ECLI:NL:RBNHO:2014:12276

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
2869455 CV EXPL 14-1756
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ondeugdelijke stadsverwarmingsunit en proceskosten

In deze zaak heeft eiseres, een huurder van een woning van Intermaris, een vordering ingesteld voor betaling van € 1.413,89, als gevolg van een vermeend ondeugdelijke stadsverwarmingsunit. Eiseres stelt dat zij vanaf oktober 2012 een extreem hoog energieverbruik heeft gehad, wat zou zijn veroorzaakt door een defect aan de stadsverwarmingsunit. Intermaris, de verhuurder, betwist deze claim en stelt dat er geen bewijs is van een gebrek aan de unit. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om haar stellingen te onderbouwen. De kantonrechter oordeelt dat de leeftijd van de stadsverwarmingsunit op zich geen bewijs van ondeugdelijkheid oplevert en dat de enkele stelling van een hoog verbruik niet voldoende is om aansprakelijkheid van Intermaris te concluderen. De kantonrechter wijst de vordering van eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten van Intermaris, vastgesteld op € 300,00. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en is op 25 september 2014 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Zaanstad
Zaaknr/rolnr.: 2869455 CV EXPL 14-1756
Uitspraakdatum: 25 september 2014

Vonnis in de zaak van:

[naam], wonende te [plaats]

eisende partij
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. M.P.J. Appelman, advocaat te Purmerend
tegen

de stichting Intermaris, gevestigd te Hoorn

gedaagde partij
verder te noemen: Intermaris
gemachtigde: mr. K. Mels, advocaat te Purmerend.

Het procesverloop

1. [eiseres] heeft bij dagvaarding van 28 december 2013 een vordering ingesteld. Intermaris heeft een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid ingediend. Bij vonnis van 10 maart 2014 heeft de kantonrechter te Hoorn de zaak verwezen naar de kantonrechter te Zaandam. Intermaris heeft vervolgens schriftelijk geantwoord, waarna partijen nog van repliek en dupliek gediend hebben. Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak zal worden gedaan.

De feiten

2. [eiseres] huurt sinds eind 2011 een woning van Intermaris, aan de [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
3. Met een factuur van 16 maart 2013 heeft [eiseres] van Stadsverwarming [plaats] B.V. (hierna: Stadsverwarming) een afrekening ontvangen voor de levering van stadsverwar-ming over het jaar 2012, waarbij in totaal € 2.661,64 in rekening is gebracht.

Het geschil

4. [eiseres] vordert betaling van € 1.413,89 van Intermaris, te vermeerderen met rente. Daarbij stelt [eiseres] – kort samengevat – dat zij vanaf oktober 2012 een extreem hoog verbruik aan energie heeft gehad, als gevolg waarvan zij een onevenredig hoge rekening heeft gehad van Stadsverwarming. Volgens [eiseres] was haar verbruik veel hoger dan dat van haar buren, die in vergelijkbare omstandigheden wonen, was de stadsverwarmingsunit in haar woning ver over de levensduur van 20 jaar, en is na vervanging van de unit in maart 2013 het verbruik weer afgenomen. Gelet daarop meent [eiseres] dat het niet anders kan zijn dan dat de stadsverwarmingsunit in haar woning ondeugdelijk was, waarvoor Intermaris aansprakelijk is.
5. Intermaris betwist de vordering. Volgens Intermaris is nergens uit gebleken dat de stadverwarmingsunit ondeugdelijk was en zijn bij controles door de opzichter van Intermaris en Feenstra Warmte Totaal Zorg (hierna: Feenstra), de leverancier van de units, geen gebreken of defecten vastgesteld. Verder stelt Intermaris dat de stadsverwarmingsunit in 1995 is geplaatst en tijdens de vervanging op 28 maart 2013 dus 18 jaar oud was, en dat de leeftijd van de unit in dit geval geen invloed heeft gehad op het verbruik. Intermaris wijst erop dat het hoge gebruik vanaf oktober 2012 te maken kan hebben met een strenge winter of het stookgedrag van [eiseres].

De beoordeling

6. Het gaat in deze zaak om de vraag of Intermaris moet worden veroordeeld tot betaling van
€ 1.413,89.
7. [eiseres] stelt dat Intermaris aansprakelijk is voor schade die zij heeft geleden ten gevolge van een ondeugdelijke stadsverwarmingsunit. Naar de kantonrechter begrijpt, doet [eiseres] een beroep op aansprakelijkheid van Intermaris op grond van artikel 6:208 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en/of artikel 6:74 BW. Nu [eiseres] stelt dat Intermaris aansprakelijk is, moet [eiseres] volgens de hoofdregel van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bewijzen dat de stadsverwarmingsunit een gebrek had. Anders dan [eiseres], ziet de kantonrechter geen reden om die bewijslast bij Intermaris te leggen.
8. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiseres] onvoldoende gemotiveerd en onderbouwd dat sprake was van een gebrek aan de stadsverwarmingsunit in haar woning en dat zij als gevolg daarvan een onevenredig hoog energiegebruik heeft gehad. Daarover wordt het volgende overwogen.
9. Gelet op de door Intermaris overgelegde e-mail van 18 november 2013 van [X] van Feenstra neemt de kantonrechter als vaststaand aan dat de unit in de woning van [eiseres] is geplaatst in 1995 en in oktober 2012 dus 17 jaar oud was. Er zijn door [eiseres] geen gegevens of argumenten naar voren gebracht waaruit kan worden afgeleid dat een stadsverwarmingsunit met een dergelijke leeftijd per definitie gebrekkig zou zijn. De enkele omstandigheid dat de unit 17 tot 18 jaar oud was, levert dus geen aanwijzing op dat die unit ondeugdelijk was.
10. Uit eerdergenoemde e-mail van 18 november 2013 blijkt ook dat de monteur van Feenstra de stadsverwarmingsunit op 19 maart 2013 heeft gecontroleerd en dat de werking en de specificaties daarvan in orde zijn bevonden. Niet, althans onvoldoende betwist is de stelling van Intermaris dat ook een controle door haar opzichter geen defect aan het licht heeft gebracht. [eiseres] heeft van haar kant geen stukken overgelegd die een aanwijzing opleveren dat de unit niet goed functioneerde of gebrekkig was.
11. De stelling van [eiseres] dat de stadsverwarmingsunit ondeugdelijk moet zijn geweest omdat deze in maart 2013 is vervangen, treft geen doel. Uit de door Intermaris overgelegde stukken blijkt dat de unit op 28 maart 2013 is vervangen, omdat de monteur van Feenstra bij eerdergenoemde controle op 19 maart 2013 leksporen op de warmtewisselaar aantrof. De kantonrechter kan Intermaris volgen in haar betoog dat deze leksporen geen reden zijn om te oordelen dat het hoge verbruik van [eiseres] komt door een gebrek aan de unit. Die leksporen nemen immers niet weg dat bij eerdergenoemde controle op 19 maart 2013 ook was gebleken dat de unit naar behoren werkte. [eiseres] heeft ook niet nader onderbouwd waarom de leksporen op de warmtewisselaar tot de conclusie moeten leiden dat haar hoge verbruik te wijten is aan gebrek van de unit.
12. De enkele omstandigheid dat [eiseres], naar zij stelt, vanaf oktober 2012 een onevenredig hoog verbruik heeft gehad dat veel hoger lag dan dat van haar buren, is onvoldoende om te oordelen dat haar stadsverwarmingsunit gebrekkig was en dat Intermaris aansprakelijk is voor haar hoge verbruik. Zoals Intermaris terecht heeft gesteld, kan een relatief hoog verbruik door meerdere omstandigheden worden veroorzaakt, waaronder een strenge(re) winter of een bepaald stookgedrag.
13. Omdat [eiseres] haar stellingen onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd, ziet de kantonrechter geen grond om [eiseres] nog de gelegenheid voor nadere bewijslevering te geven.
14. De conclusie is dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen.
15. Nu [eiseres] ongelijk krijgt, zal zij worden veroordeeld in de proceskosten van [eiseres]. De kantonrechter ziet onvoldoende reden om af te wijken van het liquidatietarief en [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 3.800,00 aan gemachtigdensalaris, zoals Intermaris heeft verzocht. Naar de kantonrechter begrijpt, legt Intermaris aan haar verzoek ten grondslag dat [eiseres] misbruik van procesrecht maakt. Echter, bij het aannemen van misbruik van procesrecht door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De enkele stelling van Intermaris dat [eiseres] een zaak heeft doorgezet die gelet op de conclusie van antwoord geen kans van slagen meer had, levert geen misbruik van procesrecht op.

De beslissing

De kantonrechter:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van Intermaris, die tot heden voor Intermaris worden vastgesteld op een bedrag van € 300,00 aan salaris voor de gemachtigde van Intermaris.
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Jansen, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 25 september 2014 in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter