Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De standpunten
Zij hebben verklaard dat hun handelwijze op geen enkele wijze het vermoeden kan rechtvaardigen dat sprake is van enige partijdigheid ten opzichte van verzoeker, maar dat de weigering om direct een beslissing te nemen op verzoekers verzoeken juist blijk geeft van de zorgvuldigheid die de rechtbank in acht wil en moet nemen bij de beoordeling van een beroep.
Daarnaast hebben de rechters opgemerkt dat een zodanige processuele beslissing door haar aard in het algemeen geen grond vormt om partijdigheid aan te nemen.
3.De beoordeling
De vraag is allereerst of de rechters gehouden waren de vragen ter zitting te beantwoorden. Dit was naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. De procesorde is immers aan de rechters, in het bijzonder aan de voorzitter van de meervoudige kamer. Er was ook op grond van het procesrecht geen verplichting voor de rechters om deze vragen ter zitting te beantwoorden. De rechters moesten dus een procedurele beslissing nemen over de wijze en het moment waarop de gestelde vragen zouden worden beantwoord. Daarbij is in dit concrete geval duidelijk dat de vragen zich niet lenen voor directe beantwoording. De beantwoording van de vragen is tegelijk een beoordeling van een deel van eisers beroep. Over een antwoord op de vragen, indien al aan de orde, moesten de rechters na afloop van de zitting dus eerst beraadslagen.
Ter zitting van 2 december 2014 heeft verzoeker nog opgemerkt dat zijn vraag ‘algemeen’ moet worden gelezen, uitgaande van de situatie dat het dossier van de gemeente stukken bevat zoals door hem omschreven in zijn vraagstelling. De rechtbank ziet in de formulering van de vraag echter geen enkele grond om deze zo op te vatten, laat staan dat een dergelijke abstracte vraag beantwoording behoeft.
De toelichting die verzoeker bij brief van 13 november jongstleden heeft gegeven werpt geen ander licht op de aangevoerde wrakingsgrond en doet aan het bovenstaande niet af.