In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2014 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw met de Nederlandse en Braziliaanse nationaliteit en een man met de Nederlandse nationaliteit. De vrouw had verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 2.000,00 per maand, maar de rechtbank oordeelde dat zij haar behoefte onvoldoende had onderbouwd. De vrouw had slechts haar vaste lasten gepresenteerd en geen inzicht gegeven in haar huwelijksgerelateerde behoefte. De rechtbank concludeerde dat de vrouw, op basis van haar jaaropgave, een netto besteedbaar inkomen had van gemiddeld € 1.700,00 per maand en dat zij geen recht had op een aanvullende uitkering van de man. Het verzoek tot vaststelling van een uitkering in haar levensonderhoud werd dan ook afgewezen.
De rechtbank sprak de echtscheiding uit, waarbij werd vastgesteld dat het huwelijk duurzaam was ontwricht. De rechtbank overwoog dat de Nederlandse rechter rechtsmacht had om te oordelen over het verzoek tot echtscheiding, aangezien beide partijen de Nederlandse nationaliteit bezaten ten tijde van de indiening van het verzoekschrift. De rechtbank hield ook rekening met de huwelijksvoorwaarden en de afwikkeling daarvan, maar besloot de behandeling van deze kwestie aan te houden tot een latere datum.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van een goede onderbouwing van de behoefte aan een onderhoudsbijdrage en de rol van lotsverbondenheid in alimentatiezaken. De rechtbank wees het meer of anders verzochte af en stelde dat partijen de nodige documenten voor de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden moesten aanleveren voor de volgende zitting.