ECLI:NL:RBNHO:2014:11790

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
15/810342-14; 15/132165-14; 15/150249-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met mes en lifehammers in Haarlem

Op 12 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere pogingen tot zware mishandeling. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 17 september 2014 en 13 juli 2014 in Haarlem. De verdachte heeft op 17 september 2014 geprobeerd [slachtoffer 1] met een mes te verwonden, terwijl hij op 13 juli 2014 zijn echtgenote, [slachtoffer 2], en een andere persoon, [slachtoffer 3], met lifehammers heeft aangevallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor enkele tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank heeft uiteindelijk de verdachte schuldig bevonden aan de subsidiaire tenlastelegging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op zwaar lichamelijk letsel, maar dat er wel sprake was van voorwaardelijk opzet. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor immateriële schade van € 200,-. De rechtbank heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat niet wettig en overtuigend was bewezen wat aan de verdachte was ten laste gelegd in die zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810342-14; 15/132165-14; 15/150249-14
Uitspraakdatum: 12 december 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 november 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag te Zwaag.
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/132165-14 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kubbinga en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 15/150249-14, ten laste gelegd dat:
15/810342-14
Primair
hij op of omstreeks 17 september 2014 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen, althans eenmaal, met een mes heeft gestoken in het gezicht, althans in het hoofd, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 17 september 2014 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, althans eenmaal, met een mes heeft gestoken in het gezicht, althans
in het hoofd, in ieder geval in het lichaam van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 17 september 2014 te Haarlem [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal met een mes in het gezicht, althans in het hoofd en/of in het lichaam van die [slachtoffer 1] te steken en/of meermalen, althans eenmaal (met een mes in zijn, verdachtes hand) in/op/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] te slaan/stompen;
15/132165-14
hij op of omstreeks 13 juni 2014 in de gemeente Haarlem opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2],
- ( meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd, althans het lichaam, heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met een bord, althans een voorwerp, op/tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
15/150249-14
Feit 1
hij op of omstreeks 13 juli 2014 in de gemeente Haarlem opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [slachtoffer 2], een of meerma(a)l(en) (met kracht) op/tegen haar hoofd en/of (elders) op/tegen haar lichaam heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of heeft geschopt en/of heeft getrapt, waardoor die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2
Primair
hij op of omstreeks 13 juli 2014 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (meermalen) met kracht met een of meer lifehammer(s), althans met een hard en/of scherp voorwerp op het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 13 juli 2014 in de gemeente Haarlem opzettelijk mishandelend een persoon, te weten, [slachtoffer 3], een of meerma(a)l(en) met een (zogenaamde) lifehammer, althans met een (hard en/of scherp) voorwerp, op/tegen diens hoofd en/of (elders) op/tegen diens lichaam heeft geslagen, waardoor die [slachtoffer 3] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het in de zaak met parketnummer 15/132165-14, hierna ook: de zaak van 13 juni 2014 en het onder 1 in de zaak met parketnummer 15/150249-14 ten laste gelegde feit, en tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 15/810342-14, hierna ook: de zaak van 17 september 2014 en het onder 2 primair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 15/150249-14, hierna ook: de zaak van 13 juli 2014.
3.2. Standpunt van de verdediging
Door en namens verdachte is vrijspraak bepleit ten aanzien van het primair en subsidiair tenlastegelegde in de zaak van 17 september 2014, het in de zaak van 13 juni 2014 tenlastegelegde en het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde in de zaak van 13 juli 2014.
3.3. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder primair in de zaak van 17 september 2014 (15/810342-14), onder 1 in de zaak van 13 juli 2014 ( 15/150249-14) en in de zaak van 13 juni 2014 (15/132165-14) ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
3.4. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder subsidiair in de zaak van 17 september (15/810342-14 en onder 2 primair in de zaak van 13 juli 2014 (15/150249-14) ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van de zaak van 17 september 2014 (15/810342-14):
In de middag van 17 september 2014 hoort verdachte van zijn oude buurvrouw, dat [slachtoffer 1] bij verdachtes ex-vrouw thuis is en hun dochter vasthoudt. Na dit gehoord te hebben, is verdachte naar de [straat] gereden en heeft hij aangeklopt bij perceel [perceelnummer], alwaar zijn ex-vrouw woont en op dat moment aanwezig is. Zij vraagt hem wat hij komt doen, maar doet de voordeur niet open. [2] Verdachte pakt na de eerste keer aankloppen een mes uit zijn auto, slaat de ruit van de voordeur in en opent daarna de deur vanaf de binnenzijde. [3] [slachtoffer 1], die op dat moment nog in de woning is, probeert weg te komen door langs verdachte heen te glippen, maar verdachte houdt hem tegen en slaat hierbij meermalen op het hoofd van [slachtoffer 1] met het mes in de hand. [4] Hierbij heeft verdachte [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht gestoken en gesneden met het mes. [5]
Ten aanzien van het onder 2 in de zaak van 13 juli 2014 (15/150249-14) tenlastegelegde:
In de middag van 13 juli 2014 bevindt [slachtoffer 2], de vrouw van verdachte, zich bij de woning van de ouders van verdachte op de [straat] te Haarlem. Zij belt haar oom, aangever [slachtoffer 2], omdat hij haar had gezegd hem te bellen als haar man haar zou aanraken of slaan. [6] Aangever [slachtoffer 2]arriveert en niet veel later komt ook verdachte aan op de [straat]. Als beiden elkaar treffen, ontstaat een woordenwisseling, waarna verdachte terugloopt naar zijn bestelbus waarin twee lifehammers liggen. [7] Getuige [getuige] ziet dat verdachte uit zijn bus twee oranje dingen met een zilveren punt pakte, volgens hem om bij problemen in een auto de ruit stuk te maken (de rechtbank begrijpt: lifehammers), hiermee richting aangever loopt en hem vervolgens meermalen met beide voorwerpen op het hoofd slaat. Beide partijen worden door de politie, die even later ter plaatse is, uit elkaar gehaald. [8] De politie treft de twee lifehammers in de bestuurdersportier van verdachtes bestelbus aan. [9]
3.5. Bewijsverweer
De raadsvrouw van verdachte heeft ten aanzien van het subsidiair in de zaak van 17 september 2014 (15/810342-14), onder 2 primair in de zaak van 13 juli 2014 (15/150249-14) tenlastegelegde vrijspraak bepleit, nu verdachte volgens haar in beide gevallen geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank overweegt omtrent deze verweren als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om aan te nemen dat de verdachte zuiver opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de slachtoffers. De rechtbank is echter van oordeel dat voorwaardelijk opzet wel kan worden aangenomen. Verdachte heeft in beide gevallen een scherp voorwerp, te gebruiken als een wapen, uit de auto gepakt en is daarmee naar het latere slachtoffer toe gelopen. In beide gevallen heeft verdachte dit voorwerp derhalve vóór, bij het ontstaan van of tijdens een conflict ter hand genomen en met dit voorwerp vervolgens de confrontatie met het latere slachtoffer opgezocht. Door met deze voorwerpen in de hand het latere slachtoffer in het gezicht of op het hoofd te slaan - heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers toe zou brengen. Een mes en een lifehammer zijn immers voorwerpen waarbij naar algemene ervaringsregels de kans aanmerkelijk is dat er bij een slaande, stekende of snijdende beweging naar het gezicht of het hoofd, zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht, mede gezien de kwetsbaarheid van het hoofd en gelaat en de vitale lichaamsdelen die zich in en rond het hoofd bevinden. De rechtbank houdt daarbij ook rekening met het feit dat beide voorwerpen scherp zijn en naar hun aard geschikt zijn om (flinke) schade toe te brengen, hetgeen zich redelijkerwijze ook zal kunnen voordoen als deze voorwerpen als wapen worden gebruikt. De aanvaarding van de aanmerkelijke kans op het ten laste gelegde gevolg leidt de rechtbank tevens af uit de aard en intensiteit van de gedragingen en de uiterlijke verschijningsvorm van de ten laste gelegde handelingen.
Voor wat betreft het overige op grond waarvan door de raadsvrouw en/of verdachte vrijspraak is bepleit ten aanzien van de zaak van 17 september 2014 (15/810342-14) en het onder 2 primair in de zaak met van 13 juli 2014 (15/150249-14) tenlastegelegde, vindt dit zijn weerlegging in de hierboven weergegeven bewijsmiddelen. De rechtbank komt derhalve tot de volgende bewezenverklaring.
3.6. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder subsidiair in de zaak van 17 september 2014 (15/810342-14) en 2 primair in de zaak met van 13 juli 2104 (15/150249-14) ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
15/810342-14
Subsidiair
hij op 17 september 2014 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen, met een mes heeft gestoken in het gezicht van die [slachtoffer 1], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
15/150249-14
Feit 2
Primair
hij op 13 juli 2014 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht met lifehammers op het hoofd van die [slachtoffer 3] heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte onder subsidiair in de zaak van 17 september 2014 (15/810342-14) en 2 primair in de zaak van 13 juli 2014 (15/150249-14) meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
15/810342-14 subsidiair (17 september 2014): poging tot zware mishandeling
15/150249-14 feit 2 primair (13 juli 2104): poging tot zware mishandeling.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden met aftrek van het ondergane voorarrest.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit de strafoplegging te beperken tot een taakstraf, subsidiair een gevangenisstraf voor de duur van de voorlopige hechtenis met onmiddellijke invrijheidstelling.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan tweemaal een poging tot zware mishandeling, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van respectievelijk een mes en twee lifehammers. Door zijn handelen heeft verdachte pijn en letsel toegebracht aan de slachtoffers. De beide vechtpartijen hadden veel ernstiger kunnen aflopen, gezien de aard van de door verdachte gekozen scherpe wapens. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan nadelige psychische en lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden. Verdachte heeft deze feiten bovendien onder de ogen van een aantal personen, waaronder zijn nog jonge kinderen, gepleegd. Dergelijke zeer ernstige strafbare feiten plegen grote indruk te maken op getuigen, met name minderjarigen. Daarnaast veroorzaken die feiten vaak onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat beide feiten zich hebben afgespeeld in een zeer complexe, familiaire sfeer, en dat verdachte inmiddels gescheiden is van [slachtoffer 2], waarmee hij drie kinderen heeft. De kinderen van verdachte staan onder toezicht van Bureau Jeugdzorg. Er is dus sprake van hulpverlening, waarbij de rechtbank er van uit gaat dat Bureau Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming inzicht hebben in de huidige situatie van betrokkene, zijn kinderen en zijn ex-vrouw. Gelet op deze situatie, in combinatie met het feit dat het de Reclassering niet gelukt is om voor de terechtzitting te komen tot het opstellen van een plan teneinde het recidiverisico te beperken en het opleggen van een meldplicht bij de Reclassering blijkens de inhoud van het opgestelde rapport geen optie is, wordt met deze complexe situatie en het daaruit voortvloeiende recidivegevaar als volgt rekening gehouden in de strafoplegging. Om het gevaar voor recidive zo veel mogelijk te beperken en verdachte ervan te doordringen dat (familie)ruzies niet met geweld opgelost moeten of kunnen worden, zal de rechtbank een deels voorwaardelijke straf opleggen, die, als verdachte opnieuw veroordeeld wordt voor enig strafbaar feit, tenuitvoergelegd kan worden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
7. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1.444,- ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder parketnummer 15/132165-14 en 1 van parketnummer 15/150249-14 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder parketnummer 15/132165-14 en 1 van parketnummer 15/150249-14 is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.
8. Vordering benadeelde partij [slachtoffer 3] en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 350,- ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder 2 van parketnummer 15/150249-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot na te melden bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 van parketnummer 15/150249-14 bewezen verklaarde feit. Vergoeding van dit bedrag komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook deels worden toegewezen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Op grond van de thans beschikbare gegevens kan de rechtbank de schade niet begroten op meer dan het thans toewijsbare bedrag van € 200,-. Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is.
De benadeelde partij kan de delen van de vordering, die tot niet-ontvankelijkheid zullen leiden, desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 2 van parketnummer 15/150249-14 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair in de zaak met parketnummer 15/810342-14, onder 1 in de zaak met parketnummer 15/150249-14 en in de zaak met parketnummer 15/132165-14 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder subsidiair in de zaak met parketnummer 15/810342-14 en 2 primair in de zaak met parketnummer 15/150249-14 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte in de zaak met parketnummer 15/810342-14 en onder 2 in de zaak met parketnummer 15/150249-14 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN (9) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot VIER (4) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op drie (3) jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 3] geleden schade tot een bedrag van € 200,-, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 200,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door vier (4) dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E.J. van Keken, voorzitter,
mrs. M.W. Groenendijk en B.J.G. Leeuw, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.M.A. Beckers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2014.
Mr. Leeuw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 18 september 2014 (dossierpagina 90).
3.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en foto’s, afkomstig uit de fotomap als bijlage bij proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 8 oktober 2014 (p. 155 t/m 158).
4.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 18 september 2014 (p. 90 en 91).
5.De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 17 september 2014 (p. 68) en proces-verbaal van aangifte door [aangever] d.d. 17 september 2014 (p. 70-71) inclusief fotobijlage (p. 72 en 73).
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 13 juli 2014 (p. 8).
7.De verklaring die de verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] d.d. 13 juli 2014 (p. 8), proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] d.d. 13 juli 2014 (p. 16 en 17) inclusief fotobijlage (p. 19 en 20) en proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 13 juli 2014 (p. 33 en 34).
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2014 (p. 27-29) inclusief fotobijlage (p. 30).