ECLI:NL:RBNHO:2014:13120

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2014
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
15/710036-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behandeling van een zaak betreffende kinderpornografie en de geldigheid van de dagvaarding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2014, stond de verdachte terecht voor het bezit van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A. van Eck, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. D. Fontein. De zaak kwam voort uit een internetrecherche-onderzoek van het team bestrijding kinderpornografie van het KLPD, waarbij op 29 november 2011 een doorzoeking plaatsvond in de woning van de verdachte. Tijdens deze doorzoeking werden computers en gegevensdragers in beslag genomen, waarop afbeeldingen met een kinderpornografisch karakter werden aangetroffen. De verdachte heeft het downloaden en het bezit van dit materiaal erkend.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig was, omdat deze niet voldeed aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank verklaarde dat de dagvaarding in zoverre nietig was, maar dat de overige onderdelen inhoudelijk konden worden beoordeeld. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, en dat dit feit wettig en overtuigend bewezen was.

De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en voegde hieraan bijzondere voorwaarden toe, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij een forensische psychiatrische instelling. Daarnaast werd een taakstraf van 100 uren opgelegd, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, wat leidde tot een vermindering van de taakstraf. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van kinderpornografie op slachtoffers, en concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710036-13 (P)
Uitspraakdatum: 25 september 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 september 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres[adres]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Fontein, advocaat te Koog aan de Zaan, naar voren hebben gebracht.
Na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie op 18 september 2014 per email aan de rechtbank en aan de raadsman een stuk doen toekomen, te weten een niet ondertekend proces-verbaal ‘onderzoek in beslag genomen goed’, gedateerd 17 september 2014. Zij heeft daarbij aangegeven dat deze nieuwe gegevens voor haar niet leiden tot een ander standpunt ten aanzien van de bewezenverklaring.
Door de rechtbank verzocht heeft de raadsman – na overleg met verdachte – hierop bij email van 22 september 2014 gereageerd. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de nieuwe informatie van het Openbaar Ministerie bij de beraadslaging te betrekken.
De officier van justitie heeft eveneens op 22 september 2014 per email laten weten er geen bezwaar tegen te hebben als de rechtbank het stuk bij de beraadslaging betrekt.
Desgevraagd heeft de raadsman bij email van 23 september 2014 laten weten naar aanleiding van het standpunt van de officier van justitie geen behoefte te hebben aan een nadere inhoudelijke reactie. De verdediging handhaaft haar eerder ingenomen stellingen.
De rechtbank heeft daarop beraadslaagd, mede op basis van het op 18 september 2014 ingekomen schriftelijk stuk, te weten een niet ondertekend proces-verbaal ‘onderzoek in beslag genomen goed’, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant]en gedateerd 17 september 2014.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 november 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) een (groot aantal) afbeelding(en) te weten 1267 foto's,
en/of (een) gegevensdrager(s) te weten een pc, merk Athlon (CB019) en/of een
externe harde schijf (CB016)
en/of een cdrom (CB013-A), bevattende een groot aantal afbeeldingen,
althans een (groot) aantal afbeeldingen,
heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in
bezit heeft gehad
terwijl op die afbeelding(en) (telkens) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven- bestonden uit (onder meer)
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of opgemaakt zijn en/of in een omgeving en/of met voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden
[bestandsnaam], blz 63 en/of
- [bestandsnaam]blz 63 en/of
- [bestandsnaam] blz 64 en/of
- [bestandsnaam], blz 64 en/of
- [bestandsnaam], blz 65 en/of
-[bestandsnaam], blz 65 en/of
- [bestandsnaam] blz 66 en/of
-[bestandsnaam] blz 66 en/of
- [bestandsnaam], blz 67 en/of
- [bestandsnaam], blz 67 en/of
- [bestandsnaam]blz 68 en/of
- [bestandsnaam], blz 68 en/of
- [bestandsnaam], blz 69 en/of
-[bestandsnaam] blz 70 en/of
- afbeelding 1 tot en met 6 op blz 50 en blz 51)
en/of
- het (door een volwassen man) masturberen boven en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (afbeelding [bestandsnaam] blz 69), en/of
- het (laten) vasthouden en/of in de mond (laten) nemen van de stijve penis van (een) volwassen man(nen) en/of van perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt door een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt (afbeelding [bestandsnaam] blz 70).

2.Voorvragen

2.1
Partiële nietigheid van de dagvaarding
Vooropgesteld moet worden dat aan de term ‘afbeelding van een seksuele gedraging’ in de zin van artikel 240b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op zichzelf onvoldoende feitelijke betekenis toekomt. Zonder feitelijke omschrijving van die afbeelding in de tenlastelegging voldoet de dagvaarding niet aan de in artikel 261, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) gestelde eis van opgave van het feit.
De dagvaarding in deze zaak bevat een feitelijke omschrijving van 22 specifieke afbeeldingen, met vermelding van de bestandsnaam en de bladzijde van het dossier waarop de afbeelding wordt omschreven. In zoverre voldoet de dagvaarding aan genoemde eis van artikel 261, eerste lid Sv. Voor zover de dagvaarding betrekking heeft op andere afbeeldingen (de woorden ‘te weten 1267 foto's’) voldoet deze niet aan die eis. De rechtbank zal de dagvaarding in zoverre (partieel) nietig verklaren.
Nu de rechtbank de dagvaarding slechts partieel nietig zal verklaren, kan de dagvaarding voor het overige inhoudelijk worden beoordeeld.
2.2
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Naar aanleiding van internetrecherche-onderzoek van het team bestrijding kinderpornografie van het KLPD heeft op 29 november 2011 een doorzoeking plaatsgevonden van de woning van verdachte. Hierbij zijn computers en gegevensdragers in beslag genomen, die zijn onderzocht door zedenrechercheurs. Bij dit onderzoek zijn afbeeldingen met een kinderpornografisch karakter aangetroffen. Verdachte heeft het downloaden en het bezit van dit materiaal toegegeven.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, in de zin dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal.
4.2.
Standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft zich, voor zover de tenlastelegging ziet op het bezit van kinderpornografische afbeeldingen, met betrekking tot de bewijsvraag gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 29 november 2011 met nummer 12BRCHEVY-VRH-02-01 (dossierpagina's 257 t/m 260), waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van 12 december 2012 met nummer 12BRCHEVY-VRH-02-02 (dossierpagina's 265 t/m 275), waarin opgenomen de bekennende verklaring van verdachte;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming van 29 november 2011 met nummer 12BRCHEVY-DZ02-01 (dossierpagina's 24/25);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2012 met nummer 12BRCHEVY-BV02-06 (dossierpagina's 46 t/m 48);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen omschrijving afbeeldingen van 12 januari 2012 met nummer 12BRCHEVY-BV02-07 (dossierpagina's 49 t/m 51);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek in beslag genomen goed van 8 november 2012 met nummer 12BRCHEVY-BV02-11 (dossierpagina's 55 t/m 60), met als bijlage II (dossierpagina's 62 t/m 72) een overzicht van de aangetroffen aantallen kinderpornografisch foto’s en een zogeheten collectiescan daarvan.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 29 november 2011 te Krommenie, gemeente Zaanstad, gegevensdragers te weten
een pc (CB019) en
een externe harde schijf (CB016) en
een cd-rom (CB013-A),
bevattende 22 afbeeldingen in bezit heeft gehad,
terwijl op die afbeeldingen seksuele gedragingen zichtbaar zijn, waarbij telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven- bestonden uit
het geheel of gedeeltelijk naakt poseren van personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, waarbij deze personen in erotisch getinte houdingen poseren die niet bij hun leeftijd passen en/of waarbij deze personen zich in opeenvolgende afbeeldingen van hun kleding ontdoen en waarbij door het camerastandpunt en de onnatuurlijke pose nadrukkelijk de ontblote geslachtsdelen in beeld gebracht worden
([bestandsnaam], blz 63 en
- [bestandsnaam] blz 63 en
- [bestandsnaam]blz 64 en
- [bestandsnaam], blz 64 en
-[bestandsnaam], blz 65 en
- [bestandsnaam], blz 65 en
- [bestandsnaam] blz 66 en
- [bestandsnaam], blz 66 en
- [bestandsnaam] blz 67 en
- [bestandsnaam]blz 67 en
- [bestandsnaam] blz 68 en
- [bestandsnaam], blz 68 en
-[bestandsnaam], blz 69 en
- [bestandsnaam], blz 70 en
- afbeelding 1 tot en met 6 op blz 50 en blz 51)
en
- het door een man masturberen boven en ejaculeren op het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt (afbeelding [bestandsnaam], blz 69)
en
- het vasthouden en in de mond nemen van de stijve penis van een man door personen die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt (afbeelding [bestandsnaam]blz 70).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling bij “De Waag” te Amsterdam. Daarnaast dient aan verdachte een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis te worden opgelegd. De officier van justitie heeft daarbij gevorderd dat de rechtbank zal bevelen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
De officier van justitie heeft voorts te kennen gegeven dat het aanvullend stuk van verbalisant Boutkan van 17 september 2014 geen aanleiding geeft tot een andere strafeis te komen.
7.2
Standpunt van verdachte/de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit om aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De raadsman kan zich wel vinden in oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een behandelverplichting. Ook kan de raadsman oplegging van een taakstraf billijken, met daarbij de aantekening dat de duur van de taakstraf dient te worden gematigd in verband met overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.
De raadsman heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat de informatie in het aanvullend stuk van verbalisant Boutkan moet leiden tot een (iets) lagere werkstraf, nu hieruit zou blijken dat het om een aanzienlijk minder aantal plaatjes gaat.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderpornografische afbeeldingen, die hij van internet had gedownload. Hierdoor heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van de vraag naar kinderporno en daarmee aan het seksueel misbruik en de exploitatie van de betrokken kinderen. Het is algemeen bekend dat kinderen door dergelijk misbruik veelal ernstige psychische schade oplopen, die ook vele jaren nadien nog diepe sporen achterlaat.
Bewezen verklaard is dat verdachte 22 kinderpornografische afbeeldingen in bezit heeft gehad. Uit het dossier blijkt dat bij verdachte een veel grotere hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen is aangetroffen. Verdachte heeft deze grotere hoeveelheid niet betwist.
Uit eerder genoemd schriftelijk stuk van verbalisant [verbalisant]van 17 september 2014 komt naar voren dat verdachte de daarin vermelde kinderpornografische afbeeldingen weliswaar ooit heeft gedownload, maar dat daarvan een niet onaanzienlijk aantal (208) van de als kinderpornografisch aangemerkte afbeeldingen zich inmiddels bevonden in de – niet voor verdachte toegankelijke - zogeheten unallocated clusters.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de totale hoeveelheid aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen. De door verdachte verwijderde en daarom niet meer toegankelijke foto’s in de unallocated clusters laat de rechtbank daarbij buiten beschouwing. De rechtbank gaat uit van een hoeveelheid van (afgerond) ruim duizend plaatjes.
Met betrekking tot de persoon van verdachte weegt mee dat verdachte blijkens het op zijn naam staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 augustus 2014, niet eerder ter zake van enig strafbaar feit is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte uitgebrachte reclasserings-advies, gedateerd 19 februari 2014 en opgesteld door mevrouw [reclasseringswerker] Uit dit rapport komt naar voren dat bij verdachte geen sprake is van problematiek op het gebied van huisvesting, werk, financiën, of alcohol- en middelengebruik. Het delictgedrag kan worden gerelateerd aan de factoren emotioneel welzijn en denkpatronen. Een meldplicht bij de reclassering en behandeling bij De Waag in Amsterdam worden geïndiceerd geacht.
Ter zitting heeft de raadsman aan de rechtbank overgelegd een briefrapport, gedateerd 10 september 2014, van de psycholoog [psycholoog] van De Waag. Hieruit blijkt dat verdachte sinds 16 mei 2014 reeds in behandeling is bij De Waag. De behandeling is gericht op het voorkomen van terugval in seksueel grensoverschrijdend gedrag. Verdachte houdt zich aan de afspraken en zet zich goed in voor de behandeling.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank het aangewezen om aan deze voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden van een meldplicht bij de reclassering en verplichte ambulante behandeling bij De Waag te verbinden.
De rechtbank zal niet, zoals gevorderd door de officier van justitie, de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De reclassering schat het risico op recidive in als laaggemiddeld. Uit eerdergenoemd briefrapport van De Waag komt naar voren dat het recidiverisico op korte termijn als laag wordt ingeschat, terwijl het toeneemt op langere termijn. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesteld dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gezien de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte tevens een onvoorwaardelijke taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid moet worden opgelegd.
Bij het vaststellen van de duur van de aan verdachte op te leggen taakstraf heeft de rechtbank het volgende meegewogen:
In strafzaken kan op het in artikel 6, eerste lid van het EVRM gewaarborgde recht van verdachte op berechting binnen een redelijke termijn inbreuk worden gemaakt door het tijdsverloop, te rekenen van het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kon ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging zal worden ingesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval als aanvangsmoment van de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn aan te merken de dag van de doorzoeking van de woning van verdachte en diens eerste verhoor door de politie, te weten 29 november 2011.
Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen.
De rechtbank doet uitspraak op 25 september 2014, dat wil zeggen bijna twee jaar en tien maanden na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn is daarmee met bijna tien maanden overschreden. Deze overschrijding valt niet aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank zoekt aansluiting bij het door de Hoge Raad gehanteerde uitgangspunt dat bij een overschrijding van de redelijke termijn met meer dan zes maar niet meer dan twaalf maanden, de op te leggen straf wordt verminderd met 10% (HR 17 juni 2008; ECLI:NL:HR:2008:BD2578). Indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden zou de rechtbank aan verdachte een taakstraf van 110 uur hebben opgelegd. Thans komt de rechtbank op een taakstraf voor de duur voor de duur van – afgerond – 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart de dagvaarding gedeeltelijk nietig, zoals hiervoor onder 2.1 weergegeven.
 Verklaart
bewezendat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
-
meldplicht
zich meldt bij Reclassering Nederland op het in de uitnodigingsbrief vermelde tijdstip en adres en zich hierna zal blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
-
behandelverplichting
zal meewerken aan ambulante behandeling bij het Centrum voor Forensische Psychiatrie “De Waag”, locatie Amsterdam of een soortgelijke instelling voor forensische psychiatrie, gericht op het voorkomen van een terugval in seksueel grensoverschrijdend gedrag.
 Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
100 (honderd) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. L.J. Saarloos, voorzitter,
mr. A.S. van Leeuwen en mr. A.E. van Montfrans-Wolters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2014.
Mr. Van Leeuwen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.