De beoordeling
12. Tussen partijen is niet in geschil dat op 21 augustus 2013 een koopovereenkomst is gesloten voor de auto en dat die overeenkomst een consumentenkoop is in de zin van artikel 7:5 BW.
13. Het gaat in deze zaak in de eerste plaats om de vraag of de door [eiser] gekochte auto beantwoordt aan de koopovereenkomst tussen partijen, zoals bedoeld in artikel 7:17 lid 1 BW. Volgens artikel 7:17 lid 2 BW beantwoordt een zaak niet aan de overeenkomst indien zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
14. Richèl heeft erop gewezen dat in de schriftelijke overeenkomst van 21 augustus 2013 wordt vermeld dat de auto is gekocht
“zoals gezien, ZONDER garantie”, en dat de tussen partijen gemaakte afspraken boven algemene regelingen gaan. Als Richèl daarmee heeft bedoeld te stellen dat de afspraak
“ZONDER garantie”boven artikel 7:17 gaat, kan hij daarin niet worden gevolgd. Volgens artikel 7:6 lid 1 BW kan immers in geval van een consumentenkoop niet ten nadele van de koper van artikel 7:17 BW worden afgeweken. De afspraak
“ZONDER garantie”kan er dus niet aan afdoen dat de auto aan de overeenkomst tussen partijen moet beantwoorden.
15. De discussie tussen partijen spitst zich toe op de vraag wat is bedoeld met de opmerking in de schriftelijke orderbevestiging:
“Deurnaad + richten”.[eiser] stelt dat daarmee is bedoeld dat de auto in zijn geheel, dat wil zeggen het gehele chassis, zou worden ‘gericht’, en wel zodanig dat het chassis geen afwijkingen en scheefstand meer zou vertonen. Richèl stelt daartegenover dat alleen is afgesproken dat de deuren ‘gericht’ zouden worden, in die zin dat de deuren weer normaal gesloten konden worden.
16. De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] gelet op de bewoordingen
“Deurnaad + richten”er in redelijkheid op heeft mogen vertrouwen dat Richèl niet alleen de deuren zou ‘richten’, maar ook het chassis, en dat Richèl een afwijking en een scheefstand in dat chassis zou herstellen. Die bewoordingen geven immers aan dat herstelwerkzaamheden zouden plaatsvinden met betrekking tot de deurnaad èn het ‘richten’. De kantonrechter weegt hierbij mee dat op de zitting door [x] is uitgelegd dat de auto na een ongeval schade heeft opgelopen, als gevolg waarvan het chassis, dat wil zeggen de zelfdragende carrosserie, bol is gaan staan en is kromgetrokken. Een gemiddelde consument als [eiser] mag verwachten dat bij een dergelijke schade met de opmerking
“Deurnaad + richten”niet alleen wordt bedoeld het ‘richten’ van de deuren, maar ook het richten van de carrosserie. Indien Richèl ervan uitging dat tussen partijen was afgesproken dat alleen de deuren ‘gericht’ zouden worden, dan had zij dit duidelijk moeten aangeven in de schriftelijke orderbevestiging. Het is aan Richèl als professioneel autobedrijf om dit soort afspraken deugdelijk vast te leggen, en het komt voor haar rekening en risico dat zij dit heeft nagelaten. Dat aan [eiser] mondeling te kennen zou zijn gegeven dat alleen de deuren ‘gericht’ zouden worden, is niet, althans onvoldoende gesteld en onderbouwd. Daarbij is ook van belang dat [x] op de zitting heeft aangegeven dat het ‘richten’ in ieder geval ook nodig was om het cabriodak goed te kunnen laten sluiten, en dus niet alleen zag op de deuren.
17. Gelet op het voorgaande neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat tussen partijen geacht moet worden te zijn overeengekomen dat de auto in zijn geheel, dat wil zeggen de gehele carrosserie, zou worden ‘gericht’, en wel zodanig dat de carrosserie geen afwijkingen en scheefstand meer zou vertonen. Vast staat ook dat Richèl niet de gehele carrosserie heeft ‘gericht’, maar alleen de deuren. Richèl heeft ook geen elektronische richtbank waarmee kan worden gemeten of de carrosserie weer volledig ‘gericht’ is. Dit brengt mee dat Richèl is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en dat de auto niet beantwoordt aan de overeenkomst.
18. Voor zover Richèl heeft betwist dat sprake is van afwijkingen en scheefstand van de carrosserie, kan zij daarin niet worden gevolgd. Zoals hiervoor is overwogen, heeft [x] op de zitting verklaard dat de carrosserie als gevolg van een ongeval bol is gaan staan en is kromgetrokken. Daaruit kan niet anders worden afgeleid dan dat sprake is van de door [eiser] genoemde afwijkingen en scheefstand. Bovendien blijken die afwijkingen en de scheefstand ook uit het door [eiser] overgelegde rapport van Autoschadebedrijf Schrurs, waarvan de inhoud door Richèl niet, althans onvoldoende gemotiveerd is betwist. Richèl heeft ook geen gegevens overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het rapport van Schrurs niet deugt.
19. Richèl heeft verder als verweer gevoerd dat de afwijkingen en scheefstand van de carrosserie niet in de weg staan aan normaal gebruik van de auto. Dit verweer treft geen doel, omdat hiervoor is overwogen dat [eiser] op grond van de overeenkomst juist mocht verwachten dat de afwijkingen en de scheefstand zouden worden hersteld. Overigens acht de kantonrechter voldoende aannemelijk de stelling van [eiser] dat de afwijkingen en scheefstand gevolgen (kunnen) hebben voor het rijgedrag en de slijtage van de auto, en voor de waarde bij inruil of verkoop.
20. Wat betreft het FOCWA-lidmaatschap heeft Richèl op de zitting erkend dat ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst op 21 augustus 2013 op zijn website, zijn briefpapier en in zijn kantoorpand goed zichtbaar werd vermeld dat hij lid was van de FOCWA. Richèl heeft ook erkend dat hij vanaf 1 januari 2013 geen lid meer was van FOCWA. [eiser] heeft voldoende gemotiveerd dat het FOCWA-lidmaatschap voor hem van belang was bij het aangaan van de koopovereenkomst, omdat in geval van een dergelijk lidmaatschap aanspraak kan worden gemaakt op twee jaar FOCWA-garantie, op de kwaliteitswaarborgen van een FOCWA-garagebedrijf, en op de mogelijkheid om zonder hoge kosten een geschil voor te leggen aan de geschillencommissie van de FOCWA.
21. Dat Richèl zich ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst ten onrechte heeft voorgedaan als FOCWA-lid, levert een misleidende handelspraktijk op als bedoeld in artikel 6:193c BW, zoals [eiser] heeft gesteld. Richèl heeft immers informatie verstrekt die feitelijk onjuist is of die de gemiddelde consument misleidt of kan misleiden omtrent
de hoedanigheid, kenmerken, kwalificaties, status en erkenning van Richèl. Een overeenkomst die als gevolg van een misleidende handelspraktijk tot stand is gekomen, is op grond van artikel 6:193j lid 3 BW vernietigbaar.
22. De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst en de misleidende handelspraktijk leveren tezamen, maar ook ieder op zich, voldoende grond op voor ontbinding dan wel vernietiging van de overeenkomst tussen partijen. Vast staat ook dat Richèl na de e-mail van [eiser] van 24 november 2013 en tot op heden de tekortkoming niet heeft hersteld. Dit betekent dat [eiser] gerechtigd was om de overeenkomst op grond van artikel 7:22 lid 1 BW buitengerechtelijk te ontbinden, zoals hij heeft gedaan met de brief van zijn advocaat van 10 februari 2014.
23. Gelet op artikel 6:271 BW zijn partijen door de ontbinding van hun verbintenissen bevrijd. Dat betekent dat Richèl zal worden veroordeeld tot terugbetaling aan [eiser] van de koopsom van € 16.900,00. [eiser] moet de auto aan Richèl teruggeven.
24. Richèl zal ook worden veroordeeld tot betaling van de door [eiser] gevorderde schadevergoeding van € 3.223,95, te weten de kosten van de reparatie van de auto door [x]. De tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst moet aan Richèl worden toegerekend en heeft tot gevolg gehad dat [eiser] onnodige reparatiekosten heeft gemaakt. De ontbinding van de overeenkomst brengt immers mee dat [eiser] niet meer is gebaat door die reparatie, maar alleen Richèl zelf, omdat de auto aan haar moet worden teruggegeven.
25. De gevorderde kosten van rechtsbijstand worden afgewezen. [eiser] kan in deze zaak, net als bij de geschillencommissie van de FOCWA, in persoon procederen of zich door een advocaat laten bijstaan. Dat [eiser] bij de geschillencommissie van de FOCWA, anders dan in deze zaak, geen advocaat zou hebben ingeschakeld, is door hem niet gesteld. Het lijkt voor de hand te liggen dat [eiser] zich ook bij die geschillencommissie, gelet op de aard en het belang van de zaak, zou hebben laten bijstaan door een advocaat. Dat brengt mee dat niet als vaststaand kan worden aangenomen dat de misleidende handelspraktijk als bedoeld in artikel 6:193c BW heeft geleid tot de door [eiser] gestelde schade. De overige kosten van deze zaak, de dagvaardingskosten en griffierechten, zijn hoger dan de kosten van de procedure bij de geschillencommissie, maar die dagvaardingskosten en griffierechten maken al deel uit van de hierna te noemen proceskostenveroordeling.
26. Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen. Uit de stukken blijkt dat in dit verband alleen sprake is van één brief van de advocaat van [eiser] van 31 januari 2014, waarin Richèl is aangemaand tot betaling van schadevergoeding. De brief van die advocaat van 10 februari 2014 is slechts een herhaalde aanmaning. Die enkele brief van 31 januari 2014 is, ook gelet op het door partijen genoemde Rapport BGK-integraal 2013, niet voldoende om een vergoeding voor buitengerechtelijke werkzaamheden te rechtvaardigen.
27. De door [eiser] gevorderde kosten van € 90,75 voor eerdergenoemd rapport van Autoschadebedrijf Schrurs kunnen wel worden toegewezen, als redelijke kosten voor de vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW.
28. Nu Richèl ongelijk krijgt, moet hij de proceskosten van [eiser] betalen. De stelling van Richèl dat rauwelijks is gedagvaard en dat de proceskosten daarom voor rekening van [eiser] moeten blijven, gaat niet op. Uit de stukken blijkt dat tussen partijen is gecorrespondeerd over de zaak en dat de advocaat van Richèl bij brief van 27 februari 2014 te kennen heeft gegeven dat geen sprake kon zijn van ontbinding of schadevergoeding. Gelet op die laatste brief stond het [eiser] vrij om tot dagvaarding over te gaan. De nakosten, voor zover deze daadwerkelijk worden gemaakt, kunnen worden toegewezen tot het gebruikelijke tarief van € 100,00.