ECLI:NL:RBNHO:2014:12536

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 november 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
2907679 CV EXPL 14-2169
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst door misleidende handelspraktijk van professionele autoverkoper

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 13 november 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een consument en de besloten vennootschap Richèl B.V. De consument, aangeduid als [eiser], had op 21 augustus 2013 een auto gekocht van Richèl, die zich ten onrechte als lid van FOCWA had gepresenteerd. De consument vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopsom, omdat de auto niet voldeed aan de verwachtingen die op basis van de overeenkomst mochten worden gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de misleidende handelspraktijk van Richèl, door zich ten onrechte als FOCWA-lid voor te doen, een grond voor vernietiging van de overeenkomst opleverde. De rechter stelde vast dat de auto niet voldeed aan de koopovereenkomst, omdat de carrosserie niet correct was hersteld, wat leidde tot een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. De kantonrechter verklaarde de koopovereenkomst ontbonden en veroordeelde Richèl tot terugbetaling van de koopsom van € 16.900,00, evenals de kosten van reparatie en rapportage. De proceskosten werden eveneens aan Richèl opgelegd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van professionele verkopers en de bescherming van consumentenrechten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Zaanstad
Zaaknummer/rolnummer: 2907679 / CV EXPL 14-2169
Uitspraakdatum: 13 november 2014

Vonnis in de zaak van:

[naam], wonende te [plaats]

eisende partij
verder ook te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. T.G.M. Houben, advocaat te Koog aan de Zaan
tegen

de besloten vennootschap Richèl B.V., gevestigd te IJsselstein

gedaagde partij
verder ook te noemen: Richèl
gemachtigde: mr. M. Ensink, advocaat te Utrecht.

Het procesverloop

1. [eiser] heeft bij dagvaarding van 19 maart 2014 een vordering ingesteld. Richèl heeft schriftelijk geantwoord. Vervolgens hebben partijen een conclusie van repliek en dupliek genomen. De kantonrechter heeft bij vonnis van 31 juli 2014 een verschijning van partijen ter zitting bevolen. Die zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2014, waar [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. Houben, en waar voor Richèl is verschenen [A], directeur, vergezeld door [X], en bijgestaan door mr. Ensink. Partijen hebben op de zitting hun standpunt toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen. Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

De feiten

2. Op 21 augustus 2013 heeft [eiser] van Richèl een auto gekocht, te weten een Audi TTS Roadster 2.0 TFSi Quattro, voor een prijs van € 16.900,00 (hierna: de auto). De auto heeft als bouwjaar 2009 en is door Richèl vanuit België ingevoerd naar Nederland. De overeenkomst is neergelegd in een schriftelijke orderbevestiging van 21 augustus 2013.
3. Richèl handelt in schadeauto’s. De auto die [eiser] heeft gekocht was ook een auto met schade, hetgeen bij het aangaan van de koopovereenkomst tussen partijen is besproken. Ook is tussen partijen afgesproken dat reparaties aan de auto zouden plaatsvinden. In de schriftelijke orderbevestiging is daarover opgemerkt:
“Deurnaad + richten (...) Lassen + afwerken bodem, binnen en buiten (...)”.
4. [eiser] heeft de koopprijs voldaan en de auto is aan hem geleverd op 12 november 2013.
5. Naast de tussen partijen overeengekomen reparaties, zijn nog nadere reparaties aan de auto verricht door [X] (hierna: [x]). [x] is in dienst van Richèl, maar heeft ook een eigen autoherstelbedrijf. In een aantal facturen op naam van [x], is aan [eiser] voor de reparaties door [x] in totaal een bedrag in rekening gebracht van € 3.223,95. [eiser] heeft dit bedrag betaald aan [x].
6. Bij brief van 31 januari 2014, gericht aan Richèl, heeft de advocaat van [eiser] meegedeeld dat sprake is van tekortkomingen aan de auto, omdat na meting door een expert volgens [eiser] was gebleken dat het chassis van de auto scheef is, in die zin dat de auto rechtsachter 18 millimeter hoger staat dan volgens de fabrieksspecificaties, dat bij de achteras 9 millimeter verschil zit tussen het linker en rechter deel van het chassis, en dat op een ander punt ook een verschil is gemeten in het chassis van 4 millimeter. In een brief van 27 februari 2014 heeft de advocaat van Richèl de gestelde tekortkoming betwist.
7. De koopovereenkomst tussen partijen is door [eiser] buitengerechtelijk ontbonden.

Het geschil

8. [eiser] vordert dat voor recht wordt verklaard dat de koopovereenkomst is ontbonden en dat Richèl wordt veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom. Subsidiair wordt gevorderd dat Richèl wordt veroordeeld tot prijsvermindering dan wel schadevergoeding. Verder vordert [eiser] vergoeding van de reparatiekosten. Daarbij stelt [eiser] – kort weergegeven – dat de auto niet beantwoordt aan de koopovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 7:17 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), dat Richèl de auto ook na ingebrekestelling niet heeft hersteld, en dat [eiser] op grond van artikel 7:22 BW het recht heeft om de koop te ontbinden. In dat kader heeft [eiser] ook aangevoerd dat Richèl zich ten onrechte heeft voorgedaan als een bij FOCWA aangesloten garage.
9. Richèl heeft – samengevat – als verweer gevoerd dat de auto voldoet aan alle verwachtingen die [eiser] op basis van de koopovereenkomst mocht hebben, zodat er geen reden is voor ontbinding van die overeenkomst. Richèl wijst erop dat hij overeenkomstig de aantekening op de schriftelijke orderbevestiging van 21 augustus 2013 de deurnaden heeft hersteld en de deuren heeft ‘gericht’, zodat deze weer konden worden gesloten, en dat hij ook alle andere genoemde werkzaamheden heeft uitgevoerd. Verder stelt Richèl dat de auto APK-gekeurd is, een Nederlands kenteken heeft verkregen, en geschikt is voor normaal gebruik. Richèl erkent dat hij geen lid meer was van FOCWA op het moment van het aangaan van de koopovereenkomst, maar meent dat dit losstaat van de overeenkomst tussen partijen en ook niet afdoet aan het feit dat aan [eiser] een deugdelijke auto is geleverd.
11. Bij de beoordeling zal zo nodig nog nader op de standpunten van partijen worden ingegaan.

De beoordeling

12. Tussen partijen is niet in geschil dat op 21 augustus 2013 een koopovereenkomst is gesloten voor de auto en dat die overeenkomst een consumentenkoop is in de zin van artikel 7:5 BW.
13. Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de door [eiser] gekochte auto beantwoordt aan de koopovereenkomst tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 7:17 lid 1 BW. Volgens artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
14. Richèl heeft erop gewezen dat in de schriftelijke overeenkomst van 21 augustus 2013 wordt vermeld dat de auto is gekocht
“zoals gezien, ZONDER garantie”, en dat de tussen partijen gemaakte afspraken boven algemene regelingen gaan. Als Richèl daarmee heeft bedoeld te stellen dat de afspraak
“ZONDER garantie”boven artikel 7:17 gaat, kan hij daarin niet worden gevolgd. Volgens artikel 7:6 lid 1 BW kan immers in geval van een consumentenkoop niet ten nadele van de koper van artikel 7:17 BW worden afgeweken. De afspraak
“ZONDER garantie”kan er dus niet aan afdoen dat de auto aan de overeenkomst tussen partijen moet beantwoorden.
15. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag wat is bedoeld met de opmerking in de schriftelijke orderbevestiging:
“Deurnaad + richten”.[eiser] stelt dat daarmee is bedoeld dat de auto in zijn geheel, dat wil zeggen het gehele chassis, zou worden ‘gericht’, en wel zodanig dat het chassis geen afwijkingen en scheefstand meer zou vertonen. Richèl stelt daartegenover dat alleen is afgesproken dat de deuren ‘gericht’ zouden worden, in die zin dat de deuren weer normaal gesloten konden worden.
16. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] gelet op de bewoordingen
“Deurnaad + richten”er in redelijkheid op heeft mogen vertrouwen dat Richèl niet alleen de deuren zou ‘richten’, maar ook het chassis, en dat Richèl een afwijking en een scheefstand in dat chassis zou herstellen. Die bewoordingen geven immers aan dat herstelwerkzaamheden zouden plaatsvinden met betrekking tot de deurnaad èn het ‘richten’. De kantonrechter weegt hierbij mee dat op de zitting door [x] is uitgelegd dat de auto na een ongeval schade heeft opgelopen, als gevolg waarvan het chassis, dat wil zeggen de zelfdragende carrosserie, bol is gaan staan en is kromgetrokken. Een gemiddelde consument als [eiser] mag verwachten dat bij een dergelijke schade met de opmerking
“Deurnaad + richten”niet alleen wordt bedoeld het ‘richten’ van de deuren, maar ook het richten van de carrosserie. Indien Richèl ervan uitging dat tussen partijen was afgesproken dat alleen de deuren ‘gericht’ zouden worden, dan had zij dit duidelijk moeten aangeven in de schriftelijke orderbevestiging. Het is aan Richèl als professioneel autobedrijf om dit soort afspraken deugdelijk vast te leggen, en het komt voor haar rekening en risico dat zij dit heeft nagelaten. Dat aan [eiser] mondeling te kennen zou zijn gegeven dat alleen de deuren ‘gericht’ zouden worden, is niet, althans onvoldoende gesteld en onderbouwd. Daarbij is ook van belang dat [x] op de zitting heeft aangegeven dat het ‘richten’ in ieder geval ook nodig was om het cabriodak goed te kunnen laten sluiten, en dus niet alleen zag op de deuren.
17. Gelet op het voorgaande neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat tussen partijen geacht moet worden te zijn overeengekomen dat de auto in zijn geheel, dat wil zeggen de gehele carrosserie, zou worden ‘gericht’, en wel zodanig dat de carrosserie geen afwijkingen en scheefstand meer zou vertonen. Vast staat ook dat Richèl niet de gehele carrosserie heeft ‘gericht’, maar alleen de deuren. Richèl heeft ook geen elektronische richtbank waarmee kan worden gemeten of de carrosserie weer volledig ‘gericht’ is. Dit brengt mee dat Richèl is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst.
18. Voor zover Richèl heeft betwist dat sprake is van afwijkingen en scheefstand van de carrosserie, kan zij daarin niet worden gevolgd. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [x] op de zitting verklaard dat de carrosserie als gevolg van een ongeval bol is gaan staan en is kromgetrokken. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat sprake is van de door [eiser] genoemde afwijkingen en scheefstand. Bovendien blijken die afwijkingen en de scheefstand ook uit het door [eiser] overgelegde rapport van Autoschadebedrijf Schrurs, waarvan de inhoud door Richèl niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist. Richèl heeft ook geen gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het rapport van Schrurs niet deugt.
19. Richèl heeft verder als verweer gevoerd dat de afwijkingen en scheefstand van de carrosserie niet in de weg staan aan normaal gebruik van de auto. Dit verweer treft geen doel, omdat hiervoor is overwogen dat [eiser] op grond van de overeenkomst juist mocht verwachten dat de afwijkingen en de scheefstand zouden worden hersteld. Overigens acht de kantonrechter voldoende aannemelijk de stelling van [eiser] dat de afwijkingen en scheefstand gevolgen (kunnen) hebben voor het rijgedrag en de slijtage van de auto, en voor de waarde bij inruil of verkoop.
20. Wat betreft het FOCWA-lidmaatschap heeft Richèl op de zitting erkend dat ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst op 21 augustus 2013 op zijn website, zijn briefpapier en in zijn kantoorpand goed zichtbaar werd vermeld dat hij lid was van de FOCWA. Richèl heeft ook erkend dat hij vanaf 1 januari 2013 geen lid meer was van FOCWA. [eiser] heeft voldoende gemotiveerd dat het FOCWA-lidmaatschap voor hem van belang was bij het aangaan van de koopovereenkomst, omdat in geval van een dergelijk lidmaatschap aanspraak kan worden gemaakt op twee jaar FOCWA-garantie, op de kwaliteitswaarborgen van een FOCWA-garagebedrijf, en op de mogelijkheid om zonder hoge kosten een geschil voor te leggen aan de geschillencommissie van de FOCWA.
21. Dat Richèl zich ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst ten onrechte heeft voorgedaan als FOCWA-lid, levert een misleidende handelspraktijk op als bedoeld in artikel 6:193c BW, zoals [eiser] heeft gesteld. Richèl heeft immers informatie verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden omtrent
de hoedanigheid, kenmerken, kwalificaties, status en erkenning van Richèl. Een overeenkomst die als gevolg van een misleidende handelspraktijk tot stand is gekomen, is op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigbaar.
22. De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en de misleidende handelspraktijk leveren tezamen, maar ook ieder op zich, voldoende grond op voor ontbinding dan wel vernietiging van de overeenkomst tussen partijen. Vast staat ook dat Richèl na de e-mail van [eiser] van 24 november 2013 en tot op heden de tekortkoming niet heeft hersteld. Dit betekent dat [eiser] gerechtigd was om de overeenkomst op grond van artikel 7:22 lid 1 BW buitengerechtelijk te ontbinden, zoals hij heeft gedaan met de brief van zijn advocaat van 10 februari 2014.
23. Gelet op artikel 6:271 BW zijn partijen door de ontbinding van hun verbintenissen bevrijd. Dat betekent dat Richèl zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [eiser] van de koopsom van € 16.900,00. [eiser] moet de auto aan Richèl teruggeven.
24. Richèl zal ook worden veroordeeld tot betaling van de door [eiser] gevorderde schadevergoeding van € 3.223,95, te weten de kosten van de reparatie van de auto door [x]. De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst moet aan Richèl worden toegerekend en heeft tot gevolg gehad dat [eiser] onnodige reparatiekosten heeft gemaakt. De ontbinding van de overeenkomst brengt immers mee dat [eiser] niet meer is gebaat door die reparatie, maar alleen Richèl zelf, omdat de auto aan haar moet worden teruggegeven.
25. De gevorderde kosten van rechtsbijstand worden afgewezen. [eiser] kan in deze zaak, net als bij de geschillencommissie van de FOCWA, in persoon procederen of zich door een advocaat laten bijstaan. Dat [eiser] bij de geschillencommissie van de FOCWA, anders dan in deze zaak, geen advocaat zou hebben ingeschakeld, is door hem niet gesteld. Het lijkt voor de hand te liggen dat [eiser] zich ook bij die geschillencommissie, gelet op de aard en het belang van de zaak, zou hebben laten bijstaan door een advocaat. Dat brengt mee dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat de misleidende handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193c BW heeft geleid tot de door [eiser] gestelde schade. De overige kosten van deze zaak, de dagvaardingskosten en griffierechten, zijn hoger dan de kosten van de procedure bij de geschillencommissie, maar die dagvaardingskosten en griffierechten maken al deel uit van de hierna te noemen proceskostenveroordeling.
26. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Uit de stukken blijkt dat in dit verband alleen sprake is van één brief van de advocaat van [eiser] van 31 januari 2014, waarin Richèl is aangemaand tot betaling van schadevergoeding. De brief van die advocaat van 10 februari 2014 is slechts een herhaalde aanmaning. Die enkele brief van 31 januari 2014 is, ook gelet op het door partijen genoemde Rapport BGK-integraal 2013, niet voldoende om een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden te rechtvaardigen.
27. De door [eiser] gevorderde kosten van € 90,75 voor eerdergenoemd rapport van Autoschadebedrijf Schrurs kunnen wel worden toegewezen, als redelijke kosten voor de vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW.
28. Nu Richèl ongelijk krijgt, moet hij de proceskosten van [eiser] betalen. De stelling van Richèl dat rauwelijks is gedagvaard en dat de proceskosten daarom voor rekening van [eiser] moeten blijven, gaat niet op. Uit de stukken blijkt dat tussen partijen is gecorrespondeerd over de zaak en dat de advocaat van Richèl bij brief van 27 februari 2014 te kennen heeft gegeven dat geen sprake kon zijn van ontbinding of schadevergoeding. Gelet op die laatste brief stond het [eiser] vrij om tot dagvaarding over te gaan. De nakosten, voor zover deze daadwerkelijk worden gemaakt, kunnen worden toegewezen tot het gebruikelijke tarief van € 100,00.

De beslissing

De kantonrechter:
Verklaart voor recht dat de koopovereenkomst tussen partijen ontbonden is en veroordeelt Richèl tot nakoming van de ongedaanmakingsverplichting inhoudende restitutie van de koopsom van € 16.900,00, en tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt Richèl tot betaling van de door [eiser] gemaakte kosten aan reparatie ad
€ 3.223,95, en tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt Richèl tot betaling van de door [eiser] gemaakte kosten van de rapportage van Schrurs ad € 90,75, en tot betaling van de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt Richèl in de proceskosten van [eiser], die tot heden voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 1.755.80 (€ 93,80 dagvaardingskosten, € 462,00 aan griffierecht en € 1.200,00 aan salaris voor de gemachtigde van [eiser]), en tot betaling van € 100,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk worden gemaakt.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad, afgezien van de verklaring voor recht.
Wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en op 13 november 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter