ECLI:NL:RBNHO:2014:13062

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
3 maart 2015
Zaaknummer
15/740007-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging en het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 7 december 2012 te Bloemendaal, waar de verdachte en een groep mannen in conflict raakten met een groep jongeren die sneeuwballen naar hen gooiden. De verdachte heeft vervolgens een van de jongeren, [slachtoffer 1], met een vuist tegen de mond geslagen, wat resulteerde in letsel aan zijn voortanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en getuigen als consistent en betrouwbaar beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging in vereniging, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de zwaardere aanklacht van zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, en heeft een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740007-13 (P)
Uitspraakdatum: 13 november 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Hagemeier en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Bloemendaal aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een wortelbreuk aan twee voortanden), heeft toegebracht, door deze opzettelijk een- of meermalen met kracht met (een)(tot vuist gebalde) hand(en) te slaan tegen de mond en/of in/tegen het gezicht;
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Bloemendaal ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - meermalen althans eenmaal, met kracht met (een) (tot vuist gebalde) hand(en) te slaan tegen de mond althans in/tegen het gezicht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Bloemendaal met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [locatie], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het met de hand vastpakken van de jas en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) trappen tegen de kuit(en) en/of
- het meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen tegen de mond, althans in/tegen het gezicht;
Uiterst Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Bloemendaal opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]),
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) tegen de mond, althans in/tegen het gezicht, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft getrapt tegen de kuit(en), waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Bloemendaal met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [locatie], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal, schoppen en/of trappen tegen de kuit(en) en/of de enkel(s), althans tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3] en/of
- het meermalen althans eenmaal, (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) slaan en/of stompen in het gezicht althans tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 3];
Subsidiair
hij op of omstreeks 07 december 2012 te Bloemendaal tezamen en in vereniging met een ander of met anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]),
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) heeft getrapt tegen de kuit(en) en/of de enkel(s), althans tegen het lichaam en/of
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) heeft geslagen en/of gestompt in het gezicht, althans tegen het hoofd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van beide feiten integrale vrijspraak bepleit.
3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 1 primair en subsidiair
De rechtbank is – met de raadsman – van oordeel dat aan de inhoud van het strafdossier en de verklaringen van verdachte ter terechtzitting niet het wettig en overtuigend bewijs kan worden ontleend, dat verdachte de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Alvorens de rechtbank toe kan komen aan een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling van aangever [slachtoffer 1], zal de rechtbank eerst de vraag moeten beantwoorden of de verwondingen van [slachtoffer 1] als zwaar lichamelijk letsel kunnen worden aangemerkt. Onder zwaar lichamelijk letsel – buiten de in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht genoemde gevallen – wordt verstaan: elk letsel dat voldoende belangrijk is om naar gewoon spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. [slachtoffer 1] heeft, blijkens de verklaring van Tandartspraktijk Alders van 25 januari 2013, door de klap een trauma aan twee voortanden opgelopen. De behandeling heeft bestaan uit repositie van de tanden en het aanbrengen van een spalk. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] twee wortelkanaalbehandelingen moeten ondergaan. De prognose voor beide tanden is vrij goed, maar in het ergste geval kunnen de tanden alsnog verloren gaan. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, hoewel het voor aangever zonder meer ingrijpend is, onvoldoende ernstig is om, met inachtneming van bovengenoemd criterium, als zwaar lichamelijk letsel te kunnen worden gekwalificeerd, zodat verdachte reeds om die reden van het primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte aangever [slachtoffer 1] tegen zijn mond heeft geslagen. Naar het oordeel van de rechtbank is op basis van de bewijsmiddelen niet vast komen te staan dat verdachte daarbij het opzet had om [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel bewust de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat [slachtoffer 1] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Uit de handelingen, die volgens de rechtbank door de verdachte zijn gepleegd, volgt het (voorwaardelijk) opzet niet De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat naar algemene ervaringsregels niet heeft te gelden dat reeds met het geven van een enkele, harde, droge vuistslag in het gezicht, de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat dit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
De rechtbank zal verdachte derhalve eveneens vrijspreken van de hem subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair en onder 2 primair ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 7 december 2012 omstreeks 23.45 uur bevinden de vrienden [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 2] en [getuige 2] zich voor de woning van [slachtoffer 1] aan het [locatie] te Overveen, gemeente Bloemendaal. Voordat zij op de fiets stappen om naar Haarlem te gaan, gooien zij een aantal sneeuwballen richting een groep personen die voor restaurant Loetje staat op de Korte Zijlweg te Overveen. [2] Hierop loopt een aantal mannen uit de betreffende groep richting de jongens die de sneeuwballen gooiden. Eén van de mannen, die hierna zal worden aangeduid als man 1, wordt later door aangever [slachtoffer 1] als volgt omschreven: blanke huidskleur, ongeveer 1.80 meter lang, stevig postuur, leeftijd ongeveer 40 jaar, licht bruin haar, kalend bovenop het hoofd, brildragend; donker, rechthoekig montuur, beige halflange jas en blauwe spijkerbroek. Deze man 1 loopt richting [slachtoffer 2] en geeft hem een trap tegen de achterkant van zijn kuiten, waardoor [slachtoffer 2] zijn evenwicht verliest en valt. [3] Er ontstaat een worsteling tussen [slachtoffer 2] en man 1, waarbij man 1 met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer 2] slaat. [4] Vervolgens loopt man 1 richting [slachtoffer 1], pakt hem met zijn rechterhand bij zijn jas vast en trapt hem tegen zijn kuiten, waardoor ook [slachtoffer 1] op de grond valt. Hierop loopt man 1 richting [slachtoffer 3] en geeft ook hem een trap tegen de kuiten, waarna zowel man 1 als [slachtoffer 3] achterover op de grond vallen. Op dat moment loopt ook een tweede man uit de groep naar [slachtoffer 3] toe en duwt hem omhoog. Deze tweede man en [slachtoffer 3] vallen samen over een hekje. Er ontstaat een worsteling tussen [slachtoffer 3] en deze tweede man. Hierop loopt ook man 1 richting de tweede man en [slachtoffer 3]. Beide mannen slaan [slachtoffer 3] een aantal keer. [5] [slachtoffer 1] loopt richting de mannen en duwt man 1 weg van [slachtoffer 3]. Vervolgens loopt man 1 in de richting van [slachtoffer 1], waarop [slachtoffer 1] zegt:
“Het was maar een grapje! Doe normaal man, het is maar een grapje.”Man 1 reageert met de woorden:
“Het is geen grapje”en slaat [slachtoffer 1] vervolgens een maal met gebalde vuist tegen zijn mond. Hierdoor voelt [slachtoffer 1] zich gedesoriënteerd. Hij voelt veel pijn en voelt dat zijn vier voorste boventanden los zitten. Er druppelt bloed uit zijn mond. [6] [getuige 2], die ondertussen naar zijn fiets is gelopen, ziet [slachtoffer 1] met bebloede mond bij het grasveld tegenover de woning van [slachtoffer 1] staan. Hij rent hierop naar [slachtoffer 1] toe en ziet een breed gebouwde, kalende man met een brilletje vlak bij [slachtoffer 1] staan. De man staat met een brede grijns te kijken. [7]
Later blijkt dat [slachtoffer 1] door de klap een trauma aan twee voortanden heeft opgelopen. De tandarts heeft de twee tanden weer op de juiste plek gezet en heeft een spalk aangebracht. Daarnaast moet [slachtoffer 1] twee wortelkanaalbehandelingen ondergaan. [8] [slachtoffer 2] heeft een grote zwelling op zijn linker jukbeen. [9] [slachtoffer 3] heeft een zichtbare verkleuring in zijn gezicht [10] .
Naar aanleiding van de drie aangiftes zijn de camerabeelden van restaurant Loetje van 7 december 2012 omstreeks 23.45 uur opgevraagd. Hierop is te zien dat een groepje van drie mannen en drie vrouwen op de desbetreffende datum en omstreeks het genoemde tijdstip het restaurant verlaat. [11] Als [slachtoffer 1] de screenshots van de camerabeelden van restaurant Loetje getoond worden, herkent hij op de beelden man 1 als diegene die hem geslagen heeft. Hij verklaart zeker te weten dat dit dezelfde man is als de man die hem geslagen heeft. [12] [getuige 2] geeft bij het bekijken van de foto’s aan dat man 1 ontzettend veel lijkt op de man die dichtbij [slachtoffer 1] stond op het moment dat hij aan het bloeden was. [13] Verdachte herkent zichzelf ter zitting desgevraagd op de screenshots van de camerabeelden als de persoon aangeduid als man 1. [14] Verdachte is ongeveer 1.80 meter lang, heeft een stevig postuur, is kalend bovenop zijn hoofd en is brildragend. [15] Verdachte is op 7 december 2012 omstreeks 23.45 uur samen met drie vrouwen en twee andere mannen uit restaurant Loetje te Overveen richting de parkeerplaats gelopen. Aldaar is hij bekogeld met sneeuwballen door een groepje jongens. Hierop is hij samen met een van de andere mannen in de richting van de jongens gelopen en heeft er een schermutseling plaatsgevonden. [16]
3.5.
Bewijsoverweging
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat cliënt wegens gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van aangevers op verschillende punten onjuist zijn. Aangevers hebben de mogelijkheid gehad om hun verklaringen af te stemmen, aldus de raadsman. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat het cliënt is geweest die [slachtoffer 1] op zijn mond heeft geslagen. Cliënt ontkent dit en de verklaringen van [slachtoffer 2] ondersteunen dat hij dat niet heeft gedaan. Daarnaast is de herkenning van cliënt door [slachtoffer 1] niet betrouwbaar, nu hij alcohol gedronken had, het donker was en [slachtoffer 1] bovendien eerst een ander persoon heeft aangewezen als dader. Voorts heeft de raadsman bepleit dat de ten laste gelegde openlijke geweldpleging niet bewezen kan worden, nu cliënt die handelingen in ieder geval met een ander moet hebben gepleegd en de zaken tegen de kennissen van cliënt (waarschijnlijk vanwege een gebrek aan bewijs) zijn geseponeerd.
De rechtbank verwerpt de verweren van de raadsman en overweegt hieromtrent als volgt.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen die de aangevers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en de getuige [getuige 2] bij de politie en de rechter-commissaris hebben afgelegd inhoudelijk - in grote lijnen - consistent zijn en elkaar bevestigen. Aangevers hebben zeer kort na het incident aangifte gedaan. De rechtbank overweegt dat de aangevers na het incident weliswaar met elkaar gesproken hebben, maar acht niet aannemelijk dat zij hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. De eerste aangifte van [slachtoffer 1] is immers al om 01.02 uur - ongeveer 1 uur na het incident - afgenomen en vervolgens zijn de aangevers achter elkaar gehoord door de politie. Daar komt bij dat de bij [slachtoffer 1] geconstateerde verwondingen alsmede het bij aangever [slachtoffer 2] geconstateerde letsel passen bij de verklaringen van de aangevers. De verklaringen van de aangevers komen authentiek op de rechtbank over, temeer omdat aangevers hun eigen aandeel in de schermutseling (het gooien van sneeuwballen) niet bagatelliseren of ontkennen. Aangever [slachtoffer 1] geeft in zijn aangifte, die één uur na het incident is afgenomen, een signalement van de man die hem op zijn mond geslagen heeft. Dit signalement is gedetailleerd en komt in grote lijnen overeen met het door de rechtbank waargenomen signalement van verdachte. Bovendien verklaart [slachtoffer 1] – nadat hij geconfronteerd is met de screenshots van de camerabeelden – zeker te weten dat man 1 diegene is die hem heeft geslagen. Deze verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2], die aangeeft dat man 1 ontzettend veel lijkt op de man die dicht bij [slachtoffer 1] stond vlak nadat hij geslagen was. Verdachte heeft op zitting aangegeven dat hij zichzelf herkent als man 1 op de beelden. Bovendien heeft verdachte ook verklaard dat hij ten tijde van het incident in contact met de aangevers is geweest. Verdachte verklaart echter dat hij door de aangevers is aangevallen en dat hij op de grond terecht is gekomen, waarna hij door de aangevers is getrapt waardoor hij letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Met deze lezing van het gebeuren valt immers niet te rijmen dat verdachte zelf geen aangifte heeft gedaan en, sterker nog, juist uit handen van de politie heeft getracht te blijven door zich niet te melden, terwijl hij wist dat hij werd gezocht. Eerst na gijzeling van getuige [getuige 1] op 17 mei 2013 is de naam van verdachte bekend geworden. Ook de door hem overgelegde foto van zichzelf met een blauw oog overtuigt de rechtbank niet nu geen van de getuigen, in wiens gezelschap hij zich bevond, hebben verklaard dat zij die avond letsel bij verdachte hebben waargenomen. Bovendien heeft verdachte in zijn verhoor bij de politie van 26 mei 2013 geen melding gemaakt van dit letsel. De rechtbank stelt deze verklaring derhalve terzijde.
Op grond van genoemde verklaringen van aangevers, de verklaring van getuige [getuige 2], de herkenning van verdachte op de screenshots, de overeenkomsten tussen verdachte en het door [slachtoffer 1] opgegeven signalement en het feit dat verdachte op de plaats delict is geweest en daar een schermutseling met de aangevers heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die aangever [slachtoffer 1] een maal op zijn mond heeft geslagen. Uit de verklaringen van aangevers blijkt bovendien dat er (tenminste) nog een man is geweest die op de aangevers is afgelopen en heeft geslagen. Verdachte heeft zich derhalve samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van openlijk geweld tegen aangevers. De rechtbank is van oordeel dat op basis van de stukken in het dossier bewezen kan worden dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen de aangevers en acht derhalve de beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
Dat de zaken tegen medeverdachten door het Openbaar Ministerie zijn geseponeerd en om die reden ook in deze zaak niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen, zoals door de verdediging betoogd, doet aan dat oordeel niet af. Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat in onderhavige zaak in strijd met beginselen van behoorlijke procesorde tot vervolging van verdachte is overgegaan, overweegt de rechtbank (nog daargelaten dat dit niet op de bewijsvraag betrekking kan hebben) dat het opportuniteitsbeginsel met zich brengt dat de verantwoordelijkheid tot vervolging van verdachten van strafbare feiten in beginsel bij het Openbaar Ministerie ligt. Daarbij heeft het –met inachtneming van beginselen van behoorlijke procesorde- de vrijheid bepaalde verdachten wél, en bepaalde verdachten níet te vervolgen. Van enig vertrouwen dat bij verdachte gewekt zou zijn dat van vervolging zou worden afgezien dan wel dat in strijd met het verbod van willekeur tot vervolging is overgegaan is niet gebleken.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Meer Subsidiair
hij op 7 december 2012 te Bloemendaal met een ander op de openbare weg, het [locatie], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1],
welk geweld bestond uit
- het met de hand vastpakken van de jas en
- het eenmaal trappen tegen de kuit en
- het eenmaal slaan tegen de mond.
Feit 2:
Primair
hij op 7 december 2012 te Bloemendaal met een ander, op de openbare weg, het Zandvoorterpad, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2]
en [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het eenmaal trappen tegen de kuiten van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] en
- het meermalen met de (tot vuist gebalde) handen slaan tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3].
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 meer subsidiair, Feit 2 primair:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan het plegen van geweld tegen drie minderjarige jongens op de openbare weg. Nadat de jongens sneeuwballen richting verdachte en zijn kennissen hadden gegooid, is verdachte samen met een ander uit zijn groep op de jongens afgelopen en heeft de jongens vastgepakt, getrapt en geslagen. Eén van de jongens is hierbij door verdachte tegen zijn mond geslagen, waardoor twee tanden los zijn gaan zitten. Deze tanden moesten weer terug in positie gezet worden en daarnaast heeft het slachtoffer twee wortelkanaalbehandelingen moeten ondergaan. Verdachte heeft door zijn willekeurig en disproportioneel handelen pijn en letsel bij de slachtoffers, met name ten aanzien van [slachtoffer 1], veroorzaakt en dier lichamelijke integriteit aangetast. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van openlijk geweld. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld, of personen die hebben gezien dat dergelijk geweld werd uitgeoefend, lichamelijke en/of psychische gevolgen daarvan kunnen hebben. Daarnaast draagt openlijk geweld bij aan de gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan en overweegt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zeker op zijn plaats was geweest. Gelet op het tijdsverloop zal de rechtbank echter volstaan met het opleggen van een taakstraf.
Ten nadele van verdachte heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte door zijn houding ervan blijk gegeven heeft het laakbare van zijn handelen niet in te (willen) zien.
De rechtbank acht de straf zoals door de officier van justitie geëist passend en geboden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij

De wettelijke vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 1], te weten [wettelijke vertegenwoordiger], heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.923,89 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die de benadeelde als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit € 4.634,74 aan medische kosten (€ 44,26 aan kosten voor periodieke controles, een tandartsverzekering van € 90,48 en € 4500,- aan mogelijke kosten voor toekomstige behandelingen), € 9,15 aan reiskosten, € 630,- aan verlies van arbeidsvermogen van de moeder van aangever en € 900,- aan kosten voor bijles. Daarnaast wordt er een bedrag van € 750,- aan immateriële schade gevorderd.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 143,89 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde feit. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 750,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank is van oordeel dat het gestelde verlies aan arbeidsvermogen van de moeder van aangever (€ 630,-) niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien dit bedrag geen rechtstreekse schade betreft die is geleden door benadeelde partij. Nu vooralsnog onduidelijk is of, en zo ja, in hoeverre er in de toekomst nog medische kosten gemaakt worden, kan dat deel van de vordering evenmin worden toegewezen. Met betrekking tot de kosten van huiswerkbegeleiding overweegt de rechtbank dat onvoldoende is onderbouwd dat deze kosten rechtstreeks voortvloeien uit de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal de vordering gelet op het voorgaande voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 1 meer subsidiair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: openlijke geweldpleging in vereniging] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 22c, 22d, 36f, 57, 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 meer subsidiair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtachtig (180) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door negentig (90) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 893,89bestaande uit € 143,89 voor de materiële en
€ 750,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 893,89, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 december 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
17 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M.M. Gabel, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Keulers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 november 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 1, het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 10 en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 15.
3.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 2.
4.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 10.
5.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina 2 en het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 16.
6.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1], dossierpagina’s 2 en 3.
7.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina’s 31 en 32.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een verklaring van tandartspraktijk Alders d.d. 25 januari 2013, dossierpagina 9.
9.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 8 december 2012, dossierpagina 11 en met als bijlagen de foto’s van het letsel op dossierpagina’s 13 en 14.
10.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d.8 december 2012, dossierpagina 15 en met als bijlage foto’s van het letsel op dossierpagina 18.
11.Het proces-verbaal van bevindingen mbt. Beeldmateriaal ‘Restaurant Loetje’ en herkenning verdachte [getuige 1] d.d. 20 januari 2013, dossierpagina 44.
12.Het proces-verbaal van verhoor van aangever[slachtoffer 1] d.d. 20 januari 2013, dossierpagina 20 en 21 en het proces-verbaal van bevindingen mbt. Beeldmateriaal ‘Restaurant Loetje’ en herkenning verdachte [getuige 1] d.d. 20 januari 2013, met als bijlagen de screenshots van de camerabeelden, dossierpagina 46 t/m 52.
13.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 31 januari 2013, dossierpagina 32.
14.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 30 oktober 2014.
15.Eigen waarneming van de rechtbank ter terechtzitting d.d. 30 oktober 2014.
16.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 30 oktober 2014.