5.Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Wet WOZ wordt de waarde van een onroerende zaak bepaald op de waarde die aan de zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
Op grond van artikel 4, eerste lid, onder b, van de Uitvoeringsregeling instructie waardebepaling Wet waardering onroerende zaken wordt de waarde, bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de wet, voor niet-woningen onder meer bepaald door middel van een methode van systematische vergelijking met onroerende zaken waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
6.1.Verweerder heeft de waarde onderbouwd met een door een taxateur opgesteld rapport. Dat aan dit rapport geen betekenis kan worden toegekend omdat de taxateur onvoldoende objectief zou zijn, ziet de rechtbank niet. Door eiser zijn onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden aangedragen op grond waarvan tot dit oordeel zou kunnen worden gekomen. Verweerder kon dit rapport dan ook gebruiken ter onderbouwing van de waarde.
6.2De taxateur van verweerder gaat er van uit dat eisers perceel na een mogelijke bestemmingsplanwijziging de bestemming ‘wonen’ zal hebben. Eiser heeft dit uitgangspunt niet weersproken en de rechtbank gaat hiervan dan ook uit. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerders taxateur in het taxatierapport in zijn algemeenheid een juist rekenmodel heeft toegepast ter bepaling van de WOZ-waarde van eisers perceel. In dit rekenmodel is onder meer tot uitdrukking gebracht de waarde van de grond door middel van een grondstaffel. Verder is rekening gehouden met de door de eigenaren in geval van woningbouw te betalen gemeentelijke kosten en de kosten van het bouwrijp maken van de grond. Verder is een onzekerheidspercentage gehanteerd gezien de mogelijkheid dat het bestemmingsplan niet wordt gewijzigd en woningbouw dus niet mogelijk zal worden.
6.3.De rechtbank constateert dat de in het taxatierapport gehanteerde grondstaffel is afgeleid van verkoopprijzen van rond de waardepeildatum verkochte percelen met de bestemming ‘wonen’. De rechtbank acht dit in onderhavige zaak niet onjuist. Verder is de rechtbank van oordeel dat de gehanteerde percelen voldoende vergelijkbaar zijn met eisers perceel na bestemmingswijzing en ook eiser heeft dit niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder de verkoopprijzen van deze vergelijkingsobjecten dan ook als uitgangspunt gebruiken voor de berekening van de WOZ-waarde van eisers perceel. Voorts heeft de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de door verweerder gehanteerde grondprijzen te twijfelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee heeft laten zien dat hij voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in grootte tussen eisers perceel en de vergelijkingsobjecten. De voor eisers als uitgangspunt genomen waarde na bestemmingswijzing per waardepeildatum acht de rechtbank dan ook reëel.
6.4.Ten aanzien van de aftrek van de bijdrage in de met de planrealisatie gemoeide gemeentelijke kosten van in totaal € 2.837.809 inclusief BTW is de taxateur uit gegaan van een deelname van 50% van de eigenaren, zijnde 40 percelen. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat er 80 percelen zijn die aan het plan kunnen meedoen en dat er ten minste 40 eigenaren zijn die interesse hebben in deelname. In dit verband heeft eiser ter zitting naar voren gebracht dat 40 perceeleigenaren indertijd een gezamenlijk verzoek om bestemmingsplanwijziging bij verweerder hebben ingediend maar dat het merendeel van deze eigenaren inmiddels geen interesse meer hebben. De rechtbank is van oordeel dat het, mede gelet op het aantal eigenaren dat indertijd geïnteresseerd was, niet onaannemelijk is dat als aan de voorwaarden van de gemeente zal worden voldaan en ter plaatse woningbouw kan worden gerealiseerd, het niet onaannemelijk is dat dan op tenminste 40 van de percelen op termijn woningen zullen worden gebouwd. Gelet hierop acht de rechtbank het niet onredelijk dat verweerder bij dit aantal aansluiting heeft gezocht ter bepaling van het aan eisers perceel toe te rekenen deel van de gemeentelijke kosten en een aftrek van € 70.940 heeft toegepast.
6.5.De in het taxatierapport genoemde kosten voor het bouwrijp maken van € 25 per m² heeft eiser niet betwist. Ook de rechtbank heeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van dit bedrag. Dit betekent dat € 19.500 (780 m² x € 25 per m²) van de grondwaarde moet worden afgetrokken, hetgeen verweerder heeft gedaan.
6.6.Wat betreft het door verweerder gehanteerde onzekerheidspercentage heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting aangegeven dat verweerder uit de uitspraak van 19 januari 2012 heeft afgeleid dat een onzekerheidspercentage van 50 niet onredelijk is. Verder heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat ten aanzien van onderhavig belastingjaar is uitgegaan van een onzekerheidspercentage van 35 omdat de kans op een bestemmingsplanwijziging en het realiseren van woningbouw is vergroot door de vaststelling van de Gebiedsvisie door de raad van de gemeente Langedijk op 22 november 2011.
6.7.De rechtbank is van oordeel dat de kans op het realiseren van woningbouw in het gebied waarin het perceel gelegen is sinds het doen van de uitspraak van 19 januari 2012 veeleer is afgenomen dan toegenomen. De rechtbank betrekt hierbij dat door de gemeenteraad aan de medewerking om woningbouw mogelijk te maken de voorwaarde is gesteld dat de perceeleigenaren, althans een deel van hen, alle gemeentelijke kosten met betrekking tot het gehele plangebied (voor)financieren en dat deze kosten inmiddels zijn begroot op een bedrag van € 2.837.809. Tevens is door de gemeenteraad de voorwaarde gesteld dat de deelnemende perceeleigenaren zich verenigen in één contractspartij. Niet is gebleken dat er perceeleigenaren of derden zijn die deze kosten willen dan wel kunnen voorfinancieren. Dat er sprake is van een aanzet om te komen tot het oprichten van de door de gemeenteraad als voorwaarde gestelde contractspartij is ook niet gebleken. Gelet daarop en mede gelet op het economisch klimaat ten tijde hier in geding ziet de rechtbank geen grond voor de aanname dat binnen afzienbare termijn voldaan zal worden aan de door de gemeenteraad gestelde voorwaarden. Dat de gemeenteraad door het vaststellen van de Gebiedsvisie haar bereidheid om medewerking heeft bevestigd, doet daaraan niet af. Het door verweerder gehanteerde onzekerheidspercentage van 35% kan de rechtbank daarom niet volgen. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder niet middels het bij het verweerschrift overgelegde taxatierapport aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld. De rechtbank concludeert dan ook dat het beroep gegrond is en de bestreden uitspraak moet worden vernietigd.
7.1.De vraag is vervolgens of de waarde die eiser voorstaat voor zijn perceel een juiste waarde is. Eiser staat een waarde van zijn perceel voor van € 12.870 (te weten 780 m² x 16,50 per m²). De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om deze waarde juist te achten, nu de kans dat het bestemmingsplan wijzigt ten tijde hier in geding niet verwaarloosbaar klein was. De mogelijke wijziging is naar het oordeel van de rechtbank dan ook van invloed op de waarde van het perceel. De door eiser voorgestane waarde – eiser is uitgegaan van de agrarische grondwaarde – houdt daarmee geen rekening.
7.2.Ten aanzien van het door eiser gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel overweegt de rechtbank als volgt. De gemachtigde van verweerder heeft ter zitting verklaard dat de percelen waarbij de verwachtingswaarde niet in de berekening van de WOZ-waarde is betrokken, anders dan eisers perceel, geen lege kavels betreffen. Op elk van deze percelen staat een woning. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen en is dan ook van oordeel dat er geen sprake is van gelijke gevallen. Dit betekent dat het gelijkheidsbeginsel niet is geschonden. Daarbij heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting op afdoende wijze inzichtelijk gemaakt dat het betrekken van de verwachtingswaarde bij de berekening van de WOZ-waarde van deze percelen niet leidt tot een hogere WOZ-waarde.
De verwijzing van eiser naar de WOZ-waarde van het perceel [adres 1] brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Weliswaar hanteert verweerder voor eisers perceel een grondprijs van € 100 per m² en voor het door het perceel [adres 1] een grondprijs
van € 30 per m², maar het perceel [adres 1] is 2760 m² groter dan eisers perceel. De rechtbank overweegt dat er in de regel geen rechtevenredig verband bestaat tussen de waarde van een perceel en de oppervlakte van een perceel. Juist bij een toename van de oppervlakte van een perceel daalt de gemiddelde prijs per vierkante meter (de wet van de afnemende meeropbrengst). Hetgeen eiser in dit verband heeft gesteld maakt dus niet dat moet worden uitgegaan van de door hem voorgestane waarde.
8.1.Om te komen tot een definitieve beslissing over het geschil tussen partijen zal de rechtbank gebruik maken van de in artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde bevoegdheid om zelf in de zaak te voorzien.
8.2.Zoals onder 6.7. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de kans op een bestemmingsplanwijziging en het realiseren van woningbouw sinds het doen van de uitspraak van 19 januari 2012 is afgenomen. De rechtbank ziet aanleiding het onzekerheidspercentage schattenderwijs te stellen op 75. Dit brengt de rechtbank tot de navolgende berekening:
m²
m²-prijs
Perceel
780
Grond
1e staffel
500
€ 486
€ 243.000
2e staffel
280
€ 200
€ 68.040
Gemeentelijke kosten
- € 65
- € 70.940
Bouwrijp maken
780
- € 25
- € 19.500
Subtotaal
€ 220.600
Onzekerheid doorgaan plannen 75%
- € 165.450
Subtotaal
€ 55.150
Rentekosten voor 5 jaar à 5%
- € 13.788
Totaal
€ 41.362