ECLI:NL:RBNHO:2014:1826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
15/700279-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak doodslag en partiële vrijspraak dood door schuld met bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van doodslag en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 juli 2013 in IJmuiden, tijdens een incident met een doorgeladen vuurwapen, het slachtoffer dodelijk heeft verwond. De verdachte had het vuurwapen aan het slachtoffer willen tonen, maar het wapen ging per ongeluk af, wat leidde tot de fatale schotwond. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de forensische onderzoeksresultaten in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet of roekeloosheid van de verdachte, waardoor hij werd vrijgesproken van doodslag. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan dood door schuld, omdat zijn onvoorzichtige handelen heeft geleid tot de dood van het slachtoffer. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte een vuurwapen van categorie III en bijbehorende munitie voorhanden had, wat in strijd is met de wet. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden meegewogen in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700279-13
Uitspraakdatum: 5 maart 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 februari 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haarlem te Haarlem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Hulsel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Baatenburg de Jong, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
feit 1 primair:
hij op of omstreeks 07 juli 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen in elk geval in Nederland opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, met een vuurwapen een of meermalen op (het lichaam van) die [slachtoffer] geschoten, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
feit 1 subsidiair:
hij op of omstreeks 07 juli 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
zulks terwijl hij zich samen met [slachtoffer] bevond in de woonkamer van zijn
-verdachtes- woning
- een (doorgeladen) pistool, in elk geval een (doorgeladen) vuurwapen, heeft gepakt en/of
- het magazijn/de patroonhouder voorzien van 6, althans een of meer, kogels (deels) uit dat pistool/vuurwapen heeft getrokken of verwijderd en/of
- dit pistool/vuurwapen heeft doorgeladen en/of de trekker heeft overgehaald en/of
- het magazijn/de patroonhouder voorzien van 6, althans een of meer, kogels in het pistool/vuurwapen heeft gedaan en/of
- dit pistool/vuurwapen heeft gericht en/of gehouden in de richting van die [slachtoffer] en/of
- ( opnieuw) de trekker van dit pistool/vuurwapen heeft overgehaald
althans
- een (doorgeladen) pistool, in elk geval een (doorgeladen) vuurwapen, heeft gepakt en/of
- het magazijn/de patroonhouder voorzien van 6, althans een of meer, kogels (deels) uit dat pistool/vuurwapen heeft getrokken of verwijderd en/of
- dit pistool/vuurwapen heeft doorgeladen en/of de trekker heeft overgehaald en/of
- het magazijn/de patroonhouder voorzien van 6, althans een of meer, kogels in het pistool/vuurwapen heeft gedaan en/of
- ( vervolgens) het pistool/vuurwapen heeft laten afgaan, terwijl hij dit pistool/vuurwapen gericht hield op en/of gehouden heeft in de richting van die [slachtoffer]
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] (een) schotwond/schotletsel in het bovenlichaam, heeft bekomen, waardoor fors bloedverlies en/of inklemming van de hersenen is opgetreden, met als gevolg dat deze [slachtoffer] is overleden;
feit 2:
hij op of omstreeks 07 juli 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, in elk geval in Nederland een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (merk: Ekol Volga, Cal. 9mm), en/of munitie van categorie III, te weten 25 althans een of meerdere patro(o)n(en) (voorzien van stempel: OZK 9mm PA), voorhanden heeft gehad.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, te weten de doodslag, waarbij sprake is van voorwaardelijk opzet, en het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie.
3.2. Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair
Met de raadsvrouw van verdachte maar anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Op basis van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de feitelijke gang van zaken, zakelijk weergegeven, als volgt is geweest. Het slachtoffer, [slachtoffer] en zijn partner, [betrokkene] zijn, na telefonisch contact, op 7 juli 2013 om ongeveer 19.00 uur bij verdachte in diens woning aan het [adres] in IJmuiden binnengekomen. Verdachte heeft vervolgens twee flessen drank gekocht van [betrokkene] en het slachtoffer. Verdachte, het slachtoffer en [betrokkene] hebben vervolgens, zittend op de bank, iets gedronken. Verdachte heeft aan hen gezegd dat hij een pistool in een doos te koop had. Het pistool is op dat moment niet getoond. [betrokkene] heeft de woning om ongeveer 19.30 uur verlaten om eten te koken voor haar dochter. Toen [betrokkene] vertrok, was de sfeer goed. Het slachtoffer bleef samen met verdachte in de woning achter. Verdachte heeft op enig moment het pistool tevoorschijn gehaald. Vervolgens is het slachtoffer dodelijk getroffen door een kogel, afkomstig uit dit vuurwapen. Er zijn in de woning geen sporen van een worsteling waargenomen. Uit onderzoek van lichaamsmateriaal van verdachte blijkt dat verdachte alcohol had gedronken en dat geconcludeerd kan worden dat zijn bewustzijn/gedrag ten tijde van het schietincident hierdoor is beïnvloed. Onderzoek van het vuurwapen wijst uit dat dit vuurwapen goed functioneerde.
Verdachte heeft verklaard dat hij het pistool, dat was opgeborgen in een daartoe bestemd kistje, op verzoek van het slachtoffer pakte om dit aan het slachtoffer te tonen. Daarbij zaten verdachte en het slachtoffer op de hoekbank schuin tegenover elkaar. Bij het tonen van het pistool, is het wapen afgegaan, aldus verdachte. Uit het strafdossier blijkt dat de verklaring van verdachte niet wordt weersproken door de forensische onderzoeksbevindingen. Nu er geen aanwijzingen zijn voor een ander scenario, de verklaring van verdachte niet onaannemelijk voorkomt gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken en niet wordt weersproken door de forensische onderzoeksbevindingen, gaat de rechtbank uit van de verklaring van verdachte dat hij het pistool aan het slachtoffer heeft willen tonen.
De rechtbank acht niet bewezen dat het opzet van de verdachte erop was gericht om het slachtoffer van het leven te beroven. Ook van opzet in voorwaardelijke vorm is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De rechtbank overweegt daartoe, dat het onderhavige strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende aanknopingspunten bieden voor de aanname dat verdachte zich ervan bewust was dat het vuurwapen was doorgeladen op het moment dat hij het vuurwapen aan het slachtoffer toonde. Ook kan niet vastgesteld worden dat verdachte bewust de trekker van het pistool heeft overgehaald.
Allereerst stelt de rechtbank op basis van de stukken uit het dossier vast dat verdachte direct na het voorval op 7 juli 2013 naar het alarmnummer 112 heeft gebeld. Uit het proces-verbaal melding meldkamer ambulance van 16 juli 2013 blijkt dat verdachte tegen de centralist van de meldkamer zegt dat hij niet wist dat het vuurwapen doorgeladen was en dat het vuurwapen per ongeluk is afgegaan. Uit deze 112 melding van verdachte maakt de rechtbank tevens op dat verdachte volstrekt in paniek was en aan de centralist van de meldkamer bleef vragen of er direct een ambulance kon komen, terwijl hij tegelijkertijd contact probeerde te houden met het slachtoffer. Voorts blijkt uit de processen-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1], [verbalisant 2] en [verbalisant 3] van 8 juli 2013 dat verdachte direct na zijn aanhouding tijdens het transport naar het politiebureau in het dienstvoertuig tegen voornoemde verbalisanten zegt: “Het was een ongeluk ik wist niet dat het geladen was.” en “Het is allemaal per ongeluk gegaan. Ik wist niet dat het vuurwapen geladen was. Dat wist ik echt niet.” Tijdens het eerste verhoor bij de politie op 8 juli 2013 heeft verdachte voorts verklaard dat hij niet bewust aan de trekker heeft gezeten en dat het wapen bij het tonen plotseling afging. Ook tijdens het verhoor van verdachte op 10 juli 2013 alsmede ten overstaan van de rechter-commissaris op 11 juli 2013 heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat het vuurwapen (door)geladen was. Ter terechtzitting is verdachte bij deze verklaring gebleven en heeft hij andermaal herhaald dat hij de trekker niet bewust heeft overgehaald.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen stelt de rechtbank vast dat verdachte zowel voor zijn eerste verhoor van 8 juli 2013 als ook na dit verhoor, alsmede ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij niet wist dat het vuurwapen doorgeladen was en dat verdachte bij die verklaring is gebleven. Weliswaar heeft verdachte tijdens zijn verhoor op 8 juli 2013 verklaard dat hij ‘wel wist dat het wapen geladen was’ en heeft hij tijdens zijn verhoor op 10 juli 2013 verklaard dat hij ‘het wapen heeft laten zien en het wapen heeft doorgeladen’. Echter, tijdens hetzelfde verhoor op 10 juli 2013 heeft verdachte tevens verklaard dat hij er op het moment van doorladen niet bij stilgestaan heeft dat het wapen nog geladen was dan wel dat er patronen in het magazijn zaten. Gelet daarop en gelet op het feit dat verdachte vanaf het begin en diverse keren daarna heeft verklaard dat hij zich juist niet bewust is geweest van het doorgeladen zijn van het pistool op het moment dat hij dit op korte afstand van het slachtoffer hield, is de rechtbank van oordeel dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat verdachte op dat moment wist dat het pistool was doorgeladen. Uit de verklaring van de forensisch wapendeskundige ing. R. Hermsen ter terechtzitting is gebleken dat het doorgeladen wapen met de hamer naar achteren ook in die vorm in het bijbehorende wapenkistje paste. Verdachte heeft verklaard dat hij het vuurwapen in het verleden wel eens te voorschijn haalde en het voorwapen doorlaadde. Het is niet uitgesloten dat op een van die momenten het vuurwapen in doorgeladen stand in het wapenkistje terecht is gekomen en dat verdachte zich daarvan niet bewust is geweest op het moment dat hij het vuurwapen tevoorschijn haalde om het aan het slachtoffer te tonen.
Met betrekking tot het al dan niet bewust overhalen van de trekker overweegt de rechtbank dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat de veiligheidspal naar boven diende te staan om het vuurwapen op ‘veilig’ te zetten, terwijl door de forensisch wapendeskundige ing. R. Hermsen ter zitting is verklaard dat de veiligheidspal naar beneden dient te staan. Daarnaast is het de rechtbank uit het verhandelde ter terechtzitting met betrekking tot het onderzoek naar het vuurwapen verricht door de forensisch wapendeskundige ing. Hermsen en diens toelichting daarop ter zitting, uit eigen waarneming gebleken dat de feitelijke kracht die op de trekker dient te worden uitgeoefend niet dusdanig is dat het onbewust overhalen van de trekker uitgesloten is. Gelet op de veronderstelling van verdachte omtrent de bediening van de veiligheidspal en de vereiste kracht die op de trekker dient te worden uitgeoefend, valt naar het oordeel van de rechtbank eveneens niet uit te sluiten dat verdachte onbewust de trekker heeft overgehaald. Dat geldt temeer nu uit de stukken van het dossier niet kan worden afgeleid dat er sprake was van gedrag dat het risico op het overhalen van de trekker in zich draagt. Het vuurwapen is volgens verdachte afgegaan toen hij hem plat in de handpalm met zijn duim over het handvat aan het slachtoffer toonde. Voorts ontbreekt er een concreet motief.
Gelet op het hiervoor overwogene is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte, op het moment dat hij het vuurwapen aan het slachtoffer toonde, zich ervan bewust was dat het doorgeladen was en dat ook niet is vast komen te staan dat verdachte bewust de trekker heeft overgehaald. Dit betekent dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer dodelijk getroffen zou worden door een kogel uit het pistool. Dat verdachte in een toestand waarin hij dusdanig onder invloed van alcohol verkeerde dat zijn bewustzijn/gedrag hierdoor is beïnvloed, een pistool met de loop in de richting van het slachtoffer heeft gehouden zonder eerst te controleren of het wapen zich in een veilige toestand bevond, is onvoldoende om te concluderen dat verdachte daardoor willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer dodelijk zou worden getroffen door een kogel uit dat wapen, nu daarvoor is vereist dat bij verdachte bewuste wetenschap van die aanmerkelijke kans bestond. Aldus kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
3.3. Partiele vrijspraak ten aanzien van feit 1 subsidiair
Met de raadsvrouw van verdachte is de rechtbank van oordeel dat het bestanddeel ‘roekeloosheid’ zoals dat aan verdachte onder 1 subsidiair is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat bewezen verklaard kan worden dat verdachte het vuurwapen heeft gepakt en het pistool heeft laten afgaan terwijl hij dit in de richting heeft gehouden van [slachtoffer]. De overige aan verdachte ten laste gelegde handelingen kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet op basis van een enkele verklaring van verdachte bewezen worden verklaard. Voor de bewezenverklaring van het bestanddeel roekeloosheid zal de rechtbank zodanige feitelijkheden moeten kunnen bewezen verklaren dat daaruit is af te leiden dat door de buitengewoon onvoorzichtige gedraging van de verdachte een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. De genoemde gedragingen van verdachte, bestaande uit het pakken van een vuurwapen en het houden van het wapen in de richting van het slachtoffer waarna dit vuurwapen is afgegaan, kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet leiden tot de conclusie dat verdachte roekeloos heeft gehandeld. Omstandigheden die daarbij een rol zouden kunnen spelen, te weten dat verdachte een forse hoeveelheid alcohol zou hebben gedronken, dat verdachte zich er onvoldoende van heeft vergewist of de veiligheidspal van het vuurwapen op veilig stond, dat verdachte niet in het bezit was van een vuurwapenvergunning en dat hij niet getraind was in het gebruik van een vuurwapen, zoals door de officier van justitie gesteld, zijn niet aan verdachte ten laste gelegd. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een beoordeling en weging van die omstandigheden. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich roekeloos heeft gedragen. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen wel kunnen worden bestempeld als zeer onvoorzichtig en/of onoplettend.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal uitwerking 112 melding meldkamer ambulance d.d. 16 juli 2013 (dossierpagina 19-23);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 1]) d.d. 8 juli 2013 (dossierpagina 24-25);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 2]) d.d. 8 juli 2013 (dossierpagina 26-28);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 3]) d.d. 8 juli 2013 (dossierpagina 31-32);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 4]) d.d. 8 juli 2013 (dossierpagina 46);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 5]) d.d. 8 juli 2013 (dossierpagina 53-54);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen (identiteit slachtoffer) d.d. 17 juli 2013 (dossierpagina 350);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek kleding d.d. 17 juli 2013 (dossierpagina 356-371);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte aanvullend proces-verbaal Interpretatie forensische onderzoeksresultaten “TGO 12Plei” d.d. 3 december 2013 (los opgenomen);
- een schriftelijk bescheid, te weten het deskundigenrapport Pathologie onderzoek van het NFI te Den Haag d.d. 18 juli 2013, NFI zaaknummer 2013.07.08.283, opgesteld door P.M.I van Driessche, arts en patholoog (dossierpagina 414-428);
- een schriftelijk bescheid, te weten het deskundigenrapport Wapen- en munitie onderzoek van het NFI te Den Haag d.d. 23 oktober 2013, NFI zaaknummer 2013.07.08.283, opgesteld door ing. R. Hermsen (dossierpagina 470-483);
- een schriftelijk bescheid, te weten het deskundigenrapport Schotrestenonderzoek van het NFI te Den Haag d.d. 25 oktober 2013, NFI zaaknummer 2013.07.08.283, opgesteld door ing. S.B.C.G. Chang (dossierpagina 484-501);
- een schriftelijk bescheid, te weten het deskundigenrapport Aanvullend onderzoek en beantwoording aanvullende vragen van het NFI te Den Haag d.d. 10 februari 2014, NFI zaaknummer 2013.07.08.283, opgesteld door ing. R. Hermsen (los opgenomen);
- de verklaring van deskundige ing. R. Hermsen, als forensisch wapendeskundige verbonden aan het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag, ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 4 augustus 2013 (dossierpagina 262-281);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal onderzoek wapen d.d. 26 juli 2013 (dossierpagina 284-289);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 augustus 2013 (dossierpagina 817).
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
feit 1 subsidiair:
hij op 7 juli 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend, zulks terwijl hij zich samen met [slachtoffer] bevond in de woonkamer van zijn – verdachtes – woning een (doorgeladen) pistool heeft gepakt en vervolgens het pistool heeft laten afgaan, terwijl hij dit pistool heeft gehouden in de richting van die [slachtoffer], waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat [slachtoffer] een schotwond in het bovenlichaam, heeft bekomen, waardoor fors bloedverlies en inklemming van de hersenen is opgetreden, met als gevolg dat deze [slachtoffer] is overleden;
feit 2:
hij op 7 juli 2013 te IJmuiden, gemeente Velsen, een wapen van categorie III, te weten een pistool (merk: Ekol Volga, Cal. 9mm), en munitie van categorie III, te weten 25 patronen (voorzien van stempel: OZK 9mm PA), voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van doodslag zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat nu naar het oordeel van de verdediging slechts bewezen kan worden verklaard de dood door schuld wegens aanmerkelijke onvoorzichtigheid en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, verdachte aan hem een vrijheidsbenemende straf in de vorm van een gevangenisstraf dient te worden opgelegd die gelijk is aan de duur die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Door de schuld van verdachte is het slachtoffer overleden. Verdachte wilde een naar achteraf gebleken doorgeladen vuurwapen aan het slachtoffer tonen, waarbij het vuurwapen af is gegaan. Het slachtoffer is overleden als gevolg van een dodelijk schotwond in de borstkas. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt een ernstig strafbaar feit, maar bovenal aan het toebrengen van onherstelbaar leed aan de nabestaanden van het slachtoffer. Dit is de rechtbank gebleken uit de ter terechtzitting door de partner van het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring en uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de zoon en dochter van voornoemde partner van het slachtoffer. De partner van het slachtoffer, haar kinderen en de andere nabestaanden zijn een dierbare verloren en zullen moeten leven met het besef dat zij, door het handelen van verdachte, zonder hem verder moeten leven. De rechtbank beseft ter dege dat geen enkele door haar op te leggen straf recht zal doen aan het gemis dat de nabestaanden hun leven lang als gevolg van het overlijden van het slachtoffer nog zullen ervaren.
Voorts heeft verdachte een vuurwapen en bijbehorende munitie voorhanden gehad. Onder meer vanwege de onwenselijke, levensgevaarlijke gevolgen zoals zich in het onderhavige geval hebben geopenbaard, geldt een verbod op het voorhanden hebben van een vuurwapen. Verdachte heeft dat verbod genegeerd, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden.
Ten aanzien van strafbare feiten van een dergelijke aard en ernst als de onderhavige acht de rechtbank dan ook louter de oplegging van een vrijheidsbenemende straf passend en geboden.
Ten voordele van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte er ter zitting blijk van heeft gegeven de aan zijn schuld te wijten dood van het slachtoffer en de gevolgen daarvan voor diens nabestaanden zeer te betreuren. Ook verdachte zal met deze door hem ongewilde gebeurtenissen en de gevolgen daarvan moeten leven.
De rechtbank is derhalve gelet op de aard en de ernst van het strafbare feit, de inhoud van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel, dat noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aanleiding is om af te wijken van de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
307 van het Wetboek van Strafrecht en
26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
8. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 subsidiair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat de onder 3.5. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.C. van den Bos, voorzitter,
mr. S.M. Christiaan en mr. M. Malsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.V. Ramdharie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 5 maart 2014.
Mr. M. Malsch is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.