ECLI:NL:RBNHO:2014:11721

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 oktober 2014
Publicatiedatum
11 december 2014
Zaaknummer
15/810146-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ernstige gevolgen voor het slachtoffer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd ervan beschuldigd op 28 maart 2014 in Velserbroek, gemeente Velsen, met opzet een persoon, aangeduid als [slachtoffer], van het leven te beroven. De verdachte heeft de keel van het slachtoffer meerdere malen dichtgeknepen, waardoor het slachtoffer het bewustzijn verloor. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen in overweging genomen, evenals medische rapporten die de verwondingen bevestigden. De rechtbank oordeelde dat het handelen van de verdachte zozeer gericht was op dodelijk letsel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zowel materiële als immateriële schade had geleden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, in aanmerking genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810146-14 (P)
Uitspraakdatum: 7 oktober 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 september 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Visser en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B.K.M. Fritz, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] (meerdere malen) met kracht bij de keel heeft gegrepen en/of de keel heeft dichtgeknepen en/of heeft dichtgeknepen gehouden (waardoor die [slachtoffer] [meerdere malen] het bewustzijn heeft verloren), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] (meerdere malen) (met kracht) de keel heeft dicht geknepen en/of de keel heeft dicht geknepen gehouden en/of (met een vuist) in het gezicht en/of op het hoofd en/of op de borst heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 28 maart 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, opzettelijk mshandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (meerdere malen) (met kracht) de keel heeft dichtgeknepen en/of (met een vuist) in het gezicht en/of op het hoofd en/of op de borst heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 28 maart 2014 omstreeks 3:00 uur kwam verdachte aan de deur van de woning bij aangeefster [slachtoffer] in Velserbroek. In de slaapkamer van aangeefster gooide verdachte haar op het bed, ging bovenop haar zitten en hield haar mond dicht. Op een gegeven moment begon verdachte haar keel dicht te knijpen. Hij deed dit zo hard waardoor aangeefster soms het bewustzijn verloor. Hij bleef haar keel dichtknijpen en begon met de vuist op aangeefster in te slaan. Ze proefde bloed en op haar bed zag ze ook bloed. Ze kon op een gegeven moment haar tong door haar lip doen en was bang dat haar lip er af lag. Soms viel aangeefster weg, maar verdachte bleef slaan met zijn vuist. Verdachte bleef telkens de keel van aangeefster dichtknijpen en heeft haar ongeveer 2 uur in de slaapkamer vastgehouden. Aangeefster was heel bang. Verdachte was zo boos, dat aangeefster dacht dat haar laatste uur had geslagen.
Verdachte zei op een gegeven moment tegen haar: ‘dit is je laatste kans’. Hij stond met zijn handen klaar om de keel van aangeefster weer dicht te knijpen, waardoor aangeefster dacht dat hij haar zou laten stikken. [2]
Verdachte zei op enig moment “Als je niet toegeeft, maak ik je dood”. Aangeefster heeft toen gevraagd of zij hun dochter nog een knuffel mocht geven, maar dat mocht niet van verdachte. Wanneer zij af en toe wegviel en vervolgens weer bijkwam, ging verdachte meteen weer door met het geweld.
Verdachte heeft ongeveer tien keer de keel van aangeefster dichtgeknepen, wat telkens zeker een minuut duurde. Aangeefster verloor 3 à 4 keer haar bewustzijn doordat verdachte telkens haar keel dichtkneep. Verdachte kneep heel hard, met volle kracht en keek daarbij heel kwaad. Op de momenten dat verdachte de keel van aangeefster dichtkneep kon zij niet praten of ademhalen.
Aangeefster heeft heel lang pijn gehad aan haar strottenhoofd, waardoor eten heel moeilijk ging. [3]
[getuige 1], buurvrouw op adres [adres 2] Velserbroek hoorde die nacht veel lawaai in de woning van aangeefster. Zij hoorde aangeefster die nacht meerdere malen luid huilen en gillen, welk gegil door merg en been ging. [4]
Op 30 maart 2014 zag [getuige 2], buurman op adres [adres 3], aangeefster huilend in tuin lopen en hij liet haar binnen. Hij zag dat aangeefster doodsbang was, ze huilde, haar lichaam rilde en ze zag er gehavend uit. Verdachte probeerde daarop driemaal de woning van [getuige 2] binnen te komen. [5]
De huisarts, [getuige 3], constateerde op 31 maart 2014: ‘hematomen beide ogen, linker wang en kaak en hals; lokaal drukpijn’. [6] Op foto’s is te zien dat aangeefster verkleuringen in haar hals heeft. [7]
Tussen 28 maart 2014 om 2:41 uur en 30 maart 2014 om 15:08 uur straalt de mobiele telefoon van verdachte KPN-zendmasten aan in de nabijheid van de woning van aangeefster. [8]
3.3. Bewijsoverweging
De raadsman heeft namens verdachte aangevoerd dat niet is komen vast te staan dat het verdachte is geweest die in de nacht van 28 maart 2014 aangeefster heeft gepoogd te doden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft op 28 maart 2014 tussen 2:41:01 uur en 2:43:42 met zijn mobiele nummer drie keer gebeld en contact gehad met het mobiele nummer van aangeefster. Hierbij is door beide nummers gebruik gemaakt van de zendmast [zendmast] te Velserbroek, vlak bij de woning van aangeefster.
Op vrijdag 28 maart 2014 tussen 6:01:24 uur en 8:12:11 uur is er met het mobiele
nummer van aangeefster vijf keer gebeld en contact geweest met het mobiele nummer
van de moeder van verdachte. Hierbij is gebruik gemaakt van de zendmast [zendmast] te
Velserbroek vlak bij de woning van aangeefster. Uit de printgegevens is komen vast te staan dat het mobiele nummer van verdachte vanaf 28 maart 2014, te 2:41 uur tot 30 maart 2014 te 15:08 uur gebruik heeft gemaakt van de zendmast [zendmast] te Velserbroek.
Aangeefster heeft verklaard dat de moeder van verdachte op 28 maart 2014 rond 6:15 uur is gebeld, waarna zij rond 8:30 uur bij de woning van aangeefster is gekomen en vervolgens spullen bij de apotheek heeft gehaald, voor de verwondingen in het gezicht van aangeefster. Voorts heeft aangeefster verklaard dat verdachte na het geweld tot 30 maart 2014 bij haar in de woning is gebleven. Op 30 maart 2014 is zij gevlucht naar de woning van buurman [getuige 2]. [9] [getuige 2] heeft verklaard dat hij aangeefster die middag binnenliet, waarna verdachte probeerde de woning van [getuige 2] binnen te komen. Uit de printgegevens blijkt dat het mobiele nummer van verdachte zich om 15:10 uur verplaatst naar KPN-zendmasten in achtereenvolgens Santpoort, Haarlem, Heemstede en eindigend in Vogelenzang. Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster en [getuige 2], dat verdachte zondagmiddag is weggegaan.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders geweest kan zijn dan dat verdachte die nacht in de woning van aangeefster is geweest en hij degene is geweest die geweld heeft gebruikt tegen aangeefster.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat uit het dossier niet blijkt wat de intensiteit en duur van het dichtknijpen van de keel van aangeefster is geweest en er aldus teveel twijfel is om de conclusie te trekken dat vast is komen te staan dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan poging tot doodslag.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit de verklaring van aangeefster komt naar voren dat verdachte meermalen met kracht haar keel heeft dichtgeknepen, waarbij zij een aantal malen het bewustzijn heeft verloren.
De medische verklaring van de huisarts, alsmede de foto’s van het letsel van aangeefster waarop verkleuringen in de hals te zien zijn, bevestigen de verklaring van aangeefster dat verdachte het slachtoffer veelvuldig en met kracht bij de keel heeft vastgepakt.
Het is een algemene ervaringsregel dat wanneer men iemand de keel dichtknijpt diegene geen adem kan halen en de aanmerkelijke kans bestaat dat dit de dood van het slachtoffer tot gevolg heeft. Verdachte heeft meerdere keren de keel van aangeefster gedurende langere tijd dichtgeknepen, waarbij aangeefster een aantal keren haar bewustzijn verloor. Door onder die omstandigheden de keel van aangeefster toch te blijven dichtknijpen heeft verdachte het risico genomen dat het fout zou kunnen gaan. Het handelen van verdachte kan naar zijn uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op dodelijk letsel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou overlijden. Aldus was bij verdachte sprake van opzet op de dood van aangeefster.
3.4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 maart 2014 te Velserbroek, gemeente Velsen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer] meerdere malen met kracht bij de keel heeft gegrepen en de keel heeft dichtgeknepen en heeft dichtgeknepen gehouden waardoor die [slachtoffer] meerdere malen het bewustzijn heeft verloren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Poging tot doodslag.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van benadeelde partij [slachtoffer], te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de woning van het slachtoffer schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. Verdachte heeft meermalen de keel van het slachtoffer dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen gehouden, waardoor zij meerdere malen haar bewustzijn verloor. Verdachte heeft door zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bij haar letsel en gevoelens van angst veroorzaakt. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Deze feiten zijn in het bijzonder ernstig, nu deze gericht waren tegen het slachtoffer, zijnde de ex-vriendin van verdachte en de moeder van zijn kind. Dat de gedragingen in de nacht en in de woning van het slachtoffer hebben plaatsgevonden, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen, maakt een en ander nog ernstiger. Ook betrekt de rechtbank in haar beslissing dat verdachte deze feiten heeft begaan terwijl het minderjarige dochtertje van verdachte en het slachtoffer ook in de woning was. Gelet op de houding van verdachte ter zitting, geeft hij geen blijk van enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 4 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten onherroepelijk is veroordeeld. Hoewel dit oudere feiten betreft, heeft dit de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. In de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 5.401,72 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit:
materiele schade:
- huistelefoon € 25,-;
- beddengoed € 40,-;
- alarm € 300,-;
- reiskosten € 36,72 en
- immateriële (lichamelijke/psychische) schade: € 5000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder primair bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van
€ 2.500,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder het primair bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: poging tot doodslag] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het primair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van DERTIG (30) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 2.901,72, bestaande uit € 401,72 voor de materiële en
€ 2.500,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.901,72, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 39 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.M. Hol, voorzitter,
mr. A.C.M. Rutten en mr. G.D. de Jong, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 oktober 2014.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 31 maart 2014, proces-verbaalnummer PL1251-2014031749-1, en de daaraan gehechte fotobijlage letsel aangeefster.
3.Proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer] afgelegd tegenover de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2014.
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2014, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1], proces-verbaalnummer PL1256-2014031749-7.
5.Proces-verbaal verhoor getuige van [getuige 2], d.d. 4 april 2014, proces-verbaalnummer PL1251-2014031749-20.
6.De medische verklaring van mr. drs. [getuige 3], huisarts, d.d. 4 april 2014, bijlage 9, proces-verbaalnummer PL1200-2014031749.
7.Foto’s gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], proces-verbaalnummer PL1251-2014031749-1.
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d.1 mei 2014, proces-verbaalnummer PL1200-2014031749-29.
9.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 31 maart 2014, proces-verbaalnummer PL1251-2014031749-1 en het proces-verbaal getuigenverhoor van [slachtoffer] afgelegd tegenover de rechter-commissaris d.d. 26 juni 2014.