ECLI:NL:RBNHO:2014:11929

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 oktober 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
15/810290-14 en 96/134525-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing en het voorhanden hebben van verboden wapens en munitie. De verdachte heeft op 20 juli 2014 in Rijsenhout de gaskraan van een fornuis opengedraaid en deze gedurende lange tijd open laten staan, wat een levensgevaarlijke situatie heeft gecreëerd. De brandweer werd ingeschakeld na meldingen van een gaslucht, en bij aankomst constateerden zij een hoge gasconcentratie in de woning van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans op een ontploffing heeft aanvaard door de gaskraan open te laten staan. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een knalpatroon en een voorwerp dat leek op een vuurwapen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Tevens werd een vordering tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen goederen toegewezen, met uitzondering van enkele voorwerpen die niet aan de verdachte werden teruggegeven. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf ook toegewezen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/810290-14 en 96/134525-12 (tul)
Uitspraakdatum: 24 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel, locatie PPC Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Vries en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S.N.W. van Dam-Ouwens, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 20 juli 2014 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen, met dat opzet in een woning (gelegen op of aan de [adres]) de gasslang/gaskraan van het fornuis heeft afgehaald/losgemaakt en/of de gaskraan heeft opengedraaid/opengezet en/of gas de woning in heeft laten lopen, en daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde woning, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor omwonenden van bovengenoemde woning, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de omwonenden van voornoemde woning, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 20 juli 2014 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een CO2 Soft Air luchtdrukwapen (balletjespistool) (voorzien van de/het opschrift(en) M84.177 cal 4.5 mm en/of het serienummer 08JO1265), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen en/of met een voor ontploffing bestemd voorwerp (te weten: een vuurwapen van het merk Beretta en/of model 84), voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op of omstreeks 20 juli 2014 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, voorhanden heeft gehad een patroon (merk Gecco), in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II onder 1°.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 en zij refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van feit 2 en 3.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 20 juli 2014 omstreeks 17.30 uur is er bij de politie een melding van de brandweer binnengekomen. [melder] heeft melding van een gaslucht gedaan. [melder] is woonachtig op de [adres] te Rijsenhout. De brandweer is ter plaatse gegaan en heeft in zijn woning een waarde van minimaal 10% LEL gemeten. Vervolgens is men naar de woning op perceelnummer [nummer] ( hierna: de woning) gegaan. Het betreft een woning op de eerste verdieping van een appartementencomplex. De gasmetingen werden sterker naarmate men dichter bij de woning kwam. In de woning ruikt de brandweer een zeer sterke gaslucht. [2] De brandweer stelt vast dat er een aanzienlijke hoeveelheid gas in de woning is. Dit leidt de brandweer af uit het feit dat bij betreden van de woning de gasalarmmeter alarm aangaf en vervolgens is doorgebrand. Dit is een teken dat er een aanzienlijke hoeveelheid gas in de woning aanwezig is. [3] In de woning bevindt zich verdachte. Hij is vroeg in de ochtend naar de woning gegaan en is daar gedurende de dag alleen geweest met zijn hond. Wanneer de brandweer de woning binnengaat, draait verdachte de gaskraan dicht. [4] Er is geen gaslek. De gaskraan wordt geopend door deze in te drukken en een kwartslag te draaien. [5] De bevelvoerder van de brandweer verklaart dat de brandweer in de woning een heel hoge gasconcentratie heeft gemeten. [6] De gasconcentratie in de woning moet logischerwijs veel hoger zijn geweest dan de minimaal 10% LEL die in de woning van de bovenbuurman is gemeten. Gas stijgt namelijk op, maar pas als de woning aardig is gevuld. [7]
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden feiten 2 en 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 2 en 3 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 juli 2014 (dossierpagina’s 57-58).
3.5. Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1. Er is geen sprake van (voorwaardelijk) opzet. Uit geen van de stukken blijkt dat de verdachte willens en wetens gepoogd heeft een ontploffing te veroorzaken. Verdachte heeft gaskraan niet opzettelijk geopend, maar deze zou mogelijk open gegaan zijn door het gooien met keukenmeubilair en huisraad. Verdachte heeft niet de aanmerkelijke kans aanvaard dat door het gooien van keukenmeubilair dan wel huisraad de gaskraan open zou gaan met als gevolg dat er brand of een ontploffing zou kunnen ontstaan. Bovendien staat niet vast dat er een aanmerkelijke kans was dat de hoeveelheid gas in de woning een ontploffing teweeg had kunnen brengen waardoor brand had kunnen ontstaan. Het is niet zo dat de algemene ervaring leert dat in situaties als de onderhavige waarbij gedurende enige tijd gas een woning in gaat, er steeds een aanmerkelijke kans is dat een ontploffing ontstaat en nog minder dat die ontploffing ook brand tot gevolg heeft. Daarom dient vrijspraak te volgen, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog en overweegt daartoe als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat het verdachte is geweest die de gaskraan heeft opengedraaid door deze welbewust open te draaien. De gaskraan heeft een speciale afsluiting. Om de gaskraan te openen moet de afsluiter worden ingedrukt en een kwart slag worden gedraaid, zoals door getuige [getuige] is verklaard. De gaskraan kan dus niet per ongeluk worden opengedraaid.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aldus een ontploffing zou veroorzaken. Allereerst kan vastgesteld worden dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op een ontploffing en daaruit volgend, brand. Naar het oordeel van de rechtbank is het een feit van algemene bekendheid dat gas in voldoende hoge concentratie door aanraking met vuur of een vonk tot een ontploffing kan leiden. Uit hetgeen de brandweer heeft beschreven blijkt duidelijk dat in de woning een substantiële hoeveelheid gas aanwezig was. De rechtbank komt tot het oordeel dat de concentratie gas voldoende was of op korte termijn zou zijn geworden om een ontploffing teweeg te brengen. Iedere vonk - of deze nu wordt veroorzaakt door het aanslaan van een koelkast, of het aan- of uitschakelen van verlichting - had het in de woning ontstane mengsel van gas en zuurstof tot ontploffing kunnen brengen. Daarbij tekent de rechtbank in het bijzonder aan dat de gaskraan lange tijd heeft opgestaan. Dit leidt de rechtbank af uit de verklaring van de brandweer waarin wordt gesteld dat het gas pas naar de bovenburen is gaan stijgen toen de woning van verdachte volgelopen was. Aldus is de rechtbank van oordeel dat door het gedrag van verdachte sprake was van een aanmerkelijke kans op een ontploffing. Het kon niet anders dan dat verdachte zich bewust was van deze aanmerkelijke kans en deze heeft aanvaard. Het bewust opendraaien en lange tijd openlaten van een gaskraan moet naar zijn uiterlijke verschijningsvormen worden aangemerkt als zo zeer gericht op het veroorzaken van een ontploffing dat het - behoudens contra-indicaties, waarvan de rechtbank niet is gebleken - niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg heeft aanvaard. De door de raadsvrouw aangevoerde uitspraak van deze Rechtbank van 4 november 2013 onderscheidt zich van de onderhavige zaak in die zin dat er daar sprake was van contra-indicaties waardoor voorwaardelijk opzet niet kon worden aangenomen. In deze zaak is niet van dergelijke contra-indicaties gebleken.
Gezien de aanmerkelijke kans op het ontstaan van een ontploffing acht de rechtbank bewezen het gemeen gevaar voor de woning van verdachte. Daarnaast acht de rechtbank het gezien constructie van het appartementencomplex waar de woning van verdachte zich bevindt bewezen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor omwonenden te duchten was.
Gelet op het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij op 20 juli 2014 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing teweeg te brengen, met dat opzet in een woning, gelegen aan de [adres], de gaskraan heeft opengedraaid en gas de woning in heeft laten lopen, en daarvan gemeen gevaar voor bovengenoemde woning en levensgevaar voor omwonenden van bovengenoemde woning te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 20 juli 2014 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een CO2 Soft Air luchtdrukwapen (balletjespistool) voorzien van het opschrift M84.177 cal 4.5 mm en het serienummer 08JO1265, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, te weten: een vuurwapen van het merk Beretta model 84, voorhanden heeft gehad;
Feit 3:
hij op 20 juli 2014 te Rijsenhout, gemeente Haarlemmermeer, voorhanden heeft gehad een patroon (merk Gecco), munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie II onder 1°.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: poging tot opzettelijk een ontploffing te weeg brengen terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts vordert zij de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen goederen.
6.2. Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging komt, verzoekt de raadsvrouw de rechtbank rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het teweegbrengen van een ontploffing door de gaskraan open te zetten en deze gedurende lange tijd open te laten staan. Hierdoor heeft verdachte een potentieel levensgevaarlijke situatie in het leven geroepen, waarbij tevens aanzienlijke schade had kunnen ontstaan. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke situatie grote gevolgen had kunnen hebben, niet alleen voor de woning waar verdachte zich bevond, maar zeker ook voor de omringende woningen en de bewoners daarvan.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een knalpatroon en een voorwerp gelijkend op een echt wapen. Vuurwapens worden vaak gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en vormen een groot gevaar en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben daarvan of een daarop gelijkend voorwerp maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van vuurwapens en munitie
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf, zoals door de officier van justitie geëist, passend en geboden is.
7. Vermogensmaatregel
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslaggenomen, een knalpatroon, verdovende middelen, henneptoppen en een zakje met witte poeder. Deze voorwerpen zijn niet aan de verdachte teruggegeven en inmiddels door de officier van justitie vernietigd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat deze voorwerpen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het knalpatroon behoorde aan verdachte toe en is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten of het feit waarvan hij wordt verdacht. Dit voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten en tevens is het ongecontroleerde bezit van dit voorwerp in strijd met de wet en het algemeen belang. Het knalpatroon zal daarom worden onttrokken aan het verkeer. Voor de overige voorwerpen geldt dat zij inbeslaggenomen zijn op grond van waarheidsvinding, de verdachte hiervan geen teruggave heeft verzocht, de officier van justitie reeds op 22 juli 2014 opdracht tot vernietiging heeft gegeven en dat een verzoek om onttrekking aan het verkeer niet op de wet is gegrond. De rechtbank zal dit deel van de vordering derhalve afwijzen.
8. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 5 maart 2013 met parketnummer 96/134525-12 heeft de politierechter te Noord-Holland verdachte ter zake van rijden onder invloed en rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 3 april 2013 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 20 maart 2013 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie geen drie maanden geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36b, 36c, 45, 57, 157 van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 13, 26, 55 van de Wet wapens en munitie.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien (18) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Onttrekt aan het verkeer:
1) 1 STK Munitie, bruin gekleurd, knalpatroon.
Wijst af de vordering tot onttrekking aan het verkeer van:
2) 1 STK verdovende middelen;
4) 4 STK henneptoppen;
5) 14 STK henneptoppen en
6) 1 STK medicijn, zakje met witte poeder.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 96/134525-12 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie (3) weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 5 maart 2013.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. E.J. van Keken en mr. B.J.G. Leeuw, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 oktober 2014.
Mr. Leeuw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2014, dossierpagina 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2014, dossierpagina 22.
4.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 10 oktober 2014.
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 22 juli 2014, dossierpagina 25.
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 juli 2014, dossierpagina 24.
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 augustus 2014, dossierpagina 70.