ECLI:NL:RBNHO:2014:11786

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 december 2014
Publicatiedatum
12 december 2014
Zaaknummer
15/710179-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitkeringsfraude in de vorm van samenwoonfraude met recidive

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 12 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van uitkeringsfraude, specifiek samenwoonfraude. De verdachte heeft gedurende een lange periode, van 7 maart 2008 tot en met 30 september 2013, opzettelijk nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente Haarlem, wat resulteerde in een onterecht ontvangen uitkering op basis van de Wet werk en bijstand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder rapporten van de gemeente en ingevulde formulieren door de verdachte zelf.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit strafbaar is en dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van de zaak in overweging genomen, vooral gezien het aanzienlijke benadelingsbedrag van circa € 85.500,- en het feit dat de verdachte eerder al was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen, niet heeft geleerd van haar fouten en dat haar handelen de onderlinge solidariteit in het sociale zekerheidsstelsel ondermijnt.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat zij moeder is van twee minderjarige kinderen. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden. De rechtbank heeft de uitspraak gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, en mr. Leeuw was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710179-14
Uitspraakdatum: 12 december 2014
Tegenspraak
Strafvonnis (Promis)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 28 november 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Kubbinga en van wat verdachte naar voren heeft gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 07 maart 2008 tot en met 30 september 2013 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 Wet werk en bijstand, (telkens) opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (norm alleenstaande ouder), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig (bij) de (afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de) gemeente Haarlem op de hoogte te stellen en/of in te lichten en/of op te geven dat zij, verdachte, samenwoonde
en/of een gezamenlijke huishouding voerde met [medeverdachte] (op/aan het adres [adres]).
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- rapport uitkeringsfraude van de gemeente Haarlem, afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, d.d. 4 november 2013 (dossierpagina 14 t/m 21);
- rapport uitkeringsfraude van de gemeente Haarlem, afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid, d.d. 4 maart 2013 (dossierpagina 22 t/m 37);
- inlichtingenformulier ten behoeve van aanvraag WWB-uitkering, ingevuld door [verdachte], d.d. 7 maart 2008 (dossierpagina 43 t/m 53);
- statusformulieren, ingevuld door [verdachte], d.d. 23 april 2009, 11 maart 2010 en 29 juli 2011 (dossierpagina 54 t/m 59);
- mutatieformulieren, ingevuld door [verdachte], d.d. 3 november 2010, 1 december 2010, 30 december 2010, 31 januari 2011, 4 juli 2011, 3 oktober 2011 en 29 december 2011 (dossierpagina 95 t/m 108);
- Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], d.d. 16 december 2013 (dossierpagina 175 t/m 184).
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 7 maart 2008 tot en met 30 september 2013 in de gemeente Haarlem, in elk geval in Nederland, in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 Wet werk en bijstand, telkens opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (norm alleenstaande ouder), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft zij, verdachte, telkens opzettelijk nagelaten tijdig en/of volledig (bij) de (afdeling Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de) gemeente Haarlem op de hoogte te stellen en in te lichten en op te geven dat zij, verdachte, samenwoonde en een gezamenlijke huishouding voerde met [medeverdachte] (op/aan het adres [adres]).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking of tegemoetkoming en de hoogte of de duur van een verstrekking of tegemoetkoming, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een lange periode, namelijk van maart 2008 tot en met september 2013 onjuiste informatie verstrekt aan de gemeente Haarlem, die op basis van die onjuiste informatie haar een uitkering op basis van de Wet Werk en Bijstand heeft verleend. Verdachte heeft hiertoe ruim vijf jaar lang op de daartoe bestemde formulieren onjuiste opgave gedaan van haar woonsituatie en het beeld in het leven geroepen dat medeverdachte [medeverdachte] niet bij haar inwoonde, terwijl dit wel het geval was. Het handelen van verdachte had als gevolg dat de uitkeringsinstantie in onvoldoende mate heeft kunnen beoordelen of en in welke mate zij recht had op een uitkering, wat heeft geleid tot een aanzienlijk benadelingsbedrag, dat is vastgesteld op circa € 85.500,-. De rechtbank houdt er voorts rekening mee dat verdachte in 2009 is veroordeeld voor hetzelfde feit met een pleegperiode van 2000 tot en met 2006 en dat deze veroordeling haar er kennelijk niet van heeft weerhouden om daarna nog steeds na te laten de gemeente de correcte gegevens te verstrekken, op basis waarvan haar bijstandsuitkering werd vastgesteld en verstrekt. Hieruit blijkt dat verdachte, tegen beter weten in, weigert het strafwaardig karakter van haar handelen in te zien of zich te laten beïnvloeden door de eerder opgelegde en uitgevoerde taakstraf. Een dergelijke handelwijze ondermijnt het stelsel van sociale zekerheid en de onderlinge solidariteit waarop degenen die daar terecht aanspraak op maken en zich wel aan de daarvoor geldende regels houden, moeten kunnen rekenen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Op een dergelijke inbreuk van de rechtsorde in combinatie met het feit dat verdachte door de veroordeling in 2009 een gewaarschuwd mens was en duidelijk was gewezen op het strafbare karakter van haar handelen, past naar het oordeel van de rechtbank – uit een oogpunt van normhandhaving en preventie – slechts een vrijheidsbenemende straf. De rechtbank heeft in de strafoplegging onder meer rekening gehouden met hetgeen volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht in soortgelijke gevallen pleegt te worden opgelegd, de duur van de uitkeringsfraude, de aard van de verzwegen informatie, het benadelingsbedrag en het feit dat de eerdere veroordeling en opgelegde straf verdachtes handelwijze geenszins hebben doen veranderen. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder het feit dat zij moeder is van twee minderjarige kinderen, waardoor de op te leggen straf zwaarder te dragen is en ook die kinderen treft, ziet de rechtbank reden enigszins af te wijken van de door de officier van justitie gevorderde straf.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57 en 227b van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van VIJF (5) MAANDEN.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.J.G. Leeuw, voorzitter,
mrs. E.J. van Keken en M.W. Groenendijk, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.M.A. Beckers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2014.
Mr. Leeuw is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.