Op 11 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, in de wrakingskamer, uitspraak gedaan op een verzoek tot wraking van mr. B. Liefting-Voogd, rechter in de sector bestuursrecht. Het verzoek tot wraking was ingediend door [verzoeker] en [verzoekster], die beiden betrokken waren bij twee aanhangige zaken bij de rechtbank. Het wrakingsverzoek was ingediend op 20 november 2014, maar werd op 25 november 2014 al kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De verzoekers hebben op 24 november 2014 een brief ingediend bij de rechtbank, waarin zij hun bezwaren tegen de rechter uiteenzetten. De wrakingskamer oordeelde dat de verzoekers in hun brief geen feiten of omstandigheden hebben aangedragen die de vrees voor partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. Volgens artikel 8:16 lid 2 van de Algemene Wet Bestuursrecht dient een verzoek tot wraking gemotiveerd te zijn, wat in dit geval niet is gebeurd. De wrakingskamer heeft daarom besloten het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen en verklaarde het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft verder bepaald dat de procedure in de hoofdzaken voortgezet kan worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.