In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [X] GmbH en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. drs. E.H. Mennes, had beroep ingesteld tegen een uitnodiging tot betaling van douanerechten van € 173.080,57, die op 25 oktober 2012 was uitgereikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de uitnodiging tot betaling was gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar van 25 juni 2013. Tijdens de zitting op 20 februari 2014 was eiseres niet vertegenwoordigd, maar de rechtbank oordeelde dat zij behoorlijk was uitgenodigd. De rechtbank heeft de processtukken en het verzoek om heropening van het onderzoek beoordeeld, maar dit verzoek werd afgewezen.
De kern van het geschil betreft de vraag of de uitgereikte uitnodiging tot betaling in strijd was met artikel 869, sub a, van de Toepassingsverordening communautair douanewetboek (TCDW). Eiseres stelde dat er sprake was van boeking achteraf, omdat de douane-expediteur een fout had gemaakt door goederen eerder in te klaren dan toegestaan. De rechtbank oordeelde dat de douane-expediteur een vergissing had gemaakt en dat eiseres als ervaren marktdeelnemer op de hoogte had moeten zijn van de uitputting van het tariefcontingent. De rechtbank concludeerde dat de uitgereikte uitnodiging tot betaling niet vernietigd diende te worden en verklaarde het beroep ongegrond.
De rechtbank benadrukte dat artikel 869, sub a, van de TCDW bescherming biedt aan te goeder trouw handelende marktdeelnemers, maar dat deze bescherming niet van toepassing was in dit geval, omdat eiseres wist dat het tariefcontingent al was uitgeput. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de beslissing openbaar gemaakt.