ECLI:NL:RBNHO:2014:12529

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 december 2014
Publicatiedatum
6 januari 2015
Zaaknummer
15/801444-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Transport van cocaïne en witwassen door verdachte op Schiphol

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van 139,7 kilogram cocaïne. De rechtbank oordeelde dat het transport van de cocaïne, dat plaatsvond via de Westerschelde vanuit Brazilië naar de haven van Antwerpen, ook de Nederlandse rechtsorde zou hebben geraakt. De verdachte werd daarnaast veroordeeld voor witwassen van een geldbedrag van € 40.655,-, het opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument, en het verblijven in Nederland als ongewenst vreemdeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het niet voldoen aan de aangifteplicht voor liquide middelen, omdat niet kon worden bewezen dat deze plicht op hem rustte op het moment van de controle op Schiphol. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht jaar op, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie zwaar wogen. De verdachte had eerder al een veroordeling voor een opiumdelict en zijn handelen werd gezien als een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/801444-13 (P)
Uitspraakdatum: 8 december 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 november 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel, locatie Het Schouw.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Veldhuis en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van Luijck, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, (een) voorwerp(en), te weten een geldbedrag (ter waarde van circa 40.655,- euro), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van (een) voorwerp(en), te weten voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 2:
hij op of omstreeks 16 december 2013 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer, al dan niet opzettelijk, als degene die uit hoofde van artikel 3 Verordening(EG) Nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, verplicht was tot het doen van aangifte, deze aangifte niet, onvolledig of onjuist heeft gedaan, immers heeft hij toen aldaar één of meerdere geldbedragen, te weten een geldbedrag van 40.655,- euro althans een som gelds met een tegenwaarde groter dan 10.000,- euro voorhanden gehad en/of zich met dat geld op de Luchthaven Schiphol vanuit een vertrekhal gemeld bij de paspoortcontrole en/of vervolgens met dat geld het beveiligde gebied van de Luchthaven Schiphol betreden (teneinde met vlucht UX 1094 te vertrekken naar Madrid, Spanje) en/of vervolgens desgevraagd aan douanepersoneel ter gelegenheid van een douanecontrole gezegd heeft dat hij alleen wat reaal en euro's bij zich had, zonder genoemde aangifte te doen, althans zonder genoemde aangifte te doen van genoemd bedrag van 40.655,- euro;
Feit 3:
hij op of omstreeks 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht te weten een nationaal paspoort van Brazilië, op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats 2], Brazilië, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking, althans aan een persoon belast met enig toezicht op de Luchthaven Schiphol;
Feit 4:
hij op of omstreeks 16 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift, tot ongewenst vreemdeling was verklaard;
Feit 5:
hij in of omstreeks de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en/of de Noordzee), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, althans via grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet, ongeveer 139.7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 6:
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2013 tot en met 18 september 2013, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, en/of Lissabon (Portugal) en/of Brazilië, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
van een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 108.620,- Euro ), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans (telkens) heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een of meer voorwerp(en), te weten voornoemd(e) gelbedrag(en), was/waren of wie bovenomschreven voorwerp(en), (telkens) voorhanden had/hadden
en/of
een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal 108.620,- Euro) (telkens) heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van een of meer voorwerp(en), te weten voornoemd(e) geldbedrag(en), (telkens) gebruik heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van ieder van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de onder 1, 2, 5 en 6 ten laste gelegde feiten vrijspraak bepleit. Ten aanzien van de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Vrijspraak ten aanzien van feit 2Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe dat op grond van de informatie in het dossier niet vast staat dat verdachte met ongeveer € 40.655,- (die hij grotendeels in zijn ruimbagage vervoerde) de Europese Unie vanaf Schiphol verliet. De rechtbank legt ‘Gemeenschap’ als genoemd in de wet en tenlastelegging uit als ‘Europese Unie’. Verdachte was, zoals ook zijn raadsvrouw heeft betoogd, in eerste instantie op weg naar Madrid en was in het bezit van twee boardingcards met verschillende stoelnummers, hetgeen er op duidt dat verdachte in Madrid zou overstappen op een ander vliegtuig (richting Buenos Aires, zijn eindbestemming, volgens de vluchtbescheiden die onder hem zijn aangetroffen). Onder deze omstandigheden acht de rechtbank aannemelijk dat de aangifteplicht eerst in Madrid op verdachte zou komen te rusten aangezien Madrid het punt was waarop de verdachte de Europese Unie zou verlaten. Nu niet kan worden bewezen dat op verdachte reeds op Schiphol een aangifteplicht rustte, dient hij van dit feit te worden vrijgesproken.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feiten 1, 3, 4, 5 en 6 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Witwassen van € 40.655,- (feit 1), de identiteit van verdachte (feit 3) en ongewenst vreemdeling (feit 4)
Naar aanleiding van een controleopdracht op basis van een risicoanalyse heeft de Douane op 16 december 2013 bij de KLM een gate-stop laten zetten op passagier [alias] (naar later blijkt: verdachte en verder te noemen verdachte) en zijn eventueel ingecheckte ruimbagage. Als deze passagier zich meldt om te boarden blijkt dat hij van Amsterdam naar Madrid zal vliegen om direct daarna door te vliegen naar Buenos Aires. Op vragen van de douane antwoordt verdachte, onder meer, dat hij sinds twee jaar een bedrijf in zaden heeft. Op de vraag hoeveel geld hij bij zich heeft antwoordt hij: “Alleen wat reaal en euro’s.” Daarop opent hij zijn portemonnee waarin verbalisanten eurobiljetten zien, waaronder een biljet van 500. Verbalisanten laten hem daarna zijn weg naar het vliegtuig vervolgen. Bij controle van zijn ruimbagage in de bagagekelder ontstaat het vermoeden dat verdachte meer dan € 10.000,- bij zich heeft. Vervolgens is verdachte uit het vliegtuig gehaald. Nadat verdachte met verbalisanten van boord is gegaan, antwoordt hij op vragen dat in zijn ruimbagage onder meer een geldbedrag van € 40.000,- zit, bestaande uit eurobiljetten van 500. Uit een broekzak van een broek uit de koffer, haalt verdachte desgevraagd een envelop met een pakket met eurobiljetten van 500. Het pakket is omwikkeld met doorzichtig plastic en ruikt sterk naar citronella. In de portemonnee van verdachte is een bedrag aangetroffen van € 1.155,-. In de ruimbagage, in de broekzak van een broek, is een bedrag aangetroffen van € 39.500,-. In totaal: € 40.655,-. [2] Het dossier bevat foto’s waarop te zien is hoe het geld is aangetroffen. [3] Onder verdachte zijn 80 biljetten van € 500,- en drie biljetten van € 100,- in beslag genomen. Een bedrag van € 355,- is aan verdachte beschikbaar gesteld. [4]
Verdachte legitimeerde zich bij de Douane met een Braziliaans paspoort. [5] Uit de paspoortgegevens van de passagier met goed gelijkende pasfoto bleek het te gaan om [alias], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats 2]. [6] In het dossier bevindt zich een kopie van het door verdachte aangeboden paspoort. [7] Naar aanleiding van enkele bij verdachte aangetroffen gegevens (adres en telefoonnummer) die (indirect) in verband konden worden gebracht met de naam [naam verdachte] en gezien het feit dat verdachte slecht Portugees sprak, hebben verbalisanten BlueView informatie bevraagd van [naam verdachte]. Daarbij ontvingen zij onder meer een foto van [naam verdachte]. Zij herkenden op deze foto de persoon, die zich bij de douane had gelegitimeerd met het paspoort op naam van [alias]. [8] Aan het nationale paspoort van Brazilië ten name van [alias], zijn geen kenmerken van valsheid en/of vervalsing aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat het onderzochte document niet is vervalst. [9] Aan de hand van een kopie van een Surinaams paspoort op naam van [naam verdachte] heeft verbalisant vastgesteld dat de leidende identiteit van de verdachte die is aangehouden onder de naam [alias], in werkelijkheid [verdachte] is. [verdachte] is in het bezit van een vermoedelijk frauduleus verkregen paspoort van Brazilië, op naam van [alias]. [10] Op 17 december 2013 zijn er vingerafdrukken genomen van verdachte. [11] Onderzoek heeft geleid tot herkenning en identificatie van de aangeboden vingerafdrukken op de vingerafdrukken van een persoon bekend onder de gegevens: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1964. [12]
Bij besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van 17 juni 1999 is verdachte, ongewenst verklaard ex artikel 21 van de Vreemdelingenwet. [13] Bij beschikking van 14 augustus 2008 is het tegen dit besluit ingestelde bezwaar ongegrond verklaard. [14] Deze beschikking is bij brief van 14 augustus 2008 aan het adres van de gemachtigde van verdachte verzonden en is onherroepelijk. [15]
Invoer/uitvoer cocaïne (feit 5)
Bij zijn aanhouding zijn onder verdachte zeven mobiele telefoons in beslag genomen. In één van deze telefoons (Blackberry 9320 met pin [PIN-nummer 3]) zijn onder meer chatsessies aangetroffen van de gebruiker “[bijnaam 1]”, met “[(bij)naam 2]”, “[(bij)naam 3]” en “[(bij)naam 4]”. De sessies hebben plaatsgevonden tussen 3 december 2013 en 15 december 2013. In een chatgesprek tussen [bijnaam 1] en [(bij)naam 2] op 3 december 2013 wordt gesproken over een “auto” die er niet is volgens [bijnaam 1]. [16] In een chatgesprek van 4 december 2013 zegt [bijnaam 1] dat “hij” niet meer op de binnenplaats staat. [17] [(bij)naam 2] vraagt aan [bijnaam 1] of hij de container kan vinden en geeft een B/L nummer door ([B/L nummer]). [(bij)naam 2] geeft aan [bijnaam 1] door dat hij op internet moet kijken om te zien dat “het” al naar het bedrijf is gegaan. [bijnaam 1] geeft aan [(bij)naam 2] door dat er om 3.00 uur een paar vrienden van hem opnieuw naar binnen gaan ‘om er een voor de auto te geven’. [18]
Op 5 december 2013 om 22.21:47 (
UTC+0) ontvangt [bijnaam 1] het volgende pinbericht van [(bij)naam 3]: “Ik heb alleen de naam. [bedrijfsnaam]”. En om 22.23.01 uur: “BL Booking [B/L nummer]”. [19]
Uit informatie van het Douane Informatiecentrum is gebleken dat het B/L nummer [B/L nummer] is gebruikt bij de rederij “[naam rederij]”. Er is een zending verscheept in een container met nummer [nummer container]. De container is verscheept vanuit Vitoria, Brazilië, met de bestemming Antwerpen. De container heeft aan boord gestaan van een schip met de naam “[naam schip]”. [20] Dit schip is op 30 november 2013 komende vanaf de Noordzee de Nederlandse territoriale wateren binnengevaren en vervolgens via de Westerschelde, Nederlands grondgebied, naar de bestemming Antwerpen gevaren. [21] De container is op 1 december 2013 gelost in de haven en op 3 december 2013 afgeleverd bij de ontvanger ([bedrijf]) in Antwerpen. [22]
Op 5 december 2013 is door de politie in Antwerpen, België 139,7 kilogram cocaïne aangetroffen bij het lossen van de container met nummer [nummer container]. De container was geladen met 320 zakken koffiebonen en daartussen zijn vijf sporttassen aangetroffen, elk gevuld met 26 pakketten cocaïne. De container was vermeld op B/L nummer [B/L nummer]. [23]
De 130 pakketten zijn gewogen op een geijkte weegschaal. Het totale gewicht bedraagt 139,7 kilogram. Van 12 willekeurig genomen pakken zijn representatieve monsters genomen. [24]
Vanuit België zijn 12 monsters ontvangen. Zes monsters zijn ter onderzoek aangeboden aan het NFI. [25] Al het onderzoeksmateriaal bevat cocaïne. [26]
Drie telefoons die onder verdachte in beslag zijn genomen, hebben in de periode van 30 november 2013 tot en met 6 december 2013 zendmasten in België aangestraald. Vooral veel in Antwerpen, ook in de nabijheid van het haventerrein. [27] .
In een chatgesprek van 9 december 2013 zegt [bijnaam 1] onder meer: “Deze week gaat iemand mij aan een douane van daar voorstellen” en: “En mijn mensen zeiden mij, omdat het niet stond op de plek waar alle andere containers stonden. Op maandag. Nacht. Het leek alsof de container een rode vlag had…” Later vraagt [(bij)naam 3]: “Heb jij contacten bij de douane?”, waarop [bijnaam 1] antwoordt: “Ik niet…het is een vriend waar ik nu mee in contact ben. Om mij te helpen gaat hij erachteraan om te zien wat er gebeurd is. Maar hij is heel boos op mij.” [(bij)naam 3] zegt: “Dat zou goed zijn vriend. Want zij weten door het systeem waar alles zich bevindt.” En [bijnaam 1] antwoordt: “Precies. Ik moet die van de douane iets betalen. Ik heb met mijn contact hier gesproken. Als hij iets heeft neemt hij de documenten mee toch? Zodat het doorgang vindt. Ik heb hem al een koffietje gegeven” [28] .
In een chatgesprek van 10 december 2013 zegt [(bij)naam 2]: “Nu hebben die lui van [(bij)naam 5] het erover dat het gelukt is en dat alles goed is gegaan, en zij willen geld zien, het is waanzin…” [bijnaam 1] antwoordt: “Zeg tegen hen dat ze stront moeten gaan eten… Ik ben bijna zeker van wat zij gedaan hebben… Hij heeft niets verstuurd.. Maar ik heb nooit kunnen vaststellen dat het zo gegaan is als ik denk.” [(bij)naam 2] zegt daarop: “Neem de ijzers mee en we gaan het met hen oplossen…” [bijnaam 1]: “Ja… Ik sta aan jouw kant…rustig…” [(bij)naam 2]: “Ja dat weet ik…” [29]
In een chatgesprek van later die dag zegt [bijnaam 1] tegen [(bij)naam 4] dat hij nog steeds bezig is om er achter te komen waarom er nog niets in de krant of op internet is verschenen. [(bij)naam 4] informeert bij [bijnaam 1] of die ‘40’ al is vereffend met ‘die kale’. [30]
In een chatgesprek van 15 december 2013 geeft [bijnaam 1] aan dat hij die week richting [(bij)naam 2] komt. [(bij)naam 2] geeft aan dat [bijnaam 1] ‘de sloten’ mee moet nemen. [31]
De hiervoor bedoelde Blackberry heeft hetzelfde wachtwoord als twee andere onder verdachte aangetroffen BlackBerrys. In twee telefoons staan foto’s van verdachte. In twee telefoons zijn e-mails ontvangen door adressen die aan verdachte te verbinden zijn. Getuige [getuige] heeft verklaard dat de profielnaam “[bijnaam 1]” door verdachte wordt gebruikt [32] .
Witwassen € 108.620,- (feit 6)
In de onder verdachte in beslag genomen Blackberry 9320 met PIN-nummer [PIN-nummer 1] zijn chatsessies aangetroffen tussen de gebruiker “[bijnaam 1]”, “[bijnaam 6]”, “[bijnaam 7]” en “[bijnaam 8]”.
In een chatgesprek van 16 september 2013 pingt [bijnaam 6] naar [bijnaam 1]: “Heb 26. Kan per 25ste volop aan de bank. Ben via [(bij)naam 9] bezig, hoor ik morgen. Je contakt in rotterdam? Sorry, heb 21”. En later: “Weet niet hoe ik gewisseld kmrijg.” [bijnaam 1] antwoordt daarop: “Ouwe…ik vroeg je kan je het zeker doen… Je zegt 100%”. [bijnaam 6] reageert: “Kan pas de 25 regelen”. [bijnaam 1]: “Vriend… Hoeveel heb je nu gewisseld? Hoeveel heb je groot?” [bijnaam 6] antwoordt: “21”. [bijnaam 1] zegt: “Doe niks meer. Ga naar niemand. [(bij)naam 10] is daar woensdag.” [bijnaam 6]: “[(bij)naam 9] belt me morgen”. [bijnaam 1]: “Nee… Je gaat niet naar contacten met duku lopen waar je nooit wat heb gedaan… Laat dan ding.. Cancel [(bij)naam 9]. [(bij)naam 10] komt die papieren morgen halen. Ik bedoel woensdag.” Even later zegt [bijnaam 1]: “Ga naar huis stuur me de balance.” Ruim een uur later stuurt [bijnaam 6] het bericht: “21 + 84 + 3620 in kas”. [bijnaam 1] vraagt [bijnaam 6] of hij een lijst met alle uitgaven kan sturen. [bijnaam 6] vraagt of dat per mail kan. Daarop geeft [bijnaam 1] het e-mailadres [e-mailadres] op. [33]
Op 16 september 2013 om 22.55 uur (
UTC+0) pingt “[bijnaam 7]” naar [bijnaam 1]: “Maak je een vlucht voor me?”. [bijnaam 1] antwoordt: “Ja.. z.s.m. als de oude man het papier in handen heeft. grote”. Twee minuten later zegt [bijnaam 1]: “Regel je vlucht zelf”. [bijnaam 7] antwoordt: “Waarmee.” [bijnaam 1] zegt: “Woensdag…haal je de grote op + je vergoeding bij hem. Je kaartje kopen en dezelfde dag gaan.” [bijnaam 7] zegt: “Zeg hem om vroeg naar ellies huis te komen…9.00.” [bijnaam 1] antwoordt: “Nee.. want woens rond 13:00 uur moet hij de grote in Rotterdam ophalen.” [34]
Op 17 september 2013 (begin van de nacht) pingt [bijnaam 1] naar “[bijnaam 8]”: “Luister, om hoe laat gaat jouw vlucht donderdag?” [bijnaam 8] antwoordt: “Ik geloof om 5 uur.” [bijnaam 1] zegt: “Zou jij het tijdstip voor mij willen checken? Die fokking vent die het geld zou kunnen wisselen, kan ik niet… Dus daar moet ik morgen achteraan.” [bijnaam 8] zegt: “As 15:05” [bijnaam 1]: “Vertrekken?” [bijnaam 8]: “Precies”. [bijnaam 1]: “Dus dan moet je om 12.05 uur op het busstation zijn?” [bijnaam 8]: “Nee, om 13.00 uur is goed.” [bijnaam 1]: “Om 12.00 uur bij het appartement weg… Hoe lang heb je nodig om het geld op te bergen?” [bijnaam 8]: “30 min.” [bijnaam 1]: “[(bij)naam 11] komt met het geld terug. Maar hij is daar dus om 11:30 uur. Dus… er is nog tijd genoeg.” [35]
Op 17 september 2013 (in de avond) pingt [bijnaam 1] naar [bijnaam 8]: “[(bij)naam 11] is in de kou aangekomen”. [bijnaam 8] zegt: “Is hij goed aangekomen?? Hij heeft gezegd dat hij morgen teruggaat.” [bijnaam 1] antwoordt: “Ja…ja...of donderdag vroeg.” [36]
Op 18 september 2013 pingt [bijnaam 1] naar [bijnaam 6]: “Als je het hebt gewisseld ping… zoals afgesproken moet er in totaal 105 groot zijn (21 + 84). Zeg aan [(bij)naam 12], geen [(bij)naam 13]…dat hij een betere prijs moet maken. 3%- 150€. 150€ is voor mij. Ben je in die winkel?” [bijnaam 6]: “Ja, we zitten te wa88”.” [bijnaam 1]: “Als [(bij)naam 12] er is…laat me ff met hem pingen… Je moet hem jouw black berry geven. Die kleine kent [(bij)naam 12]… vraag aan hem welke [(bij)naam 12] is? want misschien is die niet in die winkel.” [bijnaam 6]: “Ja, we zitten te w88 op [(bij)naam 12].” Ruim twintig minuten later vraagt [bijnaam 1] aan [bijnaam 7]: “Wacht je nog steeds op hem?” [bijnaam 7]: “In de winkel”. [bijnaam 1]: “Ja hij is waarschijnlijk onderweg met de groten.”
Tien minuten later worden via de Blackberry van ‘[bijnaam 6]’ de volgende berichten naar [bijnaam 1] verstuurd: “Hier [(bij)naam 12]. Hello baas. Hoe gaat het. Luister. Ik ben er 76.5. Dus niet 84. Als hy tot vanmiddag wagt heb ik alles well. Dus laat die man die 76,5 nemen en die 7,5 in de middag.” [bijnaam 1] zegt: “Ok. Hoe laat??” en “Geef mij wat korting…iets lekkers.. - € 100€. Dan kan ik wat hier drinken.” Antwoord via Blackberry van [bijnaam 6]: “Gaat egt niet broerr.. Ik heb 3 uu gereden om het rond te krijgen…”, maar 10 seconde later: “Ok ik laat 100 voor je”. [37]
Daarna pingt [bijnaam 1] naar [bijnaam 7]: “Yo wat doen we.. 7,5 later. Wat zijn de grootste kleine biljetten? Hij heeft 7,5 te weinig van de 84. Heb je € 200 biljetten daar? Jr kan 7,5 in zijn zak dragen… dat is geen probleem.. maar een beetje grote biljetten. De oude man heeft 21 geruild. 84 over. De 7,5 groot te kort.. heeft hij 200’s daarvoor?” [bijnaam 7]: “Ja”. [bijnaam 1]: “Geweldig. Na de ruil tot 105…moet er €760 over zijn…. De oude man weet dat.” [38]
Vier minuten later pingt (de Blackberry van) [bijnaam 6] naar [bijnaam 1]: “Ik heb slects 200 over, kom tekort moet ergens vandaan halen.” [bijnaam 1] antwoordt: “Ik heb met hem afgesproken dat hij zijn tekort aan reisonkosten uit die 105 haalt..is max 300€ heeft hij extra nodig.” [39]
Op 18 september 2013 om 18:08 uur pingt [bijnaam 7] naar [bijnaam 1]: “Luister vergeet het…30 min vertraging. Zou daar om 12 moeten zijn.” [bijnaam 1] zegt: “R.. goede vlucht”. [40]
Om 22.00 uur pingt [bijnaam 1] naar [bijnaam 8]: “[(bij)naam 11] is aangekomen”. [bijnaam 8] zegt: “Alles in orde” [bijnaam 1] zegt tegen [bijnaam 8]: “Ja… nu moet jij alleen nog snel en goed aankomen”. Daarop antwoordt [bijnaam 8]: “Alleen al bij de gedachte slaat mijn hart op hol”. [bijnaam 1] zegt: “Luister…hij gaat je € 97,5 geven in biljetten van 500 en 7 duizend en nog wat in biljetten van 200. [bijnaam 8] antwoordt: “Oké.” [bijnaam 1] zegt: “De biljetten van 500 zijn verpakt in een plastic zak zonder lucht erin… je zal het wel zien. De 7 duizend in biljetten van 200 zou je in je portemonnee kunnen doen”. [bijnaam 8] zegt: “Oké. Prima. Laat het maar aan mij over.” [41]
[bijnaam 7] stuurt om 22.28 uur een pingbericht naar [bijnaam 1] met de tekst: “Ik heb bij elkaar 300 genomen en dat is een fucking vrijheid. Dus je hebt 104,7.” [42]
In het geheugen van de onder verdachte in beslag genomen Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 1] is een foto aangetroffen waarop stapels met euro-bankbiljetten te zien zijn. [43]
In het geheugen van deze Blackberry zijn tevens notities met namen en getallen aangetroffen, onder meer met de titels “Debit Credit [bijnaam 14]”, “Lijst Deb” en “uitgaven van [bijnaam 6]”. [44]
Ook is in het geheugen van deze Blackberry een document aangetroffen met daarop de gegevens van een vliegbiljet op naam van [betrokkene] geboren op [geboortedatum 2] 1987 Volgens het vliegbiljet vertrekt [betrokkene] op 19 september 2013 om 15.05 uur vanaf de luchthaven van Lissabon naar Rio de Janeiro met de luchtvaartmaatschappij TAP Air Portugal. [45]
Een baliemedewerkster van reisbureau [reisbureau] heeft aangegeven dat zij in het systeem kon zien dat op naam van [betrokkene] een E-ticket was afgegeven op 11 september 2013. Het bedrag van € 1153,30 was contant betaald door een persoon genaamd “[getuige]” met postcode [postcode] en huisnummer [huisnummer]. [46]
Medeverdachte [getuige] heeft verklaard dat hij een Blackberry heeft waarmee hij uitsluitend pingberichten verstuurt. In de chats maakt hij gebruik van de profielnaam “[bijnaam 6]”. De profielnaam “[bijnaam 1]” wordt gebruikt door [verdachte]. Wanneer [getuige] pingt met [verdachte] dan gebruikt die de naam [bijnaam 1].” Ten aanzien van de chatberichten heeft medeverdachte [getuige] verklaard dat hij denkt dat wanneer er over ‘26’ gesproken wordt, dit over 26 duizend euro gaat. En dat wanneer er ‘105 groot’ staat, dit over 105 duizend euro gaat. [getuige] krijgt het geld in een plastic tas. Het moet gewisseld worden voor [verdachte]”. [47]
Voornoemde onder verdachte in beslag genomen Blackberrys (met PIN-nummers [PIN-nummer 1] en [PIN-nummer 3]) hebben hetzelfde wachtwoord [wachtwoord], hetgeen eveneens geldt voor de onder verdachte in beslag genomen Blackberry 9300 met PIN-nummer [PIN-nummer 2]. Voorts bestaat in de twee eerstgenoemde Blackberrys het profiel van de gebruiker van Blackberry messenger uit de afbeelding van een weegschaal en de profielnaam [bijnaam 1]. Zowel in het geheugen van de Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 1] als in de Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 2] staan foto’s waarop verdachte is te zien. [48]
3.5.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
Voor bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het desbetreffende geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. De rechtbank volgt het standpunt van de raadsvrouw van verdachte dat duidelijk moet zijn om
welkmisdrijf het gaat, niet. Dit standpunt vindt geen steun in het recht. De rechtbank volgt voorts niet de stelling van de raadsvrouw dat het geld afkomstig is van een door verdachte gepleegd misdrijf, nu dit niet aannemelijk geworden is. Overigens kan dit verweer, dat verworpen wordt, niet tot vrijspraak, maar slechts tot ontslag van rechtsvervolging leiden.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is, dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd. Verdachte is aangehouden met een geldbedrag van in totaal: € 40.655,-, grotendeels in coupures van € 500,-, terwijl hij dit bedrag niet heeft aangegeven bij de douane en het geld eerst bij het onderzoeken van de ruimbagage van verdachte is aangetroffen. Het is hoogst ongebruikelijk om dergelijke bedragen in een tas in het ruim van een vliegtuig te vervoeren, gelet op de risico’s die daarmee gepaard gaan. Voorts is bekend dat coupures van € 500,- nagenoeg uitsluitend worden gebruikt in het criminele circuit. Daarbij komt nog dat verdachte eerder is veroordeeld voor de invoer van cocaïne. Verder is het opmerkelijk dat het geld was verstopt in een broekzak, verpakt in plastic, sterk rook naar citronella (vermoedelijk om speurhonden te misleiden) en dat in één van de onder verdachte aangetroffen telefoons in versluierd taalgebruik over een bedrag van € 40.000,- lijkt te zijn gecommuniceerd.
Voormelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Alsdan mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van de door hem voorhanden gehouden geldmiddelen.
Verdachte heeft zich echter beroepen op zijn zwijgrecht en zodoende geen verklaring afgelegd over de herkomst van het onder hem aangetroffen geld.
Gelet hierop en de omstandigheden waaronder het geld werd vervoerd, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van het geldbedrag dat onder hem is aangetroffen.
3.6
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat zijn ware identiteit [verdachte] is en niet de op het Braziliaanse paspoort vermelde identiteit. De rechtbank overweegt ambtshalve nog als volgt. Op 1 mei 2014 is een gewijzigd artikel 231 Wetboek van Strafrecht in werking getreden. Vanaf die datum is, voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven, strafbaar gesteld het opzettelijk
en wederrechtelijkgebruik maken van een niet op naam van de dader gesteld reisdocument. De vraag doet zich gelet op deze wijziging voor welke wettekst dient te worden toegepast. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de wetsgeschiedenis niet van een gewijzigd inzicht in de strafwaardigheid van de aan verdachte verweten gedraging. Daarom heeft de officier van justitie terecht de tenlastelegging gebaseerd op de ten tijde van het feit geldende wettelijke bepaling.
3.7.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 5
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor onder 3.4. onder het kopje ‘ Invoer/uitvoer cocaïne (feit 5)’ weergegeven gesprekken betrekking hebben op de partij cocaïne die op 5 december 2013 in Antwerpen is aangetroffen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit het chatgesprek van 5 december 2013 (fragment 5, p. 249) leidt de rechtbank af dat twee vrienden van [bijnaam 1] (wederom) op het haventerrein zijn geweest, maar de container met nummer [nummer container] niet hebben aangetroffen. Daarbij geeft [bijnaam 1] aan dat hij toegang heeft tot de binnenplaats, waarmee naar het oordeel van de rechtbank het haventerrein wordt bedoeld. Ook geeft [bijnaam 1] aan dat iemand die bij [(bij)naam 2] hoort mee is geweest op het haventerrein. In dit gesprek zegt [(bij)naam 2] ook dat “de dikke” wil dat [bijnaam 1] de sloten inlevert.
Uit het chatgesprek van 10 december 2013 (fragment 8, p. 257) blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat ene [(bij)naam 5] geld wil zien voor de levering van de cocaïne. [(bij)naam 2] geeft aan dat [bijnaam 1] “de ijzers” mee moet nemen. Ook in het chatgesprek van 15 december 2013 (fragment 12, p. 260) geeft [bijnaam 1] aan dat hij die week richting [(bij)naam 2] komt. [(bij)naam 2] geeft aan dat [bijnaam 1] “de sloten” mee moet nemen. Waar in de gesprekken wordt gesproken over ‘sloten’ of ‘ijzers’ worden naar het oordeel van de rechtbank vervalste verzegelingen bedoeld die weer op de deuren van de container aangebracht moeten worden nadat de cocaïne eruit is gehaald. De rechtbank leidt uit de gesprekken af dat [bijnaam 1] deze verzegelingen nog in zijn bezit heeft en moet inleveren.
Cruciaal is gelet op het vorenoverwogene de vraag of “[bijnaam 1]” dezelfde is als verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is dat het geval. Daartoe is het volgende redengevend. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de door ‘[bijnaam 1]’ gebruikte telefoon onder verdachte is aangetroffen en dat daarvoor een verklaring van verdachte mag worden verlangd. Verdachte heeft die verklaring niet willen of kunnen geven. Voorts heeft de telefoon hetzelfde wachtwoord als twee andere onder verdachte aangetroffen BlackBerrys, hetgeen aannemelijk maakt dat de telefoons aan dezelfde persoon toebehoren. In twee telefoons staan foto’s van verdachte. In twee telefoons zijn e-mails ontvangen door adressen die aan verdachte te verbinden zijn. Ten slotte heeft getuige [getuige] verklaard dat “[bijnaam 1]” verdachte is. Dat er mogelijk andere verklaringen voor deze belastende omstandigheden bestaan, zoals door de verdediging is gesteld, kan daaraan niet afdoen, nu deze verklaringen op geen enkele manier zijn uitgewerkt of onderbouwd. Verdachte heeft zich ter zake op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank overweegt nog dat, anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, de belastende verklaring van [getuige] voor het bewijs kan worden gebezigd. Die verklaring kan niet, in het licht van het Vidgen-arrest, als ‘sole or decisive’ worden aangemerkt, nu gelet op het hiervoor overwogene ruimschoots ander bewijs voorhanden is. Deze overweging heeft tevens betrekking op het bewijs van feit 6, na te noemen.
De raadsvrouw heeft betoogd dat het door de Westerschelde varen van het schip met daarin de cocaïne niet ‘binnen het grondgebied van Nederland brengen’ oplevert als bedoeld in de Opiumwet. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de haven van Antwerpen voor een containerschip slechts bereikbaar is via het binnen de grenzen van Nederland gelegen deel van de Westerschelde. Nu de cocaïne derhalve op enig moment binnen het grondgebied van Nederland is geweest, van welke omstandigheid verdachte op voorhand op de hoogte moet zijn geweest, kan vervoer per boot vanuit Zuid-Amerika naar België in het onderhavige geval worden aangemerkt als invoer van cocaïne naar Nederland. Zodra het schip vervolgens de grens met België passeerde was sprake van uitvoer.
Uit de inhoud van de gesprekken leidt de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking af tussen verdachte en de (tussen)personen die betrokken waren bij de levering van de cocaïne. De nauwe samenwerking blijkt uit het feit dat de verdachte als bezitter van de verzegelingen een cruciale rol had binnen de smokkel en uit het feit dat er een taakverdeling bestond tussen de diverse medeplegers van de invoer. Verdachte speelde binnen die taakverdeling een sleutelrol bij het onderscheppen van de partij cocaïne voordat de container de haven van Antwerpen zou verlaten. Hij heeft uitvoerig contact met andere deelnemers aan de invoer en stuurt personen aan die op zoek gaan naar de container in de haven. Tevens blijkt uit de tapgesprekken dat de verdachte het vereiste dubbel opzet had op de invoer van cocaïne en op het medeplegen van die invoer. De rechtbank acht derhalve bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van de cocaïne op 30 november 2013. De rechtbank is van oordeel dat de invoer en uitvoer als een voortgezette handeling moeten worden gezien.
3.8.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 6
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor onder 3.4. met betrekking tot dit feit weergegeven gesprekken betrekking hebben op het wisselen van een geldbedrag van in totaal € 105.000. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaring van medeverdachte [getuige] en uit de chatgesprekken zelf waarin wordt gesproken over biljetten, cash en het gebruik van euro-tekens.
Zoals hiervoor reeds is overwogen is het naar het oordeel van de rechtbank verdachte geweest die in voornoemde periode als gebruiker van de Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 1] en onder de chatnaam “[bijnaam 1]” deze gesprekken heeft gevoerd.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte in de periode van 16 tot en met 18 september 2013 tezamen met anderen een geldbedrag van € 105.000,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat een redelijk vermoeden van witwassen gelet op de omstandigheid dat niet zelden grote bedragen in contanten die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden uitgevoerd naar bronlanden in Zuid-Amerika. Voorts is bekend dat coupures van € 500,- nagenoeg uitsluitend worden gebruikt in het criminele circuit. Daarbij komt nog dat verdachte eerder is veroordeeld voor de invoer van cocaïne en voor witwassen.
Voormelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen. Alsdan mag van verdachte worden verwacht dat hij een concrete verifieerbare en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft voor de legale herkomst van de door hem voorhanden gehouden geldmiddelen.
Verdachte heeft zich echter beroepen op zijn zwijgrecht en zodoende geen verklaring afgelegd over de herkomst van het onder hem aangetroffen geld.
Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van het gewisselde geldbedrag van € 105.000,-.
3.9.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 40.655,- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit voorwerp geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was uit enig misdrijf;
Feit 3:
hij op 16 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een niet op zijn naam gesteld reisdocument te weten een nationaal paspoort van Brazilië, op naam gesteld van [alias], geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats 2], Brazilië, welk gebruik hierin bestond dat hij, verdachte, voornoemd document ter controle heeft aangeboden aan een ambtenaar belast met de uitoefening van de grensbewaking
;
Feit 4:
hij op 16 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist dat hij op grond van artikel 67 van de Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Feit 5:
hij in de periode van 29 november 2013 tot en met 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen (via de Westerschelde en de Noordzee), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 139,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne
en
hij op 30 november 2013, in de gemeente Vlissingen, in elk geval in Nederland, althans via grensovergang plaatselijk gelegen op de Westerschelde, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, ongeveer 139.7 kilogram, van een materiaal bevattende cocaïne;
Feit 6:
hij in de periode van 16 september 2013 tot en met 18 september 2013, te Amsterdam en/of Rotterdam, althans in Nederland, en/of Lissabon (Portugal) en/of Brazilië, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen (van in totaal 105.000,- Euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en omgezet, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk- afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
t.a.v. feit 1:
witwassen;
t.a.v. feit 3:
opzettelijk gebruik maken van een niet op zijn naam gesteld reisdocument;
t.a.v. feit 4:
als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard;
t.a.v. feit 5:
de voortgezette handeling van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 6:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) jaar met aftrek van voorarrest.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.3.
Hoofdstraf
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het transport van een grote hoeveelheid cocaïne via de Westerschelde. De cocaïne zat verstopt in een container afkomstig uit Brazilië. De rol van verdachte bestond hierin dat hij ervoor moest zorgen dat de cocaïne ongemerkt uit de container moest worden gehaald, zodra deze in de haven van Antwerpen zou worden gelost.
Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De rechtbank acht het aannemelijk dat ook de Nederlandse rechtsorde door dit transport zou zijn geraakt.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal ruim 145.000 euro. Door dit handelen heeft verdachte getracht directe of indirecte opbrengsten van misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie en de fiscus, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel betekent. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd, want zonder personen als verdachte die criminele gelden een (schijnbaar) legale herkomst verschaffen, is het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief. Het regulier handels- en betalingsverkeer wordt daardoor ondermijnd en de maatschappij wordt veel schade toegebracht. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
Tevens heeft verdachte op de luchthaven Schiphol gebruik gemaakt van een niet op zijn naam gesteld paspoort en verbleef hij in Nederland terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. In het maatschappelijk verkeer - in het bijzonder in het kader van het toezicht op in Nederland verblijvende vreemdelingen - behoort men te kunnen vertrouwen op de echtheid van de documenten die een vreemdeling ter identificatie bij zich heeft. Verdachte heeft door gebruik te maken van een niet op zijn naam gesteld paspoort dit vertrouwen ernstig geschonden. Ook rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij door niet te voldoen aan zijn verplichting Nederland blijvend te verlaten het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland heeft doorkruist.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van een opiumdelict onherroepelijk tot een langdurige vrijheidsbenemende straf is veroordeeld. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden zich wederom aan een dergelijk strafbaar feit schuldig te maken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.4.
Bijkomende straf (verbeurdverklaring)
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 40.300,-, een zwarte Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 3], een zwarte Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 1], een vliegticket en een instapkaart dienen te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat geldbedrag, dat aan verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid. Voorts is gebleken dat het onder 1 bewezen verklaarde feit met behulp van dat vliegticket en instapkaart, die aan verdachte toebehoren, is begaan of voorbereid. Ten slotte is gebleken dat de onder 5 en 6 bewezen verklaarde feiten met behulp van voornoemde telefoons, die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid.
6.5.
Vermogensmaatregel (onttrekking aan het verkeer)
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een Braziliaans paspoort, een identiteitsbewijs, een verkiezingskaart,
een vrijstellingscertificaat en een inschrijvingsbewijs, alle niet op naam van verdachte gesteld, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat paspoort is begaan en dat de opsporing van de onder 3 en 4 bewezen verklaarde feiten met behulp van die voorwerpen is belemmerd. Het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank zal voorts bepalen dat de overige in beslag genomen voorwerpen aan verdachte terug zullen worden gegeven.

7. Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57, 197, 231, 420bis van het Wetboek van Strafrecht,
artikel 2 en 10 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.9. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT (8) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
  • een geldbedrag van € 40.300,- (80 x € 500 + 3 x € 100) (beslagnummer 1);
  • een zwarte Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 3] (onderdeel van beslagnummer 3);
  • een zwarte Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 1] (onderdeel van beslagnummer 3);
  • een vliegticket route ams-mad-eze-mad-ams (beslagnummer 7);
  • een instapkaart UX 1094 (beslagnummer 8);
Onttrekt aan het verkeer:
  • een Braziliaans paspoort op naam van [alias] (beslagnummer 2);
  • een identiteitsbewijs op naam van [alias] (beslagnummer 11);
  • een verkiezingskaart op naam van [alias] (beslagnummer 12);
  • een vrijstellingscertificaat op naam van [alias] (beslagnummer 13);
  • een inschrijvingsbewijs op naam van [alias] (beslagnummer 14).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • een zwarte Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 4] (onderdeel van beslagnummer 3);
  • een zwarte Blackberry met PIN-nummer [PIN-nummer 2] (onderdeel van beslagnummer 3);
  • een witte Blackberry Curve inclusief oplader (beslagnummer 4);
  • een Nokia telefoontoestel inclusief oplader (beslagnummer 5);
  • een Samsung telefoontoestel inclusief oplader (beslagnummer 6);
  • een simkaarthouder T-mobile (beslagnummer 9);
  • diverse bescheiden (beslagnummer 10).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Smits, voorzitter,
mr. D. Gruijters en mr. B.J.G. Leeuw, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H. van de Vijver en mr. S.S. Clements-de Groot, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 december 2014.
Mr. Leeuw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn - ook in hun onderdelen - telkens gebezigd tot het bewijs van het feit, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen en overdracht AH-001 (dossierpagina’s 59-62) en proces-verbaal van bevindingen en overdracht AH001a (dossierpagina 64).
3.Fotoblad D-005 (dossierpagina’s 476 en 477).
4.Bewijs van ontvangst AH-002a (dossierpagina 67).
5.Overzichtsprocesverbaal (dossierpagina 22).
6.Proces-verbaal bevindingen en overdracht AH-001 (dossierpagina 59).
7.Kopie paspoort [alias] met nummer [paspoortnummer] (dossierpagina 462).
8.Proces-verbaal van ambtshandeling AH-009 (dossierpagina’s 159 en 160).
9.Proces-verbaal van bevindingen AH-10A (dossierpagina 164).
10.Proces-verbaal van bevindingen, met bijlage, AH-014 (dossierpagina’s 176-178).
11.Overzichtsprocesverbaal (dossierpagina 23).
12.Rapport dactyloscopisch onderzoek AH-018 (dossierpagina’s 186-190).
13.Besluit van de IND D-016 (dossierpagina’s 495-500).
14.Beslissing op bezwaar van de IND van 14 augustus 2008 (dossierpagina’s 506-509) en Proces-verbaal van bevindingen IND AH-016 (dossierpagina’s 182 en 183).
15.Brief van de IND t.a.v. [naam gemachtigde] (dossierpagina 505).
16.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina 246).
17.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina 247).
18.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina’s 247 en 248).
19.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina’s 252 en 253).
20.Proces-verbaal informatie Douane Informatie Centrum AH-023 (dossierpagina 237) en bijlagen (dossierpagina’s 239-241).
21.Proces-verbaal Westerschelde grondgebied Nederland AH-031 (dossierpagina 295).
22.Proces-verbaal informatie Douane Informatie Centrum AH-023 (dossierpagina 237) en bijlagen (dossierpagina’s 239-241).
23.Proces-verbaal informatie Europol AH-030 (dossierpagina’s 293 en 294) en ‘aanvankelijk proces-verbaal’ politie Antwerpen RHV-003 (dossierpagina’s 810-812).
24.Eerste navolgend proces-verbaal van vaststelling RHV-003a (dossierpagina’s 818-821).
25.Proces-verbaal onderzoek NFI AH-035 (dossierpagina’s 302 en 303).
26.Deskundigenrapport NFI D-035 (dossierpagina’s 776 en 777).
27.Proces-verbaal informatie verkeersgegevens uit België, aangestraalde zendmasten AH-038 (dossierpagina’s 310-319) en kaartje aangestraalde zendmastlocaties in Antwerpen D-038 (dossierpagina 795).
28.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina’s 253-256).
29.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina 257).
30.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina 258).
31.Proces-verbaal informatie uit mobiele telefoon m.b.t. aantreffen cocaïne Antwerpen AH-025 (dossierpagina 260).
32.Proces-verbaal telefoons verdachte Bonapart AH-026 (dossierpagina’s 263-268).
33.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 270-274).
34.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 275-276).
35.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 276 en 277).
36.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 277 en 278).
37.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 280-283).
38.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 283 en 284).
39.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina 284).
40.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina 285).
41.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina’s 285-287).
42.Proces-verbaal chatsessies geld AH-027 (dossierpagina 287).
43.Foto Euro-bankbiljetten uit BB 9392/PIN-nummer [PIN-nummer 1] D-022 (dossierpagina 706).
44.Notities uit BB9320/PIN-nummer [PIN-nummer 1] D-027 (dossierpagina’s 722 en 723).
45.Informatie E-ticket [betrokkene] uit BB 9392/PIN-nummer [PIN-nummer 1] D-023 (dossierpagina’s 707 en 708).
46.Proces-verbaal onderzoek naar E-ticket AH-045 (los opgenomen).
47.Proces-verbaal verhoor [getuige] V2-01 (dossierpagina’s 456-458).
48.Proces-verbaal telefoons verdachte [verdachte] (dossierpagina 264).