ECLI:NL:RBNHO:2014:1811

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
5 maart 2014
Zaaknummer
AWB-13_1837
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Indeling van een kunstleren aktetas onder douanewetgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 19 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane over de indeling van een kunstleren aktetas onder de douanewetgeving. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.T.M. Jansen, had beroep ingesteld tegen de bindende tariefinlichting (bti) die door verweerder was afgegeven, waarin het product was ingedeeld onder GN-code 4202 12 11. Eiseres betoogde dat de aktetas onder TARIC-code 4202 11 10 90 moest worden ingedeeld, omdat de kunststoflaag aan de buitenzijde niet met het blote oog waarneembaar was. De rechtbank heeft de zaak op 16 januari 2014 ter zitting behandeld, waarbij de rechtbank de aktetas heeft bekeken en onderzocht.

De rechtbank oordeelde dat de buitenzijde van de aktetas, zoals deze met het oog waarneembaar is, van kunstleer is en dat de kunststoflaag aan de buitenzijde niet met het blote oog waarneembaar is. Dit oordeel was gebaseerd op de relevante douanewetgeving en de interpretatie daarvan. De rechtbank concludeerde dat de indeling van het product onder TARIC-code 4202 11 10 90 diende te geschieden, in plaats van de door verweerder toegepaste GN-code 4202 12 11. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de bti, en droeg verweerder op een nieuwe bti af te geven in overeenstemming met deze uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.460, en gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Amsterdam.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/1837
Uitspraakdatum: 19 februari 2014
Uitspraak in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
gemachtigde: mr. A.T.M. Jansen,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor [Q], verweerder.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Op 24 augustus 2012 heeft verweerder de bindende tariefinlichting (hierna: bti) met referentienummer NL RTD-[#] afgegeven met de GN-code 4202 12 11.
1.2.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 februari 2013 de bti gehandhaafd.
1.3.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.4. Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2014. Namens eiseres is daar verschenen de gemachtigde, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen mr. M.E. Padt.

2.Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.
[B] B.V. heeft op 16 mei 2012 ten behoeve van eiseres een bti aangevraagd voor een product dat als volgt is omschreven:
“[C]
met diverse opbergvakken en verstelbare draagband.”
2.2.
De onder 1.1 genoemde bti houdt onder meer in:
“7 Omschrijving van het goed
Een aktetas met onder meer de volgende kenmerken:
- een buitenzijde van kunststof in vellen, zonder celstructuur;
- met aan de binnenzijde 3 opbergvakken;
- afsluitbaar door middel van een metalen sluiting met een slotje;
- voorzien van een handvat en een verstelbare draagriem;
- afmetingen van ongeveer 40 x 30 cm.
Op grond van aanvullende aantekening 1, letter a, op hoofdstuk 42 wordt de tas ingedeeld naar de met het blote oog zichtbare buitenzijde van kunststof in vellen.
8 Handelsbenaming en aanvullende gegevens
[C]
.
9 Motivering voor de indeling van het goed
De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur, aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 42 en de tekst van de GN-codes 4202, 4202 12 en 4202 12 11.
Laboratorium geraadpleegd d.d. 02 augustus 2012, aangevraagd onder kenmerk A944.2.0290, bekend onder laboratoriumnummer 7588 T 12.”
2.3.
In een brief met kenmerk [#], laboratoriumnummer [#] van dr.[D] van het Douane Laboratorium, van 2 augustus 2012 is, voor zover van belang, onder meer vermeld:
“(…)
Bij onderzoek bevonden:
Kenmerk Bevinding
uiterlijk stukje van tas, bestaande uit drie lagen
materiaal buitenzijde kunststof zonder celstructuur (mengsel van urethaan en poly(isoprene), 1,4-cis)
materiaal tussenlaag geperste vezels van leer
materiaal onderzijde dun laagje vliestextiel
Beschouwing ten aanzien van de indeling in de Gecombineerde Nomenclatuur:
Het produkt betreft een stuk van een handtas, met een buitenzijde van kunstleer.
Het artikel werd onderzocht met inachtneming van aanvullende aantekening 1 op hoofdstuk 42.
TARIC
GN-code ond.verd.
Advies goederencode:4202.2190
[rechtbank: de gedrukte GN-code is handmatig doorgehaald en handmatig vervangen door de GN-code 42021211]
(…)”
2.4.
De kunststoflaag aan de buitenzijde heeft een dikte van minder dan 0,012 mm.

3.Geschil en standpunten van partijen

3.1.
In geschil is of verweerder terecht en op goede gronden een bti heeft afgegeven waarbij het product is ingedeeld onder GN-code 4202 12 11.
3.2.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat het product moet worden ingedeeld onder TARIC-code 4202 11 10 90. De buitenkant van de aktetas is van kunstleer (bonded leather) en de laag kunststof die daarop is aangebracht heeft een dikte van minder dan 0,012 mm en is derhalve niet met het blote oog waarneembaar.
Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de bti en indeling van het product onder TARIC-code 4202 11 10 90. Voorts verzoekt eiseres om vergoeding van de integrale proceskosten.
3.3.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de buitenste laag van kunststof wel met het blote oog waarneembaar is door een regelmatig patroon van stipjes. Doordat dit patroon zeer regelmatig is, is zichtbaar dat het kunststof uit één vel bestaat. Verweerder concludeert primair tot ongegrondverklaring van het beroep omdat hij het product terecht onder GN-code 4202 12 11 heeft ingedeeld. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat niet zichtbaar zou zijn dat de buitenkant bestaat uit ‘kunststof in vellen’ dan stelt hij zich subsidiair op het standpunt dat het product dient te worden ingedeeld onder TARIC-code 4202 12 91 90. Verweerder bestrijdt dat bij gegrondverklaring van het beroep de proceskosten integraal dienen te worden vergoed.

4.Het toepasselijke recht

4.1.
De in het geding zijnde goederencodes (tekst 2012) luiden als volgt:
“4202 Reiskoffers en valiezen, koffers voor toiletbenodigdheden, documentenkoffertjes,
aktetassen, school- en boekentassen, etuis, foedralen en kokers voor kijkers, voor
camera’s, voor wapens, voor muziekinstrumenten of voor brillen, alsmede dergelijke
bergingsmiddelen; reiszakken, isothermische zakken voor voedsel of voor
dranken, toiletzakken, rugzakken, handtassen, boodschappentassen, portefeuilles,
portemonnees, kaartentassen, sigarettenkokers, tabakszakken, gereedschapstassen
en -zakken, tassen, etuis, foedralen en kokers voor sportartikelen, etuis, foedralen
en kokers voor flacons, juwelendoosjes, poederdozen, etuis, foedralen en kokers
voor messenmakerswerk, alsmede dergelijke bergingsmiddelen, van leder, van
kunstleder, van kunststof in vellen, van textiel, van vulkanfiber of van karton, of
geheel of voor het grootste deel bekleed met deze stoffen of met papier:
– reiskoffers en valiezen, koffers voor toiletbenodigdheden, documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, alsmede dergelijke bergingsmiddelen
4202 11 – – met een buitenkant van leder of van kunstleder:
4202 11 10 – – – documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, alsmede dergelijke
bergingsmiddelen
4202 11 10 10 – – – – – met de hand vervaardigd
4202 11 10 90 – – – – – andere
(…)
4202 12 − − met een buitenkant van kunststof of van textiel:
− − − van kunststof in vellen:
4202 12 11 – – – – documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, alsmede dergelijke bergingsmiddelen
(…)
− − − van andere stoffen, vulkanfiber daaronder begrepen:
4202 12 91 – – – – documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, alsmede dergelijke bergingsmiddelen
4202 12 91 10 – – – – – met de hand vervaardigd
4202 12 91 90 – – – – – andere”
4.2.
Aanvullende aantekening (GN) 1 op hoofdstuk 42 luidt:
“Voor de toepassing van de onderverdelingen van post 4202 wordt onder „buitenkant” verstaan het materiaal dat aan de buitenzijde van het bergingsmiddel zichtbaar is met het blote oog, ook indien dit materiaal de buitenste laag vormt van een samengestelde stof die het buitenmateriaal van het bergingsmiddel vormt.”
4.3.
De GN-toelichting op post 4202, voor zover van belang, luidt:
“Zie voor de interpretatie van het begrip
‘buitenkant’de
Aanvullende aantekening 1 EGop hoofdstuk 42, alsmede de aanvullende toelichting IDR op de onderverdelingen 4202.11, 4202.21, 4202.31 en 4202.91. (…)”
4.4.
Aanvullende GS-toelichting 7 bij de onderverdelingen van post 4202 luidt:
“Voor de toepassing van deze onderverdeling omvat de uitdrukking ‘buitenkant van leder’ eveneens producten bedekt met een dunne laag kunststof of synthetisch rubber die niet met het blote oog kan worden waargenomen (in het algemeen met een dikte van minder dan 0,15 mm), om het oppervlak van het leder te beschermen, waarbij de door deze behandeling veroorzaakte kleurverandering of glans buiten beschouwing wordt gelaten.”
4.5.
Toelichting EG nummer 9 bij post 4202 luidt:
“Bestaat het buitenmateriaal van een product uit een samengestelde stof, waarvan de met het blote oog zichtbare buitenzijde uit een vel kunststof bestaat (bijvoorbeeld van een vel kunststof verbonden met weefsel), dan is het voor de indeling onder deze onderverdeling niet van belang of het vel kunststof reeds voor de productie van de samengestelde stof werd vervaardigd of dat de kunststoflaag is verkregen door de stof (bijvoorbeeld uit vezels vervaardigd weefsel) met kunststof te bestrijken of te overtrekken. Dit op voorwaarde dat de met het blote oog zichtbare buitenzijde eruitziet als een vooraf vervaardigd vel van kunststof.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
Voor de indeling zijn wettelijk bepalend de bewoordingen van de posten en de aantekeningen op de afdelingen of op de hoofdstukken. Het is vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ), dat in het belang van de rechtszekerheid en van een gemakkelijke controle, het beslissende criterium voor de tariefindeling van goederen in de regel moet worden gezocht in hun objectieve kenmerken en eigenschappen zoals deze in de tekst van de post zijn omschreven. De door de Commissie vastgestelde toelichtingen op de GN en de in het kader van de Werelddouaneorganisatie uitgewerkte toelichtingen op het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen (hierna: GS) zijn, hoewel rechtens niet bindend, belangrijke hulpmiddelen bij de uitlegging van de draagwijdte van de verschillende tariefposten.
5.2.
Het HvJ heeft in zijn arrest van 30 september 1982 (C-317/81, Howe & Bainbridge B.V.) geoordeeld dat de woorden ‘met het blote oog waarneembaar’ in de zin van de toenmalige aantekening 2.A.A bij hoofdstuk 59 aldus moeten worden verstaan dat een bepaalde bewerking bij eenvoudige visuele controle van het product onmiddellijk zichtbaar moet zijn en niet via afleiding uit een andere eigenschap die het product door die bewerking heeft verkregen.
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat de aktetas van kunstleer is. Het geschil beperkt zich tot het antwoord op de vraag of de laag kunststof met een dikte van minder dan 0,012 mm aan de buitenzijde van de aktetas met het blote oog waarneembaar is. Ter zitting heeft de rechtbank een exemplaar van de aktetas bekeken en onderzocht en op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de buitenzijde van de tas zoals deze met het oog waarneembaar is van kunstleer is. De laag kunststof aan de buitenzijde is niet met het blote oog waarneembaar. Gelet op aanvullende aantekening (GN) 1 en aanvullende GS-toelichting 7 bij de onderverdelingen van post 4202 dient het product met toepassing van indelingsregels 1 en 6 te worden ingedeeld onder TARIC-code 4202 11 10 90.
5.4.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

6.Proceskosten

6.1.
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
6.2.
De rechtbank dient in dat kader de vraag te beantwoorden of voor de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand het forfaitaire tarief, zoals dat in de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder: Bpb) is uitgewerkt, moet worden gebruikt of dat de integrale kosten moeten worden vergoed, zoals eiseres verzoekt. Artikel 2, derde lid, van het BPB biedt de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden van het forfaitaire tarief af te wijken. Uit de parlementaire behandeling van de Wet kosten bestuurlijke voorprocedures blijkt dat de wetgever bij bijzondere omstandigheden denkt aan zeer schrijnende gevallen (TK 1999-2000, 27 024, nr. 3 (MvT), blz. 7). Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake, nu verweerder niet willens en wetens heeft volhard in een volstrekt onhoudbaar standpunt.
6.3.
Nu van een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 2, derde lid, van het BPB geen sprake is, dient voor de beroepsmatig verleende rechtsbijstand derhalve een forfaitaire kostenvergoeding te worden toegekend. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 1.460 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van
€ 243, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 487 en wegingsfactor 1).

7.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de bti en draagt verweerder op een nieuwe bti af te geven met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 1.460;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 318 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. A. van Dongen en
mr. M.C.A. Onderwater, rechters, in tegenwoordigheid van E. Hoekman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2014.
Afschrift verzonden aan partijen op:
De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.