4.3.In het zesde lid van dat artikel, voor zover hier van belang, is bepaald dat indien in het eerste, tweede of derde jaar na het in het vierde lid bedoelde tijdstip niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor teruggaaf, bedoeld in het eerste lid wordt voldaan, wordt vanaf het moment dat hieraan niet langer wordt voldaan het teruggegeven bedrag voor de nog niet verstreken maanden van het desbetreffende jaar en de nog niet versteken hele jaren van deze driejaarsperiode naar tijdsevenredigheid als belasting verschuldigd.
5. Gelet op de tekst van de Wet BPM rust op eiser de last om aannemelijk te maken dat de auto voor ten minste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer.
6. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarin niet is geslaagd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7 Eiser heeft zijn kilometeradministratie gevoerd op basis van de door hem ingevulde rittenkaarten waarop de omzet van de diverse tijdens een dienst verreden bezette ritten is vermeld. De rittenkaarten zijn ingevuld aan de hand van de aanwezige taxameter, die steeds na afloop van de dienst handmatig op nul werd gezet. Blijkens de zich in het dossier bevindende rittenkaarten was de op die kaarten ingevulde beginstand van een dienst gelijk aan de eindstand van de vorige dienst. Op de kaart werd het totaal van de per dienst verreden kilometers opgeteld bij de beginstand, wat vervolgens weer resulteerde in de eindstand van de dienst, tevens beginstand voor de volgende dienst. Een dergelijke wijze van administreren aan de hand van een geijkte taxameter is in beginsel voor het ter zake van het gebruik als taxi te leveren bewijs aanvaardbaar indien de aldus verreden en op de rittenkaarten genoteerde kilometers aansluiten op de stand van de in de auto aanwezige kilometerteller en de totaalstand van de taxameter en voorts deze kilometertellerstand objectief controleerbaar is door aansluiting op door derden, zoals garagebedrijven en controleambtenaren, vastgelegde kilometertellerstanden. Tevens moet inzichtelijk worden gemaakt welke ritten bezet, onbezet zakelijk en privé zijn gereden.
8. Uit het boekenonderzoek blijkt dat eiser alleen de ritten bezet heeft geadministreerd. Tijdens een waarneming ter plaatse op 20 februari 2011 is geconstateerd dat de door de taxameter geregistreerde cumulatieve gegevens met betrekking tot het aantal verreden ritten, de behaalde omzet en de bezette kilometers fors lager zijn dan de op de rittenstaat vermelde cumulatieve gegevens. Tot 14 april 2011 zijn de rittenstaten onvolledig ingevuld. De onbeladen kilometers, overige zakelijk en privé zijn niet apart ingevuld. Ook ontbreken vaak de gecumuleerde gegevens van kilometerstanden, ritten en omzetbedragen. Voorts is de auto drie maal gesignaleerd terwijl de auto zich volgens de kilometeradministratie op een andere plaats zou bevinden.
Omdat door deze wijze van administreren geen inzicht mogelijk is in de aard van de verreden kilometers moet worden geoordeeld dat de kilometeradministratie ondeugdelijk en onbetrouwbaar is. Dit betekent dat met het overleggen van deze administratie eiser niet heeft voldaan aan de op hem rustende bewijslast dat de auto voor ten minste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat verweerder de naheffingsaanslag terecht heeft opgelegd.
Eiser heeft ter zitting verklaard dat hij zich wellicht een enkele keer heeft vergist met het overnemen van de gegevens van de taxameter. De rechtbank overweegt dat deze stelling eiser niet kan baten omdat de in het boekenonderzoek geconstateerde verschillen dermate groot zijn dat die niet zijn te verklaren door enkele vergissingen. Daar komt nog bij dat uit een uitdraai van de taxameter blijkt dat nagenoeg 60% van de verreden kilometers onbezet is verreden. Zodat ook deze gecumuleerde gegevens geen aanleiding vormen om tot het oordeel te komen dat de auto voor ten minste 90% voor het verricht van taxivervoer is gebruikt.
9. Wat de vergrijpboete betreft overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank acht bij eiser voorwaardelijke schuld aanwezig omdat hij door na te laten een voldoende inzichtelijke administratie te voeren het risico op de koop toe heeft genomen dat deze niet kon dienen tot het vereiste bewijs om aannemelijk te maken dat de auto voor tenminste 90 procent is gebruikt voor het verrichten van taxivervoer. Hierbij acht de rechtbank van belang dat eiser niet heeft weersproken dat hij in 2009 een brief met de titel “Handreiking fiscale verplichtingen taxiondernemingen juni 2009” met een model-rittenstaat heeft ontvangen. Uit deze brief blijkt duidelijk aan welke eisen de rittenstaat moet voldoen. De rechtbank acht de opgelegde boete van 50 procent onder de gegeven omstandigheden passend en geboden.
10. Bij deze uitkomst van de procedure ziet de rechtbank geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.