2.5.Afwikkeling huwelijkse voorwaarden
2.5.1.Partijen zijn op huwelijksvoorwaarden gehuwd. De op 15 maart 1994 opgestelde akte houdt, voor zover hier van belang en samengevat, een zogenaamde koude uitsluiting in. Opgenomen is dat tussen de echtgenoten geen enkele huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap bestaat en dat verevening van tijdens huwelijk opgebouwd pensioen is uitgesloten.
2.5.2.Op 4 februari 1996 zijn partijen een schriftelijke overeenkomst aangegaan, hierna ook te noemen: de sideletter. Volgens de sideletter is deze opgesteld omdat partijen, in afwijking van de huwelijksvoorwaarden, afspraken wilden vastleggen over de overwaarde respectievelijk de waarde van de door partijen aangekochte echtelijke woning aan het adres [echtelijke woning]. Deze woning was eigendom van de vrouw en gefinancierd met een hypothecaire lening aan partijen bij de Abn/Amro bank, nr. [nr.]. Volgens artikel 1 van de sideletter komen partijen overeen de hypotheek op de echtelijke woning in onderling overleg gezamenlijk af te lossen naar rato van ieders inkomen en vermogen.
2.5.3.Bij akte van 20 april 2009 hebben partijen vervolgens de huwelijksvoorwaarden gewijzigd en met ingang van 21 april 2009 de vermogensrechtelijke gevolgen door andere huwelijksvoorwaarden geregeld. In artikel 1. van de akte is, voor zover hier van belang, opgenomen dat tussen de echtgenoten gemeenschap van echtelijke woning [echtelijke woning] zal bestaan, waartoe ook behoren: het spaardeel van de overeenkomst van levensverzekering aangegaan ter financiering van de zaken, en schulden uit geldlening aangegaan ter hypothecaire financiering. Dit artikel bevat, voor zover hier van belang en samengevat, ook een regeling voor de financiering van kosten van onderhoud van de woning en verrekening van kosten, niet zijnde kosten van onderhoud, die door een echtgenoot uit eigen middelen ten behoeve van de woning zijn voldaan.
2.5.4.Tussen partijen is niet in geschil dat tot de eenvoudige gemeenschap van partijen behoren de echtelijke woning aan de [echtelijke woning] en de aan de echtelijke woning verbonden hypothecaire lening bij de Abn / Amro bank, nummer [nr.], met een restantschuld van € 149.747.
Tussen partijen is wel in geschil of (de (waarde van de) Abn / Amro Rendement Beleggingspolis, polisnummer [nr.], op naam van de man tot de eenvoudige gemeenschap behoort.
2.5.5.De man heeft aangevoerd dat hij de woning wil overnemen en dat hij een groter belang heeft bij het voortgezet gebruik ervan dan de vrouw. In het kader van een tussen partijen gevoerde voorlopige voorzieningenprocedure is, bij beschikking van 16 augustus 2013, het uitsluitend gebruik van de woning aan hem toegekend en is [naam] aan hem toevertrouwd. Bij deze beslissing heeft het belang van [naam] om in de woning te blijven, een rol gespeeld in combinatie met de vaststelling door de rechtbank dat het zwaartepunt van de zorg voor [naam] bij de man lag. De man voert aan dat deze situatie onveranderd is gebleven. Daarbij komt, aldus de man, dat bij de woning een praktijkruimte is die hij voor zijn werk nodig heeft en dat hij in het verleden met privégeld fors in (verbouwing van) de woning heeft geïnvesteerd. Dat deze praktijkruimte (ook) voor de vrouw bestemd zou zijn geweest, wordt door de man betwist.
Ter zitting heeft de man zijn intentie om de woning over te nemen geconcretiseerd. Hij heeft verklaard dat hij toezeggingen heeft van derden dat zij hem zullen helpen de toedeling van de woning en de uitkoop van de vrouw te financieren. Daarbij wil de man gebruik maken van de mogelijkheid van vrijstelling van schenkingsbelasting. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2015; de levering van de woning dient, ingevolge de vrijstellingsregeling, vóór die datum te zijn afgerond.
2.5.6.Ook de vrouw heeft het voortgezet gebruik van de woning voor de duur van zes maanden verzocht en voorts (ter zitting) aangegeven dat zij de woning wil overnemen. Zij heeft aangevoerd dat de woning door haar is aangekocht en dat partijen pas in 2009 zijn overeengekomen dat de man gerechtigd is tot de helft van de overwaarde van de woning. Volgens de vrouw woont [naam] niet meer bij de man in de woning. Ter zitting heeft de vrouw verklaard dat [naam] in Utrecht woonruimte heeft gehuurd. De vrouw heeft betwist dat de verbouwing van de praktijkruimte bij de woning door de man gefinancierd zou zijn en dat de ruimte voor hem zou zijn bestemd. De vrouw benadrukt dat zij, aangezien zij werkzaam is als vrijgevestigd kinderpsychiater en vliegmedisch keuringsarts, de praktijkruimte nodig heeft, als spreekkamer voor gesprekken met patiënten. Hierbij is van belang dat zij van verzekeraar Achmea toestemming heeft gekregen om declaraties in te dienen voor verrichtingen die op het adres van de woning plaatsvinden.
2.5.7.Partijen zijn het erover eens dat de waarde van de woning € 285.000 is. Bij de beoordeling van de standpunten van partijen over voortgezet gebruik en toedeling van de woning acht de rechtbank het volgende van belang. De rechtbank acht, gelet op hetgeen hierover ter zitting is besproken, aannemelijk dat de echtelijke woning, hoewel [naam] net met een studie in Utrecht is begonnen en daar ook een kamer heeft gehuurd, nog de uitvals- en thuisbasis van [naam] is. Daar komt bij dat, gelet op de financiële positie van partijen, de mogelijkheden van de man op de woningmarkt minder gunstig zijn dan die van de vrouw. Ook weegt mee dat de praktijkruimte, gezien de waarschijnlijke noodzaak van de man op termijn als zelfstandige in zijn levensonderhoud te moeten voorzien, voor de man van nut is. Weliswaar heeft de vrouw een contract met Achmea met vermelding van het adres van de echtelijke woning, maar de vrouw heeft ter zitting erkend dat dit eenvoudig gewijzigd kan worden. Alle omstandigheden afwegend acht de rechtbank het belang van de man bij overname en voortgezet gebruik van de woning groter dan dat van de vrouw.
2.5.8.De rechtbank zal dan ook bepalen dat de man in de gelegenheid wordt gesteld binnen een periode van uiterlijk drie maanden na de datum van deze beschikking aan te tonen dat hij de overname van de woning, het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening en de uitkering aan haar van de helft van de overwaarde van de woning, kan financieren. De kosten van deze toedeling zullen voor rekening van de man komen. De vrouw zal in dat geval haar medewerking dienen te verlenen aan (spoedige) overdracht.
2.5.9.Indien de man er niet in slaagt binnen de gestelde termijn aan te tonen dat hij de overname van de woning op de hiervoor aangegeven wijze kan financieren, zal de vrouw op haar beurt een termijn van drie maanden krijgen om aan te tonen dat zij toedeling en de uitkoop van de man, en de bijkomende kosten, kan financieren. In dat geval zal de man zijn medewerking aan (spoedige) levering aan de vrouw moeten verlenen. Mocht blijken dat ook toedeling aan de vrouw niet mogelijk is, dan zal de woning aan een derde worden verkocht. Partijen zullen hiertoe gezamenlijk een makelaar benaderen en diens adviezen over vraag- en verkoopprijs van de woning opvolgen.
2.5.10.Gelet op het voorgaande wordt het voortgezet gebruik van de woning aan de man toegekend voor de duur van 6 maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, of, als dit korter is tot het moment dat de woning aan de vrouw, dan wel een derde geleverd is.
2.5.11.Gelet op de standpunten van partijen ter zake is de rechtbank tenslotte van oordeel dat de man vanaf de datum van deze beschikking gehouden is de volledige woonlasten voor zijn rekening te nemen, totdat de woning eventueel aan de vrouw, dan wel een derde is geleverd. Het verzoek van de man betreffende de woonlasten in de periode daaraan voorafgaand vanaf 1 augustus 2013, zal hierna worden besproken.
2.5.12.Met een beroep op de in artikel 1. van de akte huwelijksvoorwaarden van 20 april 2009 opgenomen bepaling betreffende het spaardeel van de aan de hypothecaire lening verbonden levensverzekering maakt de vrouw aanspraak op de helft van de waarde van de Abn / Amro Rendement Beleggingspolis, polisnummer [nr.] , waarvan de ingangsdatum 2 november 1995 is. Volgens de vrouw was bij het afsluiten van de hypothecaire lening in 1995 aan die lening al een levensverzekering verbonden.
2.5.13.De man betwist de aanspraak van de vrouw op de helft van de waarde, omdat de betreffende polis volgens hem niet aan de hypothecaire lening op de echtelijke woning verbonden is (geweest). In de akte huwelijksvoorwaarden is, aldus de man, slechts een standaardregeling voor aan een hypothecaire lening verbonden levensverzekering opgenomen en ziet deze bepaling niet op de betreffende beleggingspolis. Hij heeft in dit verband nog gewezen op de in artikel 5. lid 1 van de huwelijksvoorwaarden opgenomen regeling voor betaling van de premie van het spaardeel, ingeval van een aan de hypothecaire lening verbonden levensverzekering. Volgens de man hebben partijen hier niet naar gehandeld en heeft hij de premie steeds volledig voor zijn rekening genomen. Tenslotte heeft de man erop gewezen dat de vrouw vermogen heeft opgebouwd in een polis bij [naam], dat niet voor verdeling in aanmerking komt.
2.5.14.De rechtbank concludeert dat niet is komen vast te staan dat de door de vrouw genoemde polis een aan de hypothecaire lening op de echtelijke woning verbonden polis van levensverzekering in de zin van artikel 1. van de huwelijksvoorwaarden van 20 april 2009 is (geweest). Hierbij acht de rechtbank ten eerste van belang dat in de sideletter van 24 februari 1996 niet is vermeld dat aan de hypothecaire lening een polis van levensverzekering is verbonden, terwijl de beleggingspolis volgens de vrouw toen al bestond. Voorts is van belang dat, naar de vrouw niet heeft betwist, de premie steeds door de man is betaald. Het enkele feit dat de akte van huwelijksvoorwaarden van 20 april 2009 een standaardbepaling bevat betreffende de (waarde van een) aan de hypothecaire lening verbonden polis van levensverzekering, doet daar niet aan af. Het vorenstaande impliceert dat de vrouw geen aanspraak heeft op de helft van de waarde van de beleggingspolis van de man.
2.5.15.De man maakt aanspraak op vergoeding door de vrouw van bedragen die hij heeft geïnvesteerd in de verbouw van de echtelijke woning. Volgens de man is sprake geweest van een investering uit zijn eigen middelen van zo’n ƒ 50.000 in de woning, die op dat moment nog eigendom van de vrouw was.
2.5.16.De vrouw heeft de aanspraak van de man betwist. Zij voert aan dat de man zijn aanspraken op geen enkele wijze heeft geconcretiseerd en/of met schriftelijke stukken heeft onderbouwd. De vrouw voert aan dat zij, met steun van haar vader, de kosten van de verbouwing zelf heeft betaald en biedt bewijs aan van deze stelling. Daarbij komt, aldus de vrouw, dat noch in de sideletter noch in de gewijzigde huwelijksvoorwaarden is vermeld dat de man aanspraak heeft / houdt op vergoeding door de vrouw van in de woning geïnvesteerde gelden.
2.5.17.De rechtbank is van oordeel dat de man zijn verzoek, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de vrouw, onvoldoende heeft onderbouwd en zal dit verzoek om die reden afwijzen.
2.5.18.De man heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat de vrouw hem een bedrag van
€ 4.800 dient te vergoeden, omdat zij haar toezegging ter zitting voorlopige voorzieningen om de hypotheekrente voor de woning volledig voor haar rekening te nemen niet is nagekomen. Gelet op die toezegging en rekening houdend met de last is zijn verzoek om een partnerbijdrage afgewezen, aldus de man. De vordering van de man heeft betrekking op de periode 1 augustus 2013 tot 1 november 2014.
2.5.19.De vrouw heeft verweer gevoerd. Zij ontkent dat sprake is geweest van toezeggingen van haar kant. Volgens de vrouw berust het verzoek van de man op een onjuiste lezing van een overweging van de rechtbank in de beschikking voorlopige voorzieningen van
16 augustus 2013 en leest de man hierin ten onrechte dat zij zou hebben toegezegd de hypotheekrente van de woning volledig te betalen.
2.5.20.De rechtbank is van oordeel dat het verzoek van de man uitgaat van een onjuiste interpretatie van de beschikking voorlopige voorzieningen van 16 augustus 2013, met name rechtsoverweging 2.7 hiervan. In die rechtsoverweging is het verweer van de vrouw samengevat en worden een paar van haar lasten genoemd. De rechtbank overweegt dat noch (de samenvatting van) het verweer van de vrouw noch andere overwegingen uit de beschikking voorlopige voorzieningen aanknopingspunten bieden om te concluderen dat de vrouw in het kader van de voorlopige voorzieningen heeft toegezegd dat zij de (hypothecaire) lasten van de woning volledig zou blijven betalen. Hierbij tekent de rechtbank aan dat in de voorlopige voorzieningenprocedure het verzoek van de man om vaststelling van partnerbijdrage is afgewezen en dat de kwestie van de betaling van de hypotheekrente hierbij geen enkele rol heeft gespeeld. Nu overigens niet is gesteld of gebleken dat de vrouw op andere gronden gehouden zou zijn tot betaling van de volledige hypotheeklasten, zal het verzoek van de man worden afgewezen.
2.5.21.Ter zitting hebben partijen praktische afspraken gemaakt over de verevening van hun pensioen.