ECLI:NL:RBNHO:2014:12122

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
18 december 2014
Zaaknummer
C-15-213385 - HA ZA 14-199
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van onverschuldigde betaling na phishing

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 december 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagden c.s. Eiser vorderde betaling van een geldsom van € 75.099,- op grond van onverschuldigde betaling, omdat deze gelden zonder rechtsgrond naar de bankrekening van gedaagden c.s. waren overgemaakt. Eiser had op 21 november 2013 aangifte gedaan van diefstal van zijn bankrekening, nadat hij slachtoffer was geworden van phishing. Gedaagden c.s. voerden aan dat de betaling voortvloeide uit een koopovereenkomst voor twee auto’s, maar de rechtbank oordeelde dat er geen rechtsgrond was voor de overschrijving van de gelden. De rechtbank concludeerde dat de gelden zonder toestemming van eiser door derden waren ontvreemd en dat eiser recht had op teruggave van het bedrag. De rechtbank wees de vordering van eiser toe en veroordeelde gedaagden c.s. tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werden gedaagden c.s. veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank verwierp de vorderingen in reconventie van gedaagden c.s. en oordeelde dat eiser niet onrechtmatig had gehandeld door zijn bankcodes aan een derde te verstrekken. De uitspraak benadrukt de gevolgen van phishing en de bescherming van slachtoffers van dergelijke fraude.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/213385 / HA ZA 14-199
Vonnis van 17 december 2014
in de zaak van
[eiser],
wonende te Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. H.J. Deinum te Delft,
tegen

1.[gedaagde1],

wonende te Wilsum, Duitsland, voor deze procedure domicilie kiezende ten kantore van mr. C.A.F. Visser te Wormerveer,
2.
[gedaagde2],
wonende te Wormer, gemeente Wormerland,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. C.A.F. Visser te Wormerveer.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde1] en [gedaagde2] dan wel gedaagden gezamenlijk [gedaagden c.s. 2] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 juli 2014
  • de conclusie van antwoord in reconventie
  • de akte overlegging producties van [gedaagden c.s. 2]
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 oktober 2014.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde1] heeft op 11 juni 2012 een vennootschap onder firma opgericht onder de naam Exclusive Sportcars. Op 10 april 2013 is de inschrijving bij de Kamer van Koophandel doorgehaald wegens opheffing van de onderneming.
2.2.
[eiser] heeft twee bankrekeningen bij de Rabobank Zuid-Holland Midden (hierna: de Rabobank) met de bankrekeningnummers [rek1] (hierna: de bankrekening) en [rek2] (hierna: de spaarrekening).
2.3.
Op 21 november 2013 is om 12:49 uur een bedrag van € 50.000,- en om 12:51 uur een bedrag van € 25.000,- van de spaarrekening van [eiser] naar de bankrekening van [eiser] overschreven. Vervolgens is kort daarna een bedrag van € 25.100,- en een bedrag van € 49.999,- (tezamen groot € 75.099,- en hierna te noemen: de gelden) van laatstgenoemde bankrekening overgeschreven naar het bankrekeningnummer (oud) [rek3] ten name van Exclusive Sportcars en toebehorend aan [gedaagden c.s. 2].
2.4.
De Rabobank heeft op 21 november 2013 rond 13.15 uur voormelde bankrekeningen van [eiser] en [gedaagden c.s. 2] geblokkeerd. Na vier weken is de bankrekening van [gedaagden c.s. 2] vrijgegeven met uitzondering van de gelden die daarop door de overschrijving van de bankrekening van [eiser] zijn bijgeschreven.
2.5.
Op 21 november 2013 om 15:40 uur heeft [eiser] bij de politie aangifte gedaan van diefstal van gelden van zijn bankrekening. In het proces-verbaal van aangifte is het volgende opgenomen.
“Ik ben houder van een rekening bij de Rabobank met rekeningnr. [rek4]. Ik doe aangifte van diefstal van geld van mijn rekening.
Vandaag omstreeks 12:45 uur werd ik gebeld door een vrouw. De vrouw aan de andere kant van de lijn stelde zich voor als een medewerkster van de Rabobank. Diegene vroeg mij of ik eerder te maken had gehad met internetfraude. De vrouw vertelde mij dat het de laatste tijd veel voorkomt. In dat kader wilden ze mijn rekening beter beveiligen. Zij vroeg mij vervolgens of ik mijn randomreader van de Rabobank bij mij had. Ik had die niet bij mij. Ik was op dat moment bij mijn moeder en die heeft ook die reader. Ik vertelde haar dan ook dat ik wel een reader bij mij had. Ze vertelde mij dat ik die erbij moest pakken om zo een en ander door te nemen. Ik heb die reader erbij gepakt. Zij gaf mij een aantal cijfers door die ik moest intikken. De code die tevoorschijn kwam moest ik vervolgens aan haar doorgeven. Ik denk dat ik dat wel tot 4 keer heb herhaald. De vrouw gaf elke keer door dat de beveiliging voor een bepaald percentage was voltooid. Mij werd geadviseerd om vandaag verder niet te internetbankieren in verband met het omzetten naar de nieuwe beveiliging.
Ik ben daarna naar de zaak gegaan. Die zit aan de [adres]. Op de zaak ben ik toch gaan kijken op internet. Ik vond het toch raar dat ze zei dat ik vandaag niet meer mocht of kon internetbankieren. Ik zag toen dat er 2 bedragen waren bijgeschreven van mijn spaarrekening en 2 bedragen waren afgeschreven. De bedragen die waren bijgeschreven waren 25.000 euro en 50.000 euro. De bedragen die waren afgeschreven waren 49.999 euro en 25.100 euro. Die bedragen waren afgeschreven naar het rekeningnr. [rek3] tnv exclusive sportcars. Ik heb gelijk de Rabobank gebeld. Zij hebben toen gelijk mijn rekening geblokkeerd. Ik kon daarna ook niet meer mijn overzicht printen. De Rabobank heeft vervolgens het overzicht van die transacties naar mij toe gemaild. Deze heb ik uitgedraaid en meegenomen voor de aangifte. Ik heb niemand toestemming gegeven voor het overmaken van deze bedragen en doe dan ook aangifte van diefstal van mijn rekening van in totaal 75.099,00 euro. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot hot plegen van het feit.”
2.6.
Op 21 januari 2014 heeft [eiser] na daartoe verkregen verlof conservatoir derdenbeslag laten leggen op de bankrekening van [gedaagden c.s. 2] voor een bedrag van € 97.628,70.
2.7.
Bij brieven van 7 februari 2014 heeft mr. E. Sloos, kantoorgenoot van de advocaat van [eiser], [gedaagden c.s. 2] elk afzonderlijk in gebreke gesteld en gesommeerd tot terugbetaling van de gelden binnen een termijn van zeven dagen.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert – samengevat - voor zover mogelijk bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de door [eiser] geleden schade op grond van primair onverschuldigde betaling, subsidiair ongerechtvaardigde verrijking en meer subsidiair onrechtmatige daad van € 75.099,-, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het door [eiser] gelegde conservatoir derdenbeslag;
- [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk te veroordelen in de (buitengerechtelijke) kosten van deze procedure, een bedrag groot € 1.525,99;
- [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk te veroordelen in de nakosten, waaronder het salaris van de advocaat met de verklaring dat de kostenveroordeling uitvoerbaar zal zijn bij voorraad en de wettelijke rente daarover is verschuldigd met ingang van 14 dagen na de datum van het in deze te wijzen vonnis.
3.2.
[gedaagden c.s. 2] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4.
Voor het geval de rechtbank oordeelt dat sprake is van onverschuldigde betaling vordert [gedaagden c.s. 2] – samengevat –:
- [eiser] op grond van onrechtmatige daad te veroordelen aan [gedaagden c.s. 2] te betalen een schadevergoeding van € 75.099,00 althans een zodanig bedrag als de rechtbank meent in goede justitie te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente
;
- [eiser] op grond van onrechtmatig gelegd beslag te veroordelen aan [gedaagden c.s. 2] een schadevergoeding te betalen op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- gedaagde in reconventie te veroordelen in de kosten van het geding.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Primaire grondslag
4.1.
Op grond van artikel 6:203 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is degene die een ander zonder rechtsgrond een goed heeft gegeven, gerechtigd dit van de ontvanger als onverschuldigd betaald terug te vorderen. Indien het betreft de onverschuldigde betaling van een geldsom dan strekt de vordering tot teruggave van een gelijk bedrag, zo is bepaald in lid 2.
4.2.
[eiser] legt aan zijn vordering primair ten grondslag dat sprake is van onverschuldigde betaling, omdat de gelden zonder rechtsgrond zijn overgemaakt naar de bankrekening van [gedaagden c.s. 2]. Er is geen sprake van enige verhouding of overeenkomst tussen [eiser] en [gedaagden c.s. 2] en er is geen sprake van enig feit dat de betaling door [eiser] rechtvaardigt. De gelden zijn van de rekening van [eiser] ontvreemd doordat hij slachtoffer is geworden van een babbeltruc op 21 november 2013. [eiser] is die dag omstreeks 12:45 uur gebeld door een persoon die zich voordeed als een medewerker van de Rabobank en heeft toen op diens verzoek codes voor internetbankieren doorgegeven. Kort daarna heeft [eiser] geconstateerd dat er € 75.099,- van zijn bankrekening was afgeschreven naar een rekening op naam van Exclusive Sportcars. Die bankrekening behoort toe aan [gedaagden c.s. 2]. [eiser] heeft direct zijn rekeningen laten blokkeren. Diezelfde middag heeft [eiser] aangifte gedaan van diefstal van gelden van zijn bankrekening. De aangifte van [eiser] is in behandeling genomen door het Electronic Crimes Task Force (ook wel genoemd: het bankenteam), een publiek-privaat samenwerkingsverband tussen de drie grote banken en de Koninklijke Landelijke Politie Dienst (KLPD). Het onderzoek is op dit moment nog gaande en zal naar verluid nog een aantal maanden in beslag nemen, aldus [eiser].
4.3.
[gedaagden c.s. 2] voert primair aan dat de rechtsgrond voor de door hem ontvangen gelden een koopovereenkomst van twee auto’s is. In dit kader heeft [gedaagde1] naar voren gebracht dat hij op 21 november 2013 twee door hem uit Duitsland geïmporteerde auto’s, te weten een Porsche Cayenne en een BMW M6, heeft verkocht voor respectievelijk € 35.101,- en € 39.999,- aan [koper], wonende aan de [adres]. Deze man heeft zich die dag geïdentificeerd door het tonen van zijn paspoort en heeft vervolgens telefonisch opdracht gegeven tot het overschrijven van de koopprijs op het bankrekeningnummer van [gedaagden c.s. 2] onder vermelding van “Exclusive Sportcars”. Nadat [gedaagde1] online op zijn tablet zag dat het totaalbedrag voor de twee auto’s op zijn bankrekening was bijgeschreven, heeft hij de auto’s in eigendom overgedragen, aldus [gedaagden c.s. 2].
Subsidiair betoogt [gedaagden c.s. 2] dat tussen [eiser] en de derde die de auto’s van [gedaagde1] heeft gekocht sprake is geweest van een zodanig nauwe samenwerking dan wel medewerking van [eiser] aan de koop dat [eiser] zich in redelijkheid niet op het standpunt kan stellen dat sprake is van onverschuldigde betaling.
[gedaagden c.s. 2] betoogt meer subsidiair dat [eiser] heeft meegewerkt aan oplichting van [gedaagde1] en dat zonder diens medewerking de oplichting niet had kunnen plaatsvinden. [eiser] heeft de codes van zijn betaalrekening aan een derde gegeven en daardoor gebruik laten maken van zijn bankrekening. Er bestaat daardoor een causaal verband tussen het handelen van [eiser] en de levering van de twee auto’s door [gedaagde1].
Tot slot betwist [gedaagden c.s. 2] dat [eiser] het slachtoffer is geworden van phishing, omdat [eiser] daarvan geen bewijs heeft overgelegd. Volgens [gedaagden c.s. 2] moet er dan ook van worden uitgegaan dat [eiser] de gelden zelf heeft overgeboekt.
4.4.
De door [gedaagden c.s. 2] gestelde koopovereenkomst ten aanzien van twee auto’s leidt niet tot de conclusie dat sprake is van een rechtsgrond voor de overschrijving van de gelden van de bankrekening van [eiser] naar de bankrekening van [gedaagden c.s. 2]. [eiser] betwist gemotiveerd dat hij met [gedaagde1] een koopovereenkomst heeft gesloten en ter zitting heeft [gedaagde1] zelf verklaard dat [eiser] niet dezelfde persoon is als voornoemde [koper]. Gelet daarop moet worden aangenomen dat [gedaagde1] de koopovereenkomst ten aanzien van de auto’s niet heeft gesloten met [eiser] en dat de auto’s evenmin aan hem zijn geleverd. Dat blijkt ook niet uit de door [gedaagden c.s. 2] overgelegde stukken met betrekking tot de gestelde koopovereenkomst. De opmerking van [gedaagde1] ter zitting dat [eiser] lijkt op de tweede persoon die aanwezig was bij de overdracht van de auto’s maakt dat niet anders, nu niet is gesteld dat deze persoon de koper van de auto’s was. Voor zover [gedaagden c.s. 2] bedoeld heeft dat [eiser] heeft betaald voor deze derde gaat de rechtbank daaraan voorbij nu die stelling onvoldoende is onderbouwd. Dat geldt evenzeer voor het subsidiaire verweer van [gedaagden c.s. 2] dat sprake was nauwe samenwerking dan wel medewerking van [eiser] aan de koop. Nu [gedaagden c.s. 2] het primaire en subsidiaire verweer onvoldoende heeft geconcretiseerd zal de rechtbank [gedaagden c.s. 2] niet toelaten tot het leveren van bewijs daarvan.
4.5.
Het meer subsidiaire verweer dat [eiser] heeft meegewerkt aan oplichting van [gedaagden c.s. 2], kan, wat daar ook van zij, evenmin tot het oordeel leiden dat er een rechtsgrond was voor de overschrijving van de gelden van [eiser] op de bankrekening van [gedaagden c.s. 2]. Ook in zoverre passeert de rechtbank dan ook het bewijsaanbod van [gedaagden c.s. 2].
4.6.
De rechtbank begrijpt dat [gedaagden c.s. 2] tot slot betwist dat de gelden zonder toestemming van [eiser] zijn ontvreemd door derden. Vast staat dat de gelden op 21 november 2013 na 12.50 uur zijn overgeboekt van de bankrekening van [eiser] naar de bankrekening van [gedaagden c.s. 2] en dat de Rabobank na telefonisch contact met [eiser] rond 13.15 uur de bankrekeningen van [eiser] en van [gedaagden c.s. 2] heeft geblokkeerd vanwege het vermoeden van phishing. Volgens [gedaagden c.s. 2] is de Rabobank daarbij enkel afgegaan op de mededeling van [eiser] dat sprake was van phishing. [eiser] heeft echter niet alleen bij de Rabobank melding gemaakt van het feit dat er gelden van zijn rekening waren overgeschreven, maar heeft ook na de blokkade nog diezelfde dag om 15.40 uur aangifte gedaan. [gedaagden c.s. 2] heeft niet betwist dat op dit moment nog steeds een strafrechtelijk onderzoek gaande is naar aanleiding van die aangifte. Bovendien heeft [gedaagde1] ter zitting zelf meegedeeld dat hij in het kader van dat onderzoek gedurende drie dagen is verhoord door de politie. Tot slot is van belang dat [gedaagden c.s. 2] heeft erkend dat hij als adverteerder onder de naam Exclusive Sportcars een advertentie op de website Marktnet.nl (productie 8 bij dagvaarding) heeft geplaatst en daarin de volgende tekst heeft opgenomen:
opgelicht via fhising gestolen porsche cayenne en mbw m6Geachte 3 maanden gelden heb ik een porsche cayenne en een bmw m6 met deutsche papieren aangeboden op deze site en op marktplaats ik heb de auto’s via marktplaats verkocht. Helaas is het geld dat is overgemaakt naar mij afkomstig via fhising. Mocht het zo zijn dat u een van deze auto’s ziet op deze site of op marktplaats Alstublieft laat het mij dan zo spoedig mogelijk weten zo dat we deze oplichters kunnen pakken.”Aldus heeft [gedaagden c.s. 2] zelf erkend dat sprake is geweest van phishing. Gelet daarop en in het licht van het voorgaande heeft [gedaagde1] de stelling van [eiser] dat de gelden zonder zijn toestemming door derden naar de bankrekening van [gedaagden c.s. 2] zijn overgeboekt onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het betoog van [gedaagden c.s. 2] dat [eiser] de gelden zelf zou hebben overgeboekt en zal [gedaagden c.s. 2] niet toelaten tot het leveren van bewijs.
4.7.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de gelden zonder instemming van [eiser] door derden zijn overgemaakt en dat niet is gebleken van enige rechtsgrond daarvoor. Aldus is sprake van onverschuldigde betaling van de gelden van [eiser] aan [gedaagde1] en is [gedaagde1] gehouden tot teruggave van die gelden. De vordering van [eiser] zal daarom als volgt worden toegewezen.
Rente
4.8.
De door [eiser] gevorderde wettelijke rente zal worden toegekend vanaf 15 februari 2014, omdat [gedaagde1], gelet op de brieven van mr. E. Sloos aan hen van 7 februari 2014, vanaf die datum in verzuim verkeert.
Beslagkosten
4.9.
[eiser] vordert voorts [gedaagde1] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten op grond van artikel 706 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Deze vordering is niet toewijsbaar nu [eiser] niet alle daarvoor benodigde beslagstukken heeft overgelegd.
Buitengerechtelijke kosten
4.10.
[eiser] vordert betaling van de buitengerechtelijke kosten van deze procedure. [gedaagden c.s. 2] betwist die kosten. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu gesteld noch gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De vordering wordt reeds daarom afgewezen.
Proceskosten
4.11.
[gedaagden c.s. 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 868,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 2.749,80
in voorwaardelijke reconventie
4.12.
Nu de vordering van [eiser] in conventie zal worden toegewezen omdat de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van onverschuldigde betaling, is de voorwaarde waaronder [gedaagde1] zijn voorwaardelijke vorderingen in reconventie heeft
ingesteld, vervuld.
4.13.
[gedaagden c.s. 2] heeft aan zijn vordering tot schadevergoeding ten grondslag gelegd dat [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld door de codes van zijn betaalrekening af te geven aan een derde. Als gevolg daarvan zijn bedragen van de rekening van [eiser] afgeschreven waarmee [gedaagden c.s. 2] is betaald en heeft [gedaagde1] de auto’s geleverd. De schade bestaat onder meer uit de waarde van de auto’s en de rente.
4.14.
[eiser] betwist dat hij onrechtmatig jegens [gedaagden c.s. 2] heeft gehandeld. Voor zover [gedaagden c.s. 2] schade heeft geleden, kan deze niet aan [eiser] worden toegerekend.
4.15.
De rechtbank volgt [eiser] in zijn standpunt dat hij door het afgeven van de codes ten aanzien van zijn bankrekening aan een derde niet onrechtmatig jegens [gedaagden c.s. 2] heeft gehandeld. Dat [eiser] mogelijk naïef is geweest door codes van zijn bankrekening aan een derde te verschaffen, leidt niet tot het oordeel dat [eiser] daardoor jegens [gedaagden c.s. 2] heeft gehandeld in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.16.
De gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat op grond van het gestelde onrechtmatig gelegde beslag komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu uit het oordeel van de rechtbank in conventie volgt dat het beslag rechtmatig is gelegd.
4.17.
[gedaagden c.s. 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- salaris advocaat
894,00(2 punt × factor 0,5 × tarief € 894,00)
Totaal € 894,00
in conventie en in reconventie
Nakosten
4.18.
De door [eiser] gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 75.099,- (vijfenzeventigduizend negenennegentig euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 15 februari 2014 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 2.749,80,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.5.
wijst de vorderingen af,
5.6.
veroordeelt [gedaagden c.s. 2] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 894,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt [gedaagden c.s. 2] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 205,00 aan salaris advocaat (voor conventie en reconventie tezamen), te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagden c.s. 2] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.9.
verklaart dit vonnis in conventie en in reconventie wat betreft de nakostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2014. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1309