ECLI:NL:RBNHO:2014:12991

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 februari 2014
Publicatiedatum
26 februari 2015
Zaaknummer
600059 \ CV EXPL 13-4586
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.I. Oyunlu
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door blikseminslag als buitengewone omstandigheid

In deze zaak hebben passagiers Corendon Dutch Airlines B.V. gedagvaard wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Amsterdam naar Tunesië op 11 september 2012. De passagiers vorderden compensatie van € 800,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. Corendon betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een blikseminslag, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die hen vrijstelde van compensatieverplichtingen. De kantonrechter heeft de feiten en het verweer van Corendon zorgvuldig beoordeeld. De rechter oordeelde dat Corendon voldoende had aangetoond dat de blikseminslag een onverwacht vliegveiligheidsprobleem was en dat zij niet verantwoordelijk was voor de vertraging. De rechter benadrukte dat niet alle buitengewone omstandigheden automatisch leiden tot vrijstelling van compensatie, maar dat Corendon had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te beperken. Uiteindelijk werd de vordering van de passagiers afgewezen en werden zij veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 600059 \ CV EXPL 13-4586
datum uitspraak: 25 februari 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
[2 eisers]
[2 eisers]beiden te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde N. Ozdemir-Yesil (DAS)
tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Corendon Dutch Airlines B.V.
te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen Corendon
gemachtigde mr. T.R. van Ginkel

De procedure

De passagiers hebben Corendon gedagvaard op 8 april 2013. Corendon heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 22 oktober 2013 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 2 december 2013. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Tunesië op 11 september 2012 met vertrektijd 20:40 uur (lokale tijd) en vluchtnummer CND 215, hierna: de vlucht.
De vlucht heeft een vertraging van meer dan 3 uur opgelopen.
De passagiers hebben bij brief van 13 december 2012 compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging ten bedrage van in totaal € 800,00.
Corendon heeft geweigerd dit bedrag te betalen.

De vordering

De passagiers vorderen dat Corendon bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 december 2012;
- € 120,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 dagen na datum vonnis;
- de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 dagen na datum vonnis.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

Het verweer

Corendon betwist de vordering. Corendon heeft aangevoerd dat zij geen compensatie verschuldigd is, omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Corendon aangevoerd dat het toestel dat de voorafgaande vlucht uitvoerde, luchtwaardig was en was vrijgegeven voor vertrek. Tijdens de vluchtuitvoering werd dit toestel evenwel getroffen door een blikseminslag. Er was dan ook sprake van een onverwachts vliegveiligheidsprobleem dat het gevolg was van weersomstandigheden. Corendon had de blikseminslag niet kunnen vermijden en heeft er alles aan gedaan om de vertraging zoveel mogelijk te beperken. Zij heeft de technische dienst en/of het onderhoudsbedrijf direct ingeschakeld om het toestel te controleren. Corendon heeft maar 2 toestellen. Het andere toestel was niet beschikbaar. Uiteindelijk heeft Corendon een toestel van Transavia ingehuurd om de onderhavige vlucht uit te voeren. Indien sprake is van een buitengewone omstandigheid kan deze omstandigheid consequenties hebben voor andere (opvolgende) vluchten in de uitvoering door de luchtvaartmaatschappij.
Ook de toezichthouder op de naleving van de Verordening (ILT) en de Geschillencommissie Luchtvaart is die mening toegedaan.
Subsidiair verzoekt Corendon de compensatiebedragen te matigen, nu er sprake is van een buitengewone omstandigheid en met het oog op de volstrekt disproportionele gevolgen indien de gevorderde compensatiebedragen zouden worden toegekend. Dit laatste moet in verband worden gezien met de door de passagiers betaalde totaalsom voor de geboekte pakketreis en het bedrag van het vliegticket dat (grotendeels) in deze totaalsom is verdisconteerd.
Corendon betwist de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente.
Ter comparitie heeft Corendon nog aangevoerd dat het voorstel van de Europese Commissie van 13 maart 2013 voor de wijziging van Verordening 261/2004 (hierna: het Voorstel) een codificatie is van de jurisprudentie van het Europese Hof. Het Voorstel bevat een definitie van het begrip ‘buitengewone omstandigheden’. Bij het Voorstel is een annex gevoegd met omstandigheden die in ieder geval wel, en omstandigheden die in ieder geval niet buitengewoon zijn. Ter comparitie heeft Corendon zich tevens beroepen op de lijst van de 27 samenwerkende nationale toezichthouders binnen Europa (de zgn. ‘NEB-lijst’).
Op de NEB-lijst staan 30 gespecificeerde categorieën van incidenten opgenoemd die volgens de toezichthouders een buitengewone omstandigheid opleveren. Het voorliggende incident valt volgens Corendon onder punt 13 Meteorological, zodat in de voorliggende zaak sprake is van een bijzondere omstandigheid en de vordering moet worden afgewezen.

De beoordeling

Ten aanzien van het beroep van Corendon op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter in algemene zin als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. De luchtvaartmaatschappij moet stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann de buitengewone omstandigheid ‘onverwachte vliegveiligheidsproblemen’ nader ingevuld. Het Hof heeft geoordeeld dat technische mankementen kunnen worden beschouwd als onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Aldus het Hof kunnen de omstandigheden die een dergelijk voorval vergezellen alleen dan als uitzonderlijk in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening worden aangemerkt, wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis.
Met de in het geding gebrachte stukken heeft Corendon voldoende aangetoond dat het toestel dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren is getroffen door een blikseminslag en dat deze blikseminslag de vertraging van de onderhavige vlucht heeft veroorzaakt. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarmee sprake van een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij wegens de oorsprong ervan geen invloed kan uitoefenen.
Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin-Hermann overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. De vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering van de vlucht leidden. Dit geldt sinds het Sturgeon-arrest ook bij langdurige vertraging. Uit het Eglitisarrest van 12 mei 2011 volgt dat aangezien de luchtvaartmaatschappij gehouden is alle redelijke maatregelen te treffen om buitengewone omstandigheden te kunnen ondervangen, zij in het stadium van de planning van de vlucht redelijkerwijs rekening moet houden met het risico op vertraging die het gevolg kan zijn van zulke omstandigheden. Daarom dient zij in een bepaalde reservetijd te voorzien om de vlucht zo mogelijk volledig te kunnen uitvoeren na afloop van de buitengewone omstandigheden.
Het beroep van Corendon op artikel 5 lid 3 van de Verordening slaagt. Gelet op hetgeen Corendon heeft aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat zij voldoende heeft aangetoond dat de blikseminslag hoe dan ook niet voorkomen had kunnen worden en dat zij de vertraging van de vlucht in kwestie niet heeft kunnen vermijden. Dat Corendon onvoldoende reservetijd had ingepland is niet gebleken.
7. Op grond van het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen. De proceskosten komen voor rekening van de passagiers omdat deze in het ongelijk worden gesteld. Daarbij worden zij ook veroordeeld tot betaling van € 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt.

De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van Corendon tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris van de gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 50,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door Corendon worden gemaakt en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.I. Oyunlu en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.