Op 12 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere pogingen tot zware mishandeling. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 17 september 2014 en 13 juli 2014 in Haarlem. De verdachte heeft op 17 september 2014 geprobeerd [slachtoffer 1] met een mes te verwonden, terwijl hij op 13 juli 2014 zijn echtgenote, [slachtoffer 2], en een andere persoon, [slachtoffer 3], met lifehammers heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op zwaar lichamelijk letsel, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor immateriële schade van € 200,-. De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte was ten laste gelegd in die zaak.