De rechtbank stelt vast dat de curator met zijn verzoekschrift van 15 oktober 2014 tijdig in verzet is gekomen tegen het faillissement van Switch Company International B.V.
Voorts merkt de rechtbank de curator aan als belanghebbende, omdat hij als potentieel boedelschuldeiser een gerechtvaardigd belang heeft bij het al dan niet in stand houden van het faillissement en omdat zijn salaris behoort tot de faillissementskosten, die uit de boedel dienen te worden voldaan.
Standpunt van de curator
De curator betoogt dat failliet misbruik van haar bevoegdheid heeft gemaakt door zich op eigen aangifte failliet te laten verklaren, terwijl het voor failliet duidelijk was dat zij niet over enige bate beschikt. De onderneming van failliet ligt sinds oktober/november 2013 stil en er zijn geen baten meer te verwachten. Er is een forse schuldenlast. De afwikkeling van het faillissement door de curator brengt bovendien kosten mee die ten laste komen van de boedel, zodat de schulden van schuldenaar door het faillissement verder toenemen. Deze faillissementskosten zullen niet verhaald kunnen worden en de curator wordt hierdoor onevenredig benadeeld. In plaats van het doen van een eigen aangifte had failliet haar onderneming moeten ontbinden ex artikel 2:19 BW.
De rechtbank oordeelt als volgt
De feiten en omstandigheden die de curator in dit verband stelt, kunnen niet tot gegrondheid van het verzet leiden. Redengevend daarvoor is het volgende.
Aangeefster heeft bij de eigen aangifte faillietverklaring opgegeven dat er grote financiële problemen waren, dat er geen baten waren, enkel nog inventaris in het huurpand, en de totale schuldenlast bij de crediteuren ongeveer Euro 300.000,-- bedroeg.
Onder die omstandigheden is voldaan aan het vereiste ingevolge artikel 1 Fw dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en dient hij op eigen aangifte failliet te worden verklaard. Switch Company International B.V. is op 7 oktober 2014 dan ook op juiste gronden failliet verklaard.
Teneinde het verzet tegen dit faillissement te laten slagen, dient de curator aan te tonen dat de toestand van te hebben opgehouden met betalen niet (meer) bestaat. Daarvan is in dit geval geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat het systeem van de Faillissementswet in een geval als hier aan de orde geen ruimte laat het verzet gegrond te verklaren op andere gronden dan deze. Het betoog van de curator dat sprake zou zijn van misbruik van bevoegdheid een eigen faillissement aan te vragen, omdat aanvrager de weg zou hebben moeten volgen van ontbinding volgens artikel 2:19 BW faalt. Naar Nederlands recht bestaat immers geen verplichting om in een geval als het onderhavige tot ontbinding ex artikel 2:19 BW over te gaan.
Dat ten tijde van de behandeling van de faillissementsaanvraag door aangeefster een summiere opgave is gedaan van de boedeltoestand, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat zelfs de faillissementskosten niet zouden kunnen worden bestreden, betekent evenmin dat sprake is van misbruik van recht bij die aanvraag.
De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Artikel 16 Fw geeft de mogelijkheid dat de rechtbank een faillissement opheft, indien de toestand van de boedel daartoe aanleiding geeft. In artikel 18 Fw is bepaald, dat, indien na een dergelijke opheffing opnieuw een aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, de aanvrager verplicht is aan te tonen dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden. Uit die artikelen in onderlinge samenhang beschouwd volgt dat bij een aanvraag faillietverklaring, indien daaraan niet een opheffing van een faillissement van een schuldenaar is vooraf gegaan, en overigens is voldaan aan de vereisten voor het uitspreken van een faillissement, de wet ervan uitgaat dat de curator een onderzoek instelt naar de aanwezigheid van een vermogen van de schuldenaar of naar de verwachting dat binnen afzienbare tijd zulk een vermogen aanwezig zal zijn. Zulk een onderzoek kan uit de aard van de zaak veel grondiger zijn dan bij de summiere behandeling van de aanvraag ter zitting van de rechtbank als bedoeld in artikel 6, lid 3, Fw. Onder die omstandigheden is van misbruik van recht geen sprake.
Dat bij dat onderzoek kan blijken dat de toestand van de boedel zodanig is dat ook de faillissementskosten niet kunnen worden voldaan, doet daaraan niet af.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoekschrift tot vernietiging van het faillissement van Switch Company International B.V. ongegrond verklaren.