelijke beslissing kan niet in het kader van een verzoek om wraking, maar alleen in hoger beroep worden getoetst. Dat is slechts anders als uit de beslissing of de omstandigheden waaronder die beslissing is genomen, blijkt dat die beslissing is ingegeven door vooringenomenheid, bijvoorbeeld omdat daarmee vooruitgelopen wordt op nog te nemen definitieve oordelen in de zaak. In casu hebben de rechters het door de verdediging van verzoeker gedane verzoek met toepassing van het noodzaakcriterium afgewezen. Dat het noodzaakcriterium van toepassing is, is niet in geschil. De verdediging heeft wel gesteld dat de rechters met de afwijzing van het verzoek om de apothekers en artsen te doen horen is vooruitgelopen op de beantwoording van de formele en materiële vragen uit de artikelen 348 en 350 Sv, maar dit is naar het oordeel van de wrakingskamer niet het geval. De rechters hebben met toepassing van het noodzaakcriterium onderzocht of het verzoek kon worden ingewilligd en hebben in hun beslissing enkel aangegeven dat het horen van de apothekers en artsen niet van belang is voor een te nemen beslissing in het kader van artikel 348 en 350 Sv en hebben daarbij gewezen op een arrest van de Hoge Raad van 16 september 2008 (LJN BC 7960). Door aldus te oordelen, zijn de rechters in het kader van de procesbeslissing op het verzoek de getuigen te horen, niet inhoudelijk vooruitgelopen op een van de nog te nemen (eind)oordelen als bedoeld in de artikelen 348 en 350 Sv. Dat de huidige raadsvrouw het getuigenverzoek door de samenloop van omstandigheden eerst heeft kunnen doen binnen de tiendagentermijn van artikel 263 Sv en van de kant van de verdediging niet eerder om nadere onderzoekshandelingen is verzocht maakt dit oordeel niet anders, omdat die omstandigheden aan de verdachte moeten worden toegerekend en in elk geval niet aan de rechters omdat zij de hoofdzaak, zo is niet in geschil, eerst met ingang van de zitting van 24 januari 2014 behandelen.
5.3
De feiten en omstandigheden die door of namens verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren zijn gebracht, leveren derhalve geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

6.Beslissing

De rechtbank
6.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechters af;
6.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechters en de officier van justitie in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
6.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en deelt verzoeker, zijn raadsvrouw en de officier van justitie mee dat het onderzoek ter terechtzitting in de zaak hedenmiddag 24 januari 2014 aanstonds zal worden voortgezet en zegt verzoeker en zijn raadsvrouw aan bij die voortzetting aanwezig te zijn.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.H.M. Bruin, voorzitter, mr. A. van Dongen en mr. C.A.M. van der Heijden, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier, en in het openbaar uitgesproken op vrijdag 24 januari 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.