ECLI:NL:RBNHO:2014:11837

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 december 2014
Publicatiedatum
15 december 2014
Zaaknummer
15/800273-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en diefstal met geweld in Alkmaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere feiten, waaronder poging tot afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 maart 2014 in Julianadorp, samen met anderen, heeft geprobeerd een slachtoffer te dwingen tot de afgifte van 20 euro door middel van geweld en bedreiging. De verdachte heeft het slachtoffer in zijn eigen woning bedreigd en geslagen, wat leidde tot een poging tot afpersing. Daarnaast was de verdachte betrokken bij de diefstal van scooters en de heling van gestolen goederen. De rechtbank heeft de dagvaarding geldig verklaard en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd. Tijdens de zitting op 2 december 2014 heeft de officier van justitie gevorderd tot vrijspraak van bepaalde feiten, maar de rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte vrijgesproken van de diefstal met geweld bij het Kruidvat, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft echter wel bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing en de diefstal van scooters. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en een taakstraf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat de schade niet voldoende was onderbouwd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800273-14, 15/065877-14 (ttz gev) + 14/701836-11 (tul), 15/093829-14
(ttz gev), 15/078045-14 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 16 december 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 december 2014 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1995 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De politierechter heeft de zaken onder de parketnummers 15/165877-14 + 14/701836-11 (tul), 15/093829-14 en 15/078045-14 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. Heij en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Berbee, advocaat te Den Helder, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 29 maart 2014 te Julianadorp, gemeente Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld[slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 20 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- de (toegangs)deur van het verblijf van die [slachtoffer 1] heeft/hebben ingetrapt en/of,
- dat verblijf zijn binnengekomen/binnengedrongen en/of
- ( vervolgens) de badkamerdeur heeft/hebben opengetrokken en/of
- ( vervolgens) de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
getrokken en/of
- ( vervolgens) die[slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en/of
- ( vervolgens) het hoofd van die [slachtoffer 1] naar de toiletpot heeft/hebben geduwd en/of
- ( vervolgens) meermalen, althans eenmaal (met kracht) met de (tot vuist gebalde) hand(en) heeft/hebben geslagen in/tegen het gezicht en/of
- dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd "Ik ga je vermoorden" en/of "Ik ga iemand doodmaken, ik knijp zijn keel dicht" en/of "Ik wil morgen 20 euro zien en zo niet dan komen we morgen weer dwars door je deur heen en dan wordt het van 20 euro naar 30 euro, iedere keer als je niet betaald, wordt het verdubbeld" en/of "Morgen 20 euro. Ja want dan ga ik even
langs en dan mag je echt bidden dat [medeverdachte 1]mij weg komt trekken", althans woorden van soortgelijke aard en of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2 parketnummer 800448-14:
Primair
hij op of omstreeks 20 januari 2014 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een winkel gevestigd op/aan de Johanna Naberstraat (no.59) aldaar, heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen[slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader naar die winkel is/zijn toegegaan en/of een bivakmuts heeft/hebben opgedaan en/of vervolgens die winkel heeft/hebben betreden, en/of (vervolgens) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp getoond en/of getoond gehouden en/of gericht en/of gericht gehouden op/aan die [slachtoffer 2] en/of (daarbij) heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "Ik wil
geld, ik wil geld", althans woorden van dergelijke aard of strekking;
Subsidiair
[medeverdachte 2] op of omstreeks 20 januari 2014 in de gemeente Alkmaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel gevestigd op/aan de Johanna Naberstraat (no.59) aldaar, heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Het Kruidvat, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die[medeverdachte 2] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van (ongeveer) 300 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 2] en/of verdachte,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het naar die winkel te gaan en/of vervolgens een bivakmuts op te zetten en/of vervolgens een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp te tonen aan en/of richten op die [slachtoffer 2] en/of daarbij de woorden toe te voegen: "Ik wil geld, ik wil geld", althans woorden van dergelijke aard of strekking;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 januari 2014 in de gemeente Alkmaar en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door een mes en/of een jas aan die [medeverdachte 2] ter beschikking te stellen en/of door voor en/of tijdens de diefstal met geweld en/of afpersing op de uitkijk te staan;
parketnummer 15/065877-14
op of omstreeks 18 maart 2014 te Julianadorp, gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter (van het merk Peugeot), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
parketnummer 15/093829-14
hij op of omstreeks 21 april 2014 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een snorfiets/scooter (van het merk Peugeot met kenteken[kenteken 1], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
parketnummer 15/078045-14
Primair
hij op een en/of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks de periode van 29 maart 2014 tot en met 30 maart 2014 te Koedijk, gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een[slachtoffer 5] heeft weggenomen een hoeveelheid gereedschap (waaronder schroeven en/of hamer(s) en/of moer en/of steeksleutel(s) en/of een gereedschapskist (met inhoud) en/of kwast(en) en/of za(a)g(en)) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Subsidiair
hij op een en/of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks de peroide 29 maart 2014 tot en met 20 maart 2014 te Koedijk, gemeente Alkmaar, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een hoeveelheid gereedschap(pen) (waaronder schroeven en/of hamer(s) en/of moer en/of steeksleutel(s) en/of een gereedschapskist (met inhoud) en/of kwast(en) en/of za(a)g(en)) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die hoeveelheid gereedschap(pen)
wist, althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder parketnummer 15/078045-14 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1, 2 primair, parketnummer 15/065877-14, parketnummer 15/093829-14 en parketnummer 15/078045-14 subsidiair ten laste gelegde feiten.
3.2.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder feit 2 primair en subsidiair en onder parketnummer 15/078045-14 primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van feit 2 als volgt.
De betrokkenheid van verdachte bij de overval op het Kruidvat op 20 januari 2014 blijkt hoofdzakelijk uit de verklaringen van de medeverdachte[medeverdachte 2]. Deze medeverdachte heeft echter meerdere tegenstrijdige verklaringen afgelegd die niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Uit de overige stukken in het dossier blijkt niet dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd, waardoor hij als medepleger van de overval kan worden beschouwd. Er is geen bewijs dat verdachte het mes of de jas heeft geleverd, dat er afspraken zijn gemaakt over de overval en ook niet dat hij heeft geprofiteerd van de buit. Hetgeen resteert is dat verdachte voor de snackbar heeft gestaan ten tijde van de overval. Dit blijkt uit de camerabeelden en de verklaringen van verdachte. De officier van justitie heeft gesteld dat het op de uitkijk staan, wetende wat zou gebeuren een significante bijdrage aan de overval heeft geleverd. De rechtbank is echter van oordeel dat het enkele feit dat [verdachte] ten tijde van de overval bij snackbar Kitsy op straat heeft gestaan, niet kan worden aangemerkt als een significante bijdrage aan de overval door[medeverdachte 2]. Immers is niet gebleken dat verdachte op dat moment op enige wijze contact onderhield met verdachte of dat hij op enige wijze behulpzaam was aan [medeverdachte 2] Evenmin is gebleken dat [verdachte] naderhand heeft gedeeld in de buit. Van een bewuste samenwerking of gezamenlijke uitvoering kan op grond van het bovenstaande naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken.
De rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van het primair ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met geweld bij het Kruidvat op 20 januari 2014.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het feit dat verdachte op bovenomschreven manier voor de snackbar heeft gestaan ten tijde van de overval onvoldoende is om tot een veroordeling ten aanzien van medeplichtigheid te komen. Verdachte heeft verklaard dat hij voor de snackbar stond, die gelegen is naast het Kruidvat, omdat hij wilde zien of[medeverdachte 2] echt die overval op het Kruidvat ging plegen.
Niet is gebleken dat verdachte en [medeverdachte 2]afspraken hebben gemaakt over de overval of de verdeling van de buit. Evenmin is uit de camerabeelden of de telefoongegevens gebleken dat er vlak voor, tijdens of na de overval contact is geweest tussen verdachte en [medeverdachte 2]. Wel blijkt dat verdachte de plek voor de snackbar eerder heeft verlaten dan dat[medeverdachte 2] het Kruidvat verliet. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte [medeverdachte 2] behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval.
De rechtbank spreekt verdachte derhalve vrij van zowel het onder feit 2 primair als subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 15/078045-14 overweegt de rechtbank –met de officier van justitie en de raadsman- dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte betrokken was bij de inbraak. Niet is gezien dat verdachte het hekwerk kapot heeft geknipt danwel die avond op het terrein van de [slachtoffer 5] is geweest en daar spullen heeft weggenomen. De enkele verklaring van medeverdachte[medeverdachte 3] is daartoe onvoldoende. Voorts wordt verdachte’s lezing dat hij [medeverdachte 3] pas nadien is tegengekomen met de gestolen spullen, niet door de overige bewijsmiddelen weersproken, zodat de rechtbank op dit punt uitgaat van de verklaring van verdachte zelf.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, parketnummer 15/065877-14 en parketnummer 15/093829-14 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 april 2014 (dossierpagina 14-16);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 mei 2014 (dossierpagina 18-21);
  • het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 1] d.d. 1 mei 2014 (dossierpagina 86-88);
  • proces-verbaal van verhoor van getuige[getuige 1] d.d. 7 mei 2014 (dossierpagina 94/95);
parketnummer 15/065877-14
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 maart 2014 (dossierpagina 15/16);
  • het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 3] d.d. 22 maart 2014 (dossierpagina 17);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 19 maart 2014 (dossierpagina 19);
  • proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 4] d.d. 19 maart 2014 (dossierpagina 35/36);
parketnummer 15/093829-14
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2014 (dossierpagina 8/9);
  • het proces-verbaal van aangifte van aangever[slachtoffer 4] d.d. 21 april 2014 (dossierpagina 10);
  • het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 21 april 2014 (dossierpagina 13);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] d.d. 21 april 2014 (dossierpagina 19/20).
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder
parketnummer 15/078045-14 subsidiairten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de nacht van 29 op 30 maart 2014 ziet een getuige twee jongens op de kruising van de Tirolstraat met de Molentochtpad te Alkmaar. Een van deze jongens heeft een tang vast en de ander twee tassen. Nadat de hond van de getuige begint te blaffen gooit de jongen de twee tassen in de bosjes. [2] Beide jongens waren donker gekleed en één van hen hield een fiets vast. De politie treft even later in de omgeving verdachte en medeverdachte[medeverdachte 3] aan die voldoen aan het opgegeven signalement. [3] In de bosjes worden twee tassen aangetroffen [4] met goederen die blijken te zijn gestolen bij[slachtoffer 5]. [5] Verdachte verklaart dat hij [medeverdachte 3]heeft geholpen met het tillen van de tassen en dat ze de tassen hebben achter gelaten in de bosjes. [6]
3.4.
Bewijsoverweging ten aanzien van parketnummer 15/078045-14
De rechtbank acht, ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, de opzetheling bewezen. Verdachte heeft ook naar eigen zeggen midden in de nacht op straat een vriend helpen tillen met twee zware tassen vol met gereedschap. Als ze gezien worden door een getuige, worden de tassen weggegooid en achtergelaten in de bosjes. Hierdoor acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat verdachte wist dat er gestolen goederen in de tassen zaten.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, parketnummer 15/065877-14, parketnummer 15/093829-14 en parketnummer 15/078045-14 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
feit 1:
hij op 29 maart 2014 te Julianadorp, gemeente Den Helder, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van 20 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 1], en/of zijn mededader(s):
- de toegangsdeur van het verblijf van die [slachtoffer 1] heeft/hebben ingetrapt en,
- dat verblijf is/zijn binnengedrongen en
- vervolgens de badkamerdeur heeft/hebben opengetrokken en
- vervolgens de telefoon uit de handen van die [slachtoffer 1] heeft/hebben getrokken en
- vervolgens die [slachtoffer 1] heeft/hebben vastgepakt en
- vervolgens het hoofd van die [slachtoffer 1] naar de toiletpot heeft/hebben geduwd en
- vervolgens meermalen, met kracht met de tot vuist gebalde hand heeft/hebben geslagen in het gezicht en
- dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd "Ik ga je vermoorden" en "Ik ga iemand doodmaken, ik knijp zijn keel dicht" en "Ik wil morgen 20 euro zien en zo niet dan komen we morgen weer dwars door je deur heen en dan wordt het van 20 euro naar 30 euro, iedere keer als je niet betaald, wordt het verdubbeld" en "Morgen 20 euro. Ja want dan ga ik even
langs en dan mag je echt bidden dat[medeverdachte 1]mij weg komt trekken", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
parketnummer 15/065877-14
op 18 maart 2014 te Julianadorp, gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Peugeot, toebehorende aan [slachtoffer 3];
parketnummer 15/093829-14
hij op 21 april 2014 in de gemeente Alkmaar tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter van het merk Peugeot met kenteken [kenteken 1], toebehorende aan [slachtoffer 4];
parketnummer 15/078045-14
Subsidiair
hij op een tijdstip in de periode van 29 maart 2014 tot en met 30 maart 2014 te Koedijk, gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander, een hoeveelheid gereedschappen, waaronder schroeven en een hamer en steeksleutels en een zaag, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die hoeveelheid gereedschappen wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1: poging tot afpersing
parketnummer 15/065877-14: diefstal door twee of meer verenigde personen
parketnummer 15/093829-14: diefstal door twee of meer verenigde personen
parketnummer 15/078045-14subsidiair: opzetheling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte met toepassing van het jeugdstrafrecht zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 360 dagen, waarvan voorwaardelijk 314 dagen met aftrek van de duur die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan de proeftijd van twee jaren dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden van het houden aan de aanwijzingen van de William Schrikker Jeugdreclassering ook indien dat inhoudt dat een behandeling moet worden gevolgd en verdachte moet verblijven in een instelling voor begeleid wonen. De officier van justitie vordert de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden. Daarnaast vordert de officier van justitie een werkstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen jeugddetentie. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde], namens Kruidvat, dient in zijn geheel te worden toegewezen met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel en de hoofdelijkheidsclausule. De benadeelde partijen [slachtoffer 4] en de [slachtoffer 5] dienen niet-ontvankelijk verklaard te worden in de vorderingen. Tot slot vordert de officier van justitie dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard wordt in de vordering tot tenuitvoerlegging.
6.2.
.
Standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt eveneens toepassing van het jeugdstrafrecht. Ten aanzien van feit 1 en de parketnummers 15/065877-14 en 15/093829-14 refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank. Voor het onder feit 2 primair ten laste gelegde medeplegen van de diefstal met geweld is onvoldoende bewijs. De subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid kan wel bewezen worden, nu verdachte op de uitkijk stond. Ten aanzien van parketnummer 15/078045-14 verzoekt de raadsman verdachte vrij te spreken van de diefstal wegens gebrek aan bewijs. Schuldheling acht de raadsman wel bewezen nu verdachte de goederen in bezit had waarvan hij had kunnen vermoeden dat ze van diefstal afkomstig waren. De eis van de officier van justitie en de dadelijke uitvoerbaarheid acht de raadsman redelijk en passend. De benadeelde partij [slachtoffer 4] dient niet ontvankelijk verklaard te worden in de vordering, aangezien de schade aan de scooter niet goed is vast te stellen. Ten aanzien van de vordering van het Kruidvat refereert de raadsman zich.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en de navolgende omtrent verdachte opgemaakte rapporten is gebleken:
- het reclasseringsrapport van Palier, opgesteld door de heer S. Blokdijk, gedateerd 5 november 2014;
- het reclasseringsrapport van Palier, opgesteld door de heer S. Blokdijk, gedateerd 26 juni 2014;
- het reclasseringsrapport van Palier, opgesteld door de heer S. Blokdijk, gedateerd 4 juni 2014;
het reclasseringsrapport van Palier, opgesteld door de heer S. Blokdijk, gedateerd 3 juni 2014.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Het slachtoffer, woonachtig in dezelfde instelling als verdachte, zou een medeverdachte nog geld schuldig zijn en hierop is verdachte met een groep naar de kamer van het slachtoffer gelopen. Ze hebben rond middernacht met veel kabaal de kamerdeur van het slachtoffer ingetrapt. Het slachtoffer was bang en had zich in de badkamer verstopt. Eenmaal binnengekomen hebben verdachte en zijn mededader de badkamerdeur opengetrokken, de mobiele telefoon uit de hand van het slachtoffer getrokken en het slachtoffer vastgepakt. Vervolgens hebben verdachte en de medeverdachte het slachtoffer met zijn hoofd naar de toiletpot geduwd, geslagen en met veel geschreeuw, gescheld en bedreiging gedwongen om 20 euro te betalen. De afpersing is gestopt toen de nachtwaker ten tonele verscheen. Dit hele gebeuren moet voor het slachtoffer ontzettend beangstigend en vernederend zijn geweest. Temeer daar de poging tot afpersing in zijn eigen kamer heeft plaats gevonden. Het betreft een zeer ernstig feit, waar het slachtoffer nog langdurig psychische gevolgen van kan ondervinden.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de diefstal in vereniging van een tweetal scooters en de heling van gestolen gereedschap. Dit zijn ergerlijke feiten die voor de slachtoffers hinder en schade teweegbrengen en gevoelens van onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
6.4.
Hoofdstraf
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
Het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 5 november 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van vermogens- en geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Uit het omtrent verdachte uitgebrachte
voorlichtingsrapport gedateerd 29 augustus 2014van de heer S. Blokdijk blijkt het navolgende.
Verdachte is een negentienjarige jongen met een belast verleden. Hij is in 2008 gediagnosticeerd met PDD-NOS en een licht verstandelijke beperking. Hij heeft geen zinnige dagbesteding in de vorm van scholing of werk. Na een behandeling bij Groot Emaus is verdachte geplaatst bij een begeleid wonen project op [instelling 1], maar zijn verblijf daar verliep niet goed en verdachte vertoonde ongewenst gedrag. Nu woont verdachte bij [instelling 2]. Verdachte gebruikt alcohol en cannabis, hetgeen zijn delictgedrag bevordert. Het recidiverisico is hoog en begeleiding en hulpverlening in een strafrechtelijk kader zijn geïndiceerd om het recidiverisico te verminderen. Naast begeleiding ten aanzien van zijn verstandelijke beperking en hulpverlening ten aanzien van zijn middelengebruik, lijkt nieuwe diagnostiek noodzakelijk. Hieruit zal mogelijk verdere behandeling voortvloeien.
Palier heeft ten aanzien van de toepassing van het jeugdstrafrecht het volgende overwogen. Verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking, hetgeen hem een verminderd inzicht in zijn eigen handelen geeft en de kans op impulsief, ondoordacht handelen vergroot. De pedagogische beïnvloeding van verdachte is van minder groot belang, daar verdachte niet langer bij zijn ouder(s) woonachtig is. De contra-indicatie voor toepassing van het jeugdstrafrecht is dat verdachte de laatste jaren herhaaldelijk met justitie in aanraking is gekomen. Desondanks is Palier van mening dat de verstandelijke beperking van verdachte zijn handelingsvaardigheden dermate beïnvloedt dat toepassing van het jeugdstrafrecht geïndiceerd is.
Ook begeleiding door de jeugdreclassering lijkt het meest gewenst, door de meer pedagogische insteek en aandacht voor dagbesteding en scholing. De William Schrikker Jeugdreclassering is het meest passend, omdat verdachte daar nog bekend is en deze instelling gericht is op jongeren met een verstandelijke beperking.
De rechtbank overweegt omtrent het wel of niet toepassen van het minderjarigenstrafrecht als volgt. Verdachte was ten tijde van alle bewezen verklaarde feiten achttien jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van achttienjarige daders het sanctierecht voor volwassenen toegepast. Artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht voorziet in de mogelijkheid om ten aanzien van (jong) volwassenen het sanctierecht voor jeugdigen toe te passen, indien de rechter daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
In de persoon van verdachte, zoals blijkt uit de voorlichtingsrapporten, ziet de rechtbank –net als de officier van justitie en de raadsman- aanleiding recht te doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door de William Schrikker Jeugdreclassering noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vorderingen benadeelde partijen

[benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft namens Kruidvat Retail BV een vordering tot schadevergoeding van € 300,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde materiële schade bestaat uit het weggenomen kassageld.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
[slachtoffer 4]
De benadeelde partij[slachtoffer 4] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/093829-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde materiële schade bestaat uit de schade aan de scooter.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, nu deze onvoldoende is onderbouwd.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5]heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3003,98,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/078045-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde materiële schade bestaat uit € 1618,98 voor de inbraakschade en € 1385,- voor de vermiste goederen.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15/078045-14 primair is tenlastegelegd, te weten de diefstal van de goederen, de benadeelde partij niet in het deel van de vordering, dat betrekking heeft op de diefstal, te weten de inbraakschade van € 1618,98, kan worden ontvangen.
Ten aanzien van het overige deel van de vordering is de rechtbank van oordeel dat de behandeling een onevenredige belasting van het strafgeding vormt, omdat gebleken is dat in ieder geval een deel van de als vermist opgegeven goederen door de politie aan de benadeelde partij is teruggegeven. Nu de omvang van de schade niet duidelijk is, zal de benadeelde partij ook op dit punt in de vordering niet ontvankelijk verklaard worden.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 13 maart 2012 in de zaak met parketnummer 15/701836-11 heeft de kinderrechter te Alkmaar verdachte ter zake van openlijk geweld veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van een maand. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 27 maart 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie al meer dan drie maanden geëindigd.
De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd het openbaar ministerie niet ontvankelijk te verklaren in de vordering, wegens het overschrijden van de termijn.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vordering, aangezien de proeftijd op 27 maart 2014 is geëindigd en de officier van justitie pas op 3 juli 2014 een vordering tot tenuitvoerlegging heeft ingediend. Hiermee is de termijn voor het indienen van de vordering, te weten tot maximaal drie maanden na het eindigen van de proeftijd, overschreden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen: 45, 77a, 77c, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 77za, 311, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 en parketnummer 15/078045-14 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, parketnummer 15/065877-14, parketnummer 15/093829-14 en parketnummer 15/078045-14 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievoor de duur van
honderdzesendertig (136) dagen.
Beveelt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot negentig (90) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich dient te melden bij William Schrikker Jeugdreclassering en zich gedurende door de reclassering te bepalen periode moet blijven melden zo frequent als de William Schrikker jeugdreclassering dit gedurende deze perioden nodig acht;
  • zich dient te laten behandelen bij GGZ NHN of een soortgelijke instelling en indien noodzakelijk dient mee te werken aan aanvullende diagnostiek;
  • zich dient te houden aan de aanwijzingen van de William Schrikker Jeugdreclassering ook indien dat inhoudt meewerken aan een kortdurende klinische opname van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek;
  • dient te verblijven in een [instelling 2], en zich dient te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
beveelt dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie, noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtwintig (120) uren taakstrafdie bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen jeugddetentie.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 4] niet ontvankelijk in de vordering.
Verklaart de benadeelde partij[slachtoffer 5] niet ontvankelijk in de vordering.
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 14/701836-11.
Heft op de reeds geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.A. Egter Van Wissekerke, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. E.M. Devis, rechters, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 december 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] d.d.30 maart 2014 (dossierpagina 24);
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 maart 2014 (dossierpagina 6);
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d.30 maart 2014 (dossierpagina 9);
5.Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer 6] d.d. 30 maart 2014 (dossierpagina 17/18);
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 2 december 2014.