Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Toepasselijke wettelijke voorschriften
8.Beslissing
50 maanden.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 juli 2014 op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, werd aangehouden met ruim 14 kilo cocaïne in zijn koffer. De rechtbank oordeelde dat een reiziger verantwoordelijk is voor de inhoud van zijn ruimbagage en dat het onwaarschijnlijk is dat een organisatie een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne meegeeft aan een onwetende reiziger. De verdachte had verklaard dat hij de koffer met zeevruchten had meegenomen voor een kennis, maar de rechtbank achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte had geen ruimbagage en had de koffer slechts kort in zijn bezit. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de verdachte niet op de hoogte was van de cocaïne in zijn koffer. De rechtbank verwierp ook het beroep van de verdachte op schending van artikel 32a van het Wetboek van Strafvordering, omdat er geen onjuistheden in het dossier waren aangetroffen. De rechtbank achtte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 50 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar vond de opgelegde straf passend gezien de hoeveelheid cocaïne en de risico's voor de volksgezondheid.