ECLI:NL:RBNHO:2014:115

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 januari 2014
Publicatiedatum
8 januari 2014
Zaaknummer
C-14-142768 - FA RK 12-1011
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kostenveroordeling wegens nodeloos procederen in familiezaken

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 8 januari 2014 uitspraak gedaan in een familiekwestie tussen een vrouw en een man, die eerder met elkaar gehuwd waren en inmiddels gescheiden zijn. De vrouw had verzocht om wijziging van de kinderbijdrage die de man aan haar diende te betalen voor hun minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in haar verzoek niet ontvankelijk was, omdat de oudste dochter inmiddels meerderjarig was geworden. De man voerde verweer en stelde dat de vrouw niet-ontvankelijk verklaard diende te worden, omdat de situatie van de kinderen was veranderd en de vrouw haar verplichtingen niet was nagekomen. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de wijziging van de woonsituatie van de kinderen en de financiële draagkracht van de man. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de vrouw de procedure nodeloos had gevoerd, wat heeft geleid tot een kostenveroordeling in het voordeel van de man. De rechtbank heeft de vrouw veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 1.178,--. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in procedures rondom alimentatie en de verantwoordelijkheden van beide ouders.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
BB
zaak-/rekestnr.: C/14/142768 / FA RK 12-1011
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 8 januari 2014
in de zaak van:
[de vrouw],
aanvankelijk wonende te[woonplaats], thans wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.C.A. Stoop, kantoorhoudende te Heerhugowaard,
tegen
[de man],
aanvankelijk wonende te[woonplaats], thans wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.M. Koopman, kantoorhoudende te Alkmaar.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de vrouw, ingekomen op 27 december 2012;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de man van 4 maart 2013;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de man van 20 november 2013;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van de vrouw van 25 november 2013.
1.2
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 december 2013 in aanwezigheid van partijen, de vrouw bijgestaan door mr. M.C.A. Stoop en de man bijgestaan door mr. A.M. Koopman.
1.3
De destijds minderjarige [minderjarige 1] en de minderjarige [minderjarige 2] zijn, gelet op hun leeftijd, in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben buiten aanwezigheid van de overige betrokkenen hun mening kenbaar gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
Partijen zijn op 1 juni 1990 te [plaats] (Verenigd Koninkrijk) met elkaar gehuwd, welk huwelijk op 20 augustus 2012 is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank te Alkmaar van 9 augustus 2012.
2.2
Uit dit huwelijk is geboren de destijds minderjarige [minderjarige 1]:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]
alsmede de minderjarige [minderjarige 2]:
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats].
2.3
Bij de hiervoor genoemde beschikking is bepaald dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijf-plaats bij de man zal hebben en [minderjarige 2] zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben. Voorts is daarbij bepaald dat de man aan de vrouw een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] (hierna ook: kinderbijdrage) van [euro] 320,-- per maand zal voldoen met ingang van 20 augustus 2012.
2.4
De rechtbank is ambtshalve bekend met de beschikking van deze rechtbank van 23 januari 2013 waarbij de vrouw niet-ontvankelijk is verklaard in het verzoek van eveneens 27 december 2012 om voormelde beschikking van 9 augustus 2012 te wijzigen in die zin dat [minderjarige 1] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben, aangezien [minderjarige 1] op [datum] de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
2.5
Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage met ingang van 1 januari 2013 [euro] 325,44 per maand.

3.Verzoek

3.1
De vrouw heeft verzocht de beschikking van 9 augustus 2012 te wijzigen in die zin, dat de man aan haar een kinderbijdrage van [euro] 349,-- per maand per kind dient te betalen met ingang van 1 september 2012, althans met ingang van de dag van indiening van het verzoek-schrift, althans een door de rechtbank vast te stellen kinderbijdrage en datum.
Zij stelt hiertoe dat genoemde beschikking van 9 augustus 2012 door wijziging heeft opgehouden te voldoen aan de wettelijke maatstaven. [minderjarige 1] is sinds 22 augustus 2012 weer bij haar komen wonen. Dat heeft consequenties voor het betalen van een kinderbijdrage. In de beschikking van 9 augustus 2012 is becijferd dat de man een totale draagkracht heeft van [euro] 640,-- per maand. Als de man, naast de aan hem opgelegde kinderbijdrage voor [minderjarige 2] van [euro] 320,-- per maand, de overige [euro] 320,-- per maand ten behoeve van [minderjarige 1] kan aanwenden, kan hij dienaangaande ook aanspraak maken op fiscaal voordeel van [euro] 58,-- per maand. Daarmee komt zijn totale draagkracht op [euro] 698,-- per maand, derhalve [euro] 349,-- per kind per maand.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1
De man heeft daartegen het volgende verweer gevoerd. De vrouw dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat [minderjarige 1] thans meerderjarig is. De situatie van zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] is gewijzigd. [minderjarige 2] is recentelijk geplaatst in Harreveld voor langere tijd. Ook de situatie van [minderjarige 1] is gewijzigd, aangezien zij weer bij hem woont. Sinds het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning op grond van de beschikking van 9 augustus 2012, woont de man in de echtelijke woning en [minderjarige 1] woont bij hem. Hij draagt alle lasten van de echtelijke woning en van het chalet, waar hij geruime tijd heeft verbleven en welke thans in de verkoop staat. Op grond van de beschikking van 9 augustus 2012 zou de vrouw de helft van de woonlasten van de echtelijke woning betalen, maar zij heeft hier nimmer in bijgedragen. Omdat [minderjarige 1] bij hem woont en hij feitelijk haar kosten van levens-onderhoud betaalt, dient het verzoek van de vrouw te worden afgewezen. Omdat [minderjarige 2] niet meer bij de vrouw woont en de instelling waar hij verblijft hoogstwaarschijnlijk een bijdrage zal vragen van de ouders, zal hij zijn bijdrage aan de instelling moeten betalen.
4.2
De man van zijn kant heeft de rechtbank verzocht de vrouw te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure, aangezien deze procedure, gelet op de huidige omstandigheden van [minderjarige 1] en [minderjarige 2], onnodig wordt gevoerd en de man niet met een toevoeging procedeert.

5.Beoordeling

5.1
De rechtbank zal, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens op hele euro’s afronden.
5.2
De vrouw heeft ter gelegenheid van de mondelinge behandeling het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht de beschikking van 9 augustus 2012 zodanig te wijzigen dat de man aan haar ten behoeve van [minderjarige 1] een kinderbijdrage van [euro] 349,-- per maand dient te betalen met ingang van 1 september 2012 tot 1 april 2013.
5.3
Nadat de zaak was geschorst voor overleg, hebben partijen ter zitting meegedeeld dat zij overeenstemming hebben bereikt in die zin dat de door de man verschuldigde kinderbij-drage voor [minderjarige 1] vanaf 1 september 2012 tot 6 januari 2013 kan worden verrekend met de helft van de hypotheekrente van de voormalige echtelijke woning, welke de vrouw voor haar rekening zou nemen.
5.4
Met inachtneming van het vorenstaande is tussen partijen nog in geschil de kinder-bijdrage ten behoeve van [minderjarige 1] over de periode van 6 januari 2013 tot 1 april 2013.
De vrouw stelt dienaangaande dat de man de kinderbijdrage aan haar verschuldigd is, omdat zij [minderjarige 1] in die periode heeft onderhouden.
De man heeft dit standpunt van de vrouw betwist onder aanvoering van het volgende. Hij heeft vanaf januari 2013, dus toen [minderjarige 1] 18 was geworden, de ten behoeve van [minderjarige 1] verschuldigde kinderbijdrage rechtstreeks aan [minderjarige 1] voldaan. Hij heeft echter niet vanaf het begin steeds [euro] 80,-- per week voldaan. Dit had te maken met het feit dat de vrouw in Marokko verbleef en dat hij weer de echtelijke woning had betrokken en toen ook de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] voor zijn rekening heeft genomen.
5.5
De rechtbank stelt vast dat het standpunt van de man overeenkomt met de door de man als productie 3 bij brief van 20 november 2013 overgelegde bankafschriften. Uit het verhoor van [minderjarige 1] door de kinderrechter is verder naar voren gekomen dat [minderjarige 1] na een ruzie met haar moeder in oktober 2012 al weer bij haar moeder is vertrokken en dat zij in de periode daarna voor zichzelf heeft moeten zorgen.
5.6
Voorop staat dat vanaf het moment dat een kind 18 jaar wordt de kinderbijdrage rechtstreeks aan de jongmeerderjarige dient te worden betaald. Los daarvan is de rechtbank van oordeel dat de man de kinderbijdrage aan [minderjarige 1] heeft voldaan. Het (resterende) verzoek van de vrouw wordt derhalve afgewezen.
proceskosten
5.7
De man heeft verzocht om een kostenveroordeling, nu de vrouw de procedure nodeloos heeft gevoerd. De rechtbank ziet hiertoe aanleiding en wel om de hiernavolgende redenen.
De vrouw heeft in het inleidende verzoekschrift verzocht om een kinderbijdrage van [euro] 349,--
per kindper maand met ingang van 1 september 2012.
Pas ter zitting is door de advocaat van de vrouw naar voren gebracht dat het verzoek alleen zag op [minderjarige 1] en dat het gold voor de periode van 1 september 2012 tot 1 april 2013.
[minderjarige 1] heeft tijdens het kinderverhoor echter verklaard dat zij ten tijde van de indiening van het verzoekschrift, te weten op 27 december 2012, al niet meer bij haar moeder woonde.
Voorts is [minderjarige 1] op[datum] jongmeerderjarig geworden; dat is nog geen 2 weken na indiening van het verzoek. De vrouw had derhalve - nog los van een discussie over de feitelijke verblijfplaats van [minderjarige 1] - kunnen en moeten weten dat het verzoek hooguit zag op de periode tot [datum].
Voor de periode tot [datum] geldt het volgende. Ter zitting heeft de advocaat van de vrouw namens de vrouw een voorstel gedaan om ten aanzien van de periode tot [datum] de verschuldigde alimentatie te verrekenen met de door de vrouw niet-betaalde helft van de kosten van de echtelijke woning waartoe de vrouw is gehouden. De advocaat van de man heeft hierop verbaasd gereageerd door te stellen dat zij al veel eerder een identiek voorstel aan de advocaat van de vrouw heeft gedaan. De advocaat van de vrouw heeft dit eerst ontkend. Zij heeft vervolgens haar eigen dossier geraadpleegd, waarin zich inderdaad het schriftelijk voorstel bleek te bevinden. De advocaat van de vrouw verontschuldigde zich en stelde dat ze het voorstel kennelijk over het hoofd had gezien. Vervolgens hebben partijen op basis van ditzelfde voorstel “op de gang” alsnog overeenstemming bereikt over de periode tot [datum].
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de door de vrouw gevoerde procedure nodeloos is gevoerd. De nodeloze kosten van de man zullen daarom voor haar rekening dienen te komen. De rechtbank kan zich, gezien het feitenverloop en de rol die de advocaat daarin heeft gespeeld, voorstellen dat de advocaat van de vrouw deze kosten voor haar rekening neemt.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
Verstaat dat partijen zijn overeengekomen dat de door de man verschuldigde kinderbijdrage ten behoeve van [minderjarige 1] vanaf 1 september 2012 tot [datum] kan worden verrekend met de helft van de hypotheekrente van de voormalige echtelijke woning, welke de vrouw voor haar rekening zou nemen.
6.2
Wijst af het verzoek van de vrouw voor zover dit betrekking heeft op de periode van [datum] tot 1 april 2013.
6.3
Veroordeelt de vrouw in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de man begroot op [euro] 274,-- aan verschotten en op [euro] 904,-- aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E. Allegro, rechter in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.
”Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden”.