ECLI:NL:RBNHO:2014:11462

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 december 2014
Publicatiedatum
4 december 2014
Zaaknummer
15/741209-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan bedrijfsmatige hennepteelt met overschrijding van redelijke termijn

Op 4 december 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan bedrijfsmatige hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn schuur ter beschikking heeft gesteld voor de teelt van hennepplanten, wat resulteerde in de vondst van 1.512 hennepstekken en 122 hennepplanten in zijn schuur. De verdachte ontkende echter enige wetenschap te hebben van de hennepkwekerij en stelde dat hij zijn schuur had verhuurd aan een onbekende persoon. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk op de hoogte moest zijn geweest van de activiteiten in zijn schuur, gezien de omvang van de kwekerij en de illegale stroomafname. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde medeplegen, maar achtte de medeplichtigheid bewezen. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat, en legde een gevangenisstraf op van vijf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk delict.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/741209-12 (P) (onderzoek Courage)
Uitspraakdatum: 4 december 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 oktober 2014 en 20 november 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Beun en van wat verdachte en zijn raadsman mr. S.B.J. Hiemstra, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
(zaaksdossier H-07 Stekkenkwekerij [adres 1])
primair:
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2011, althans 16 mei 2011, tot en met 12 juli 2011 te Haarlem (in een schuur tussen de woonwagens aan het [adres 1]), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een schuur tussen de woonwagens aan het[adres 1])
(een) (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1.512 hennepstekken en/of 122 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
subsidiair
[medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) personen in of omstreeks de periode van 21 maart 2011, althans 16 mei 2011, tot en met 12 juli 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland, met elkaar, althans één van hen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een schuur tussen de woonwagens aan het [adres 1]), in elk geval in Nederland,
een (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van (in totaal) ongeveer 1.512 hennepstekken en/of 122 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan,
in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte in of omstreeks de periode van 21 maart 2011, althans 16 mei 2001, tot en met 12 juli 2011 te Haarlem, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest,
- door voor die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen en/of
- door voornoemd pand in te richten als hennepkwekerij.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder primair ten laste gelegde feit (medeplegen) en tot bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit (medeplichtigheid), met dien verstande dat de periode van 16 mei 2011 tot en met 12 juli 2011 bewezen kan worden.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte weet heeft gehad van de hennep(stekken)kwekerij in de schuur bij zijn woning.
De raadsman heeft ter onderbouwing van dit standpunt onder meer verwezen naar de door verdachte overgelegde huurovereenkomst op naam van [naam] en gesteld dat verdachte zijn schuur had verhuurd aan een persoon die zich voordeed als [naam] en dat verdachte geen bemoeienis met of wetenschap van hetgeen in zijn schuur gebeurde heeft gehad.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Inleiding
Naar aanleiding van onder meer verscheidene CIE-meldingen over handel in verdovende middelen is de politie op 28 maart 2011 het onderzoek Courage gestart. In het kader van dit onderzoek zijn verschillende telefoons afgetapt, in gebruik bij onder meer de medeverdachten[medeverdachte 1] (hierna:[medeverdachte 1]), [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 3] (hierna:[medeverdachte 3]) en verdachte (hierna ook: [verdachte]). Tevens is onder een door[medeverdachte 1] gebruikte personenauto een peilbaken geplaatst. Op grond van onder meer afgeluisterde telefoongesprekken en de gegevens van het peilbaken ontstond het vermoeden dat [medeverdachte 1] en verdachte zich bezig hielden met een hennepkwekerij op het woonadres van verdachte, te weten [adres 1]te Haarlem.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder subsidiair ten laste gelegde feit (medeplichtigheid) op grond van het volgende.
Op 12 juli 2011 heeft een doorzoeking van de schuur behorende bij de woonwagen op [adres 1]te Haarlem plaatsgevonden [2] . In de directe nabijheid van de schuur werd een ambtshalve bekende henneplucht waargenomen. In deze schuur werd een in werking zijnde hennepstekkenkwekerij aangetroffen. [3]
In ruimte A, zijnde de stekkenruimte, werden 1512 hennepstekken en in de ruimten B en C werden in totaal 122 hennepplanten (moederplanten) aangetroffen. Op de moederplanten waren littekens zichtbaar van het knippen van stekken. Gemiddeld genomen waren er tussen de twintig en vijfentwintig littekens per moederplant zichtbaar. [4]
Voorts werd een groot aantal goederen in beslag genomen welke in verband staan met een hennep(stekken)kwekerij, zoals onder meer lege jerrycans en lege flessen welke door een verbalisant zijn herkend als voedings- en groeiproducten, maatbekers, een plantensproeier, een doos met daarin ongebruikte substraten ten behoeve van stekken, meerdere gebruikte knipschaartjes met plantenresten, meerdere verdorde stekken in substraat, een grote zak met absorptiekorrels, absorptiekorrels in de stekkenbakken in de stekkenruimte A, meerdere lege stekkenbakken (geschikt voor 84 stekken), meerdere assimilatielampen, een schakelbord waarop achttien transformatoren waren aangebracht ten behoeve van de kwekerij, twee tijdklokken, meerdere vuilniszakken met dorre hennepplanten en uitgedroogde en dorre hennepstekken in substraat, een kachel/ventilator gericht op stekkenruimte A, een slakkenhuis, een waterbak met dompelpomp, een afzuiginrichting in ruimte A, een koolstoffilter en spiegelfolie op het plafond. [5]
Een fraudespecialist van Liander heeft op 12 juli 2011 waargenomen dat de stroom ten behoeve van de hennepplantage uit de meterkast van perceel 5 illegaal werd afgenomen. [6]
Verdachte staat volgens de Gemeentelijke Basisadministratie op dit adres ingeschreven. [7] Hij heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij op dit adres woont. [8]
Bij de doorzoeking van de schuur zijn in vuilniszakken onder meer drie sigarettenpeuken aangetroffen. [9] Het Nederlands Forensisch Instituut heeft naar aanleiding van vergelijkend onderzoek geconcludeerd dat op de sigarettenpeuk met SIN-nummer [nummer] het enkelvoudige DNA-profiel van zowel [medeverdachte 1] als [medeverdachte 2] is gevonden. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [10] [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn een eeneiige tweeling en hebben derhalve hetzelfde DNA-profiel. [11]
Afgeluisterde telefoongesprekken en peilbakengegevens
Op 16 mei 2011 om 18.30 uur heeft [medeverdachte 1] gebeld naar [medeverdachte 5] (hierna ook te noemen: [medeverdachte 5]). Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
“[medeverdachte 1] zegt dat hij nog even aan het werk is. Met half een uurtje drie kwartier
is [medeverdachte 1] er”. [12]
Uit de zendmastgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] is gebleken, dat dit nummer tijdens dit gesprek een zendmast aan de Plesmanlaan te Haarlem heeft aangestraald, nabij het [adres 1] te Haarlem. [13]
Op 18 mei 2011 is onder de Volkswagen Passat met kenteken [kenteken] [14] , welke auto op naam van de partner van [medeverdachte 1] stond, een peilbaken geplaatst. Op 14 mei 2011 [15] , 18 mei 2011 [16] , 27 mei 2011 [17] en 14 juni 2011 [18] heeft het observatieteam waargenomen dat [medeverdachte 1] als bestuurder gebruik maakte van deze auto.
Uit de bakengegevens blijkt dat deze personenauto op 18 mei 2011 om 20.55 uur, 19 mei 2011 van 09.27 uur tot 11.07 uur en van 14.09 uur tot 15.39 uur, 24 mei 2011 van 11.54 uur tot 13.05 uur en op 25 mei 2011 om 13.29 uur op het adres [adres 1] te Haarlem is geweest. [19]
Op 23 mei 2011 om 16.16 uur heeft [medeverdachte 1] gebeld naar [medeverdachte 3]. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
[medeverdachte 1] zegt: "Weet je nog waarvoor die man ..... , onverstaanbaar, .. , bij jou ...,
Weet je nog die kroeg ... , onverstaanbaar. Dan neemt ie er 200.”
(…)
[medeverdachte 1] zegt: "Ze willen een voorbeeldje effe hebben, weetje, Dat ze het effe
roken. En als het goed is nemen ze er 2, 200 ... , dus ... “
[medeverdachte 3] zegt: "Ja, das goed, maar kom je niet naar deze kant dan?"
[medeverdachte 1] zegt: "Nee, ik moet eerst effe naar die dikke, die zit weer te stressen, ik rij eerst effe daarnaartoe.” [20]
Uit de bakengegevens van de Volkswagen Passat is gebleken dat deze personenauto op 23 mei 2011 om 16.02 uur naar het [adres 1] te Haarlem is gereden en om 16.22 uur daar is gekomen. [21]
Op 3 juni 2011 om 13.39 uur heeft [medeverdachte 1] gebeld naar [medeverdachte 3]. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
[medeverdachte 1] zegt: "Ok[medeverdachte 3], want ik moet effe bij die dikke nog effe wat doen weet
je, ga ik zo heen nu dan".
(…)
[medeverdachte 1] zegt: Ik ben bij die dikke, Ik moet effe kijken tot ehh, Ik ga nu zo
rijden naar hem weet je. Effe die dingen effe afmaken weet je .. dan ben ik
klaar weet je, bel ik je wel op als ik klaar ben ja?”. [22]
Uit de bakengegevens van de Volkswagen Passat is gebleken dat deze personenauto op 3 juni 2011 om 14.57 uur aankwam op het [adres 1] te Haarlem. [23]
Tevens is uit zendmastgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] gebleken, dat dit nummer op 3 juni 2011 om 16.35 uur en 16.44 uur telefoongesprekken heeft gevoerd waarbij op dat moment gebruik werd gemaakt van de zendmast aan de Plesmanlaan te Haarlem, nabij het [adres 1] te Haarlem. [24]
Vervolgens heeft [medeverdachte 1] op 3 juni 2011 om 16.53 uur gebeld naar verdachte. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
[medeverdachte 1] zegt: “Alles was gelukt man.”
Verdachte vraagt: "Oh ben je al klaar?"
[medeverdachte 1] zegt: "ja"
Verdachte zegt; "Zo, dat heb je snel gedaan pik"
[medeverdachte 1] zegt: "Die andere dingen ook effe gedaan weetje, voor ehh, ik zie je
vanavond wel effe weet je.” [25]
Op 14 juni 2011 is door het observatieteam gezien dat [medeverdachte 1] en verdachte samen op het terras bij een woonwagen op het [adres 1] te Haarlem zaten. [26]
Verder heeft [medeverdachte 1] kort na de ontmanteling van de hennepstekkenkwekerij op [adres 1]te Haarlem op 12 juli 2011 via de telefoon van [medeverdachte 2] contact gehad met een persoon genaamd [medeverdachte 4]. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
L: Ha pik, die dikke is fibus (fon.) he?
J: Wat dan?
L: Ja, euh, wat wil je nog meer weten.
J: Oke, ja.
L: Bel hem. Vraag [medeverdachte 2] of hij hem even belt man. Vroeg tie.
J: Ja, is goed. Doei.
L: We hebben geluk hé?
J: Ja. Ja euh, nou euh, moet je maar hopen. Uiteindelijk.
L: Wat bedoel je?
J: Nou euh, je weet niet wat er voor restant is.
L Hoe bedoel je restant. Dat snap ik even niet man.
J: Euh, misschien een flessie of zo.
L: Nah, Pff, ben je gek of zo man. Tuurlijk niet man. Laat [medeverdachte 2] die dikke
even bellen dan.
J: Ja is goed.
(…). [27]
Op 14 juli 2011 om 23.46 uur heeft [medeverdachte 1] gebeld naar [medeverdachte 2]. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
M: Wat kenne we voor de rest doen dan eigenlijk.
L: Ja, wat ken je voor de rest doen euh .. iemand anders zoeken pik, anders
hebben we gewoon euh. hoofdpijn erbij.
M: Want?
L: Nee om ... je hebt niks toch, dus?
M: Je hebt niks euh ....
L: Maar ik wil eigenlijk niks door de telefoon zeggen pik dus. [28]
Op 13 juli 2011 hadden [medeverdachte 2] en verdachte sms-contact met elkaar. Voor zover relevant luiden deze afgeluisterde sms-berichten als volgt:
[medeverdachte 2]: “10u ligt t klaar hier ok.”;
[verdachte]: “Oke pik.”;
[medeverdachte 2]: “He pik hij heeft morge die kaart regelen we t morgen.” en
[verdachte]: “Hoe laat. Want wilde me melden morge.” [29]
Vervolgens heeft [medeverdachte 2] op 13 juli 2011 sms-berichten gestuurd naar [medeverdachte 1]. Voor zover relevant luiden deze sms-berichten als volgt:
“Neem morge vroeg die kaart ff mee stuur ff wat terug dan stuur ik naar die bolle” [30] en
“Die bolle is 9 uur hier neem die kaart ff mee dan ok”. [31]
Op 13 juli 2011 heeft [medeverdachte 2] vervolgens een sms-bericht gestuurd naar verdachte. Voor zover relevant luidt dit sms-bericht als volgt:
“Ja hij heeft kaart geregeld”. [32]
Verdachte heeft op 14 juli 2011 een sms-bericht gestuurd naar [medeverdachte 2]. Voor zover relevant luidt dit sms-bericht als volgt:
“Word het geregeld of niet of niet pik”. [33]
Vervolgens heeft [medeverdachte 2] op 14 juli 2011 om 23.44 uur gebeld naar [medeverdachte 1]. Voor zover relevant luidt dit afgeluisterde telefoongesprek als volgt:
“[medeverdachte 1] zegt, ik ben ff Bea (fon) aan het pingen dus als je even
oppakt? [medeverdachte 2] zegt, ja, maar kan je ff hierheen komen pik, hij zit hier, hij is
hier nu. [medeverdachte 1] zegt, ik ben al de hele avond bezig voor hem pik, dus euh, snap
je ... ik wou nu net wat naar hem pingen (…)” [34]
Op 15 juli 2011 heeft verdachte een sms-bericht gestuurd naar [medeverdachte 2]. Voor zover relevant luidt dit sms-bericht als volgt:
“Kan je nog ff die id regele moet morge me eigen melden”. [35]
Op 15 juli 2011 heeft verdachte telefonisch contact opgenomen met het politiebureau te Haarlem-Noord en hierbij medegedeeld dat hij had begrepen dat hij op 16 juli 2011 zal worden aangehouden in verband met de in zijn schuur aangetroffen hennepstekkenkwekerij. [36]
3.4.
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wetenschap heeft gehad van de hennep(stekken)kwekerij die in zijn schuur is aangetroffen en dat hij hiertoe ook opzettelijk de middelen heeft verschaft door die schuur hiervoor ter beschikking te stellen. In dit kader overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de hiervoor weergegeven telefoongesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] in de ten laste gelegde periode nabij of onderweg naar het [adres 1] te Haarlem was op het moment dat hij vertelde dat hij ‘nog even aan het werk was’, dat hij ‘nog effe bij die dikke wat moest doen’ en dat hij daar ‘nog effe die dingen moest afmaken’.
Na de ontmanteling van de hennep(stekken)kwekerij op 12 juli 2011 heeft [medeverdachte 1] een telefoongesprek gevoerd waarin is besproken dat ‘het fibus was bij die dikke’, dat ‘ze geluk hebben’, en dat er wellicht een ‘restant, een flessie ofzo’ is. In de hennepkwekerij is inderdaad onder meer een flesje [37] aangetroffen alsmede sigarettenpeuken met daarop DNA van één van de broers [achternaam medeverdachte 1 en 2].
Op grond van deze redengevende feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] werkzaamheden heeft verricht in de aangetroffen hennep(stekken)kwekerij op het [adres 1].
Verder overweegt de rechtbank dat het verdachte moet hebben geweten dat er iets in zijn schuur gaande was. Die schuur bevindt zich immers slechts enkele meters van zijn woonwagen, alwaar verdachte verbleef. Gelet op de grootte van de kwekerij, de hoeveelheid aangetroffen hennepstekken en –planten, de hoeveelheid littekens op de aangetroffen planten en de activiteiten die hiermee gepaard moeten zijn gegaan, kan het niet anders zijn dan dat verdachte deze spullen, bedrijvigheid en eventuele personen op zijn erf gezien moet hebben. Daarnaast werd er illegaal stroom afgetapt uit zijn woonwagen. Derhalve acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij niets of niemand op zijn erf heeft gezien en geen enkele wetenschap heeft gehad van een hennepkwekerij, ongeloofwaardig.
De rechtbank vindt hiervoor steun in voornoemd telefoongesprek, waarin [medeverdachte 1] zegt dat ‘alles was gelukt’ en dat ‘hij die andere dingen ook effe heeft gedaan’ en waarop verdachte reageert met de opmerking dat [medeverdachte 1] ‘het zo snel heeft gedaan’.
Uit de hiervoor weergegeven telefoongesprekken en sms-berichten die dateren van ná de doorzoeking op het [adres 1], blijkt bovendien dat verdachte aan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gevraagd papieren te regelen om de wetenschap van verdachte over de aangetroffen hennep(stekken)kwekerij te verhullen. In een van de sms-berichten bevestigt [medeverdachte 2] aan verdachte dat het “wordt geregeld”. Verdachte legde vervolgens bij de politie een huurovereenkomst van zijn schuur over, die bij nader onderzoek vervalst bleek. [38]
Verdachte poogde hiermee aan te tonen dat hij van niets wist. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, blijkt echter het tegendeel.
In de uitoefening van beroep of bedrijf
Nu op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat is voldaan aan meerdere punten genoemd in de lijst van indicatoren in de Aanwijzing van de Opiumwet en sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een bedrijfsmatig karakter van de aangetroffen hennep(stekken)kwekerij.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde medeplegen
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel, dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met [medeverdachte 1] heeft gepleegd, zodat hij van het onder primair tenlastegelegde medeplegen moet worden vrijgesproken. Uit de zich in het dossier bevindende stukken kan weliswaar worden afgeleid dat verdachte zijn schuur ter beschikking heeft gesteld en wist van de werkzaamheden die [medeverdachte 1] daar verrichtte, maar de rechtbank acht dit onvoldoende om te kunnen spreken van een voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 1], gericht op het telen van hennepplanten en -stekken. Uit het dossier kan immers niet worden afgeleid dat verdachte ook zelf werkzaamheden heeft verricht in de schuur en evenmin dat hij deelde in de opbrengst van deze kwekerij. Gelet hierop spreekt de rechtbank verdachte vrij van hetgeen primair ten laste is gelegd.
Conclusie
Verdachte heeft zich in de periode van 16 mei 2011 tot en met 12 juli 2011 schuldig gemaakt aan de hem subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid, door opzettelijk zijn schuur ter beschikking te stellen voor een hennepkwekerij.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
(zaaksdossier H-07 Stekkenkwekerij [adres 1])
subsidiair
[medeverdachte 1] in de periode van 16 mei 2011 tot en met 12 juli 2011 te Haarlem, in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk heeft geteeld en bewerkt (in een schuur tussen de woonwagens aan het [adres 1]), een grote hoeveelheid van in totaal ongeveer 1.512 hennepstekken en 122 hennepplanten,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 16 mei 2011 tot en met 12 juli 2011 te Haarlem, opzettelijk middelen heeft verschaft
- door voor die persoon voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde:
medeplichtigheid aan in de uitoefening van een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de straf heeft de officier van justitie aangevoerd dat, nu sinds de aanhouding drie (3) jaren zijn verstreken, sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Dit heeft zij verdisconteerd in haar strafeis. Voorts heeft zij rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, gelet op een eerdere veroordeling van verdachte in 2013 voor een Opiumwetdelict, waarvoor verdachte een voorwaardelijk gevangenisstraf en een werkstraf opgelegd heeft gekregen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf (5) maanden (in plaats van zes (6) maanden die zij zou hebben gevorderd indien geen sprake was geweest van overschrijding van de redelijke termijn). Tevens heeft zij een geldboete ter hoogte van
€ 1.000,00 subsidiair twintig (20) dagen vervangende hechtenis gevorderd.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich (voor geval het ten laste gelegde feit bewezen wordt verklaard) op het standpunt gesteld dat door het tijdsverloop en de medische situatie van verdachte, er geen plaats meer is voor een onvoorwaardelijk gevangenisstraf. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting een verklaring van de huisarts van verdachte overgelegd, waaruit zou blijken dat verdachte vrijwel detentieongeschikt is.
De raadsman acht een werkstraf op zijn plaats naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van maximaal de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is medeplichtig geweest aan het telen van hennepplanten en -stekken. Gezien de omvang van de professioneel aangelegde kwekerij kan het niet anders dan dat de opbrengst hiervan bestemd was voor de bedrijfsmatige verkoop. De stof THC, die uit hennepplanten wordt verkregen, kan bij gebruik niet alleen schadelijk zijn voor de volksgezondheid, maar is ook direct en indirect de oorzaak van vele vormen van criminaliteit. Met de stekken kunnen bovendien ook weer nieuwe hennepplantages worden ingericht, waardoor er sprake is van een vicieuze cirkel. Verdachte heeft hieraan een bijdrage geleverd door zijn schuur voor het kweken en de teelt ter beschikking te stellen.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 augustus 2014, waaruit blijkt dat verdachte in 2013 eerder is veroordeeld tot een taakstraf ter zake van hennepteelt. Dientengevolge is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. Deze veroordeling betrof onder meer het hebben van een hennepkwekerij op dezelfde plek, te weten de schuur op het [adres 1], in de periode van 9 maart 2009 tot en met 25 januari 2010. In onderhavige zaak is sprake van een hennepkwekerij in de periode van 16 mei 2011 tot en met 12 juli 2011. Verdachte heeft zich aldus van zijn eerdere aanhouding niets aangetrokken en is ruim een jaar later al weer doorgegaan met het ter beschikking stellen van zijn schuur voor het kweken van hennep. Naar het oordeel van de rechtbank zou verdachte, als beide strafbare feiten gelijktijdig ter zitting waren behandeld, niet in aanmerking zijn gekomen voor oplegging van een taakstraf.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging voorts rekening met de slechte gezondheid van verdachte. Anders dan de raadsman van verdachte is de rechtbank echter niet van oordeel dat uit de overgelegde verklaring van de huisarts moet worden afgeleid dat verdachte detentieongeschikt is. De huisarts heeft slechts verzocht bij bepaling van een plek van detentie rekening te houden met verdachte’s slaapapneu-syndroom, hypertensie en diabetes type II.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit en de justitiële documentatie van verdachte komt naar het oordeel van de rechtbank slechts een vrijheidsbenemende straf als straf in aanmerking
Overschrijding redelijke termijn
Iedere verdachte heeft recht op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn teneinde te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging leeft. Deze redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Staat jegens verdachte een handeling is verricht waaruit verdachte heeft opgemaakt en redelijkerwijs heeft kunnen opmaken dat het Openbaar Ministerie het ernstig voornemen had tegen verdachte een strafvervolging in te stellen. In onderhavige zaak moet als aanvang van de termijn worden gerekend 19 juli 2011, nu verdachte op die dag is aangehouden.
De rechtbank constateert dat de ingewikkeldheid van de zaak, noch verdachte en/of zijn raadsman van invloed zijn geweest op het feit dat de inhoudelijke behandeling van deze zaak pas drie jaar later plaatsvindt. Dit leidt ertoe dat naar het oordeel van de rechtbank het recht van verdachte op een openbare behandeling binnen een redelijk termijn is geschonden. Bij arrest van 17 juni 2008 heeft de Hoge Raad beslist dat overschrijding van de redelijke termijn wordt gecompenseerd door vermindering van de opgelegde straf. De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat daarom rekening houden met voornoemde overschrijding van de redelijke termijn, zoals dat overigens ook door de officier van justitie is gedaan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging tenslotte rekening gehouden met de voor dit soort zaken geldende richtlijnen voor straftoemeting en wat in vergelijkbare zaken aan straf wordt opgelegd. De rechtbank is mede dientengevolge afgeweken van hetgeen de officier van justitie heeft geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte niet in verzekering of voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Tot slot overweegt de rechtbank dat zij, anders dan door de officier van justitie gevorderd, geen aanleiding ziet om naast deze deels voorwaardelijke gevangenisstraf een geldboete op te leggen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 48 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het onder subsidiair bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
3 (DRIE) MAANDEN nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op
3 (DRIE) JARENbepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.A.M. van Dijk, voorzitter,
mr. C.A. Boom en mr. N.E. Kwak, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. E.R. Mol
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 december 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 21 oktober 2014.
3.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 93).
4.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 93-94), het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 109 en 111-112) en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 januari 2014 (Map 19 aanvulling, dossierpagina 6).
5.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 109-111) en de foto’s die zich in het zaaksdossier ZD-H-07 bevinden (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 113-133).
6.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 94) en een schriftelijke bescheid, te weten aangifte door[naam aangever] namens Liander N.V. d.d. 19 juli 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 173).
7.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 94).
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 21 oktober 2014.
9.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 94), het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 110) en het proces-verbaal van aantreffen goederen d.d. 19 juli 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 135).
10.Het proces-verbaal van identificatie naar aanleiding van DNA-sporen d.d. 30 januari 2012 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 276), een schriftelijk bescheid te weten de bijlage DNA-profielcluster 6978 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 januari 2012 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 277-278), het proces-verbaal van identificatie naar aanleiding van DNA-sporen d.d. 31 januari 2012 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 279) en een schriftelijk bescheid, te weten de bijlage DNA-profielcluster 8895 van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 16 januari 2012 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 280-282).
11.Het proces-verbaal d.d. 26 september 2012 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 6).
12.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 40).
13.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 40).
14.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 33-43).
15.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2011 (zaaksdossier ZD-H-08, map 8, dossierpagina 39).
16.Het proces-verbaal van observeren woensdag 18 mei 2011 d.d. 19 mei 2011 (zaaksdossier ZD-H-08, map 8, dossierpagina’s 41-42).
17.Het proces-verbaal van observeren vrijdag 27 mei 2011 d.d. 30 mei 2011 (zaaksdossier ZD-H-08, map 8, dossierpagina’s 44-45).
18.Het proces-verbaal van observeren dinsdag 14 juni 2011 d.d. 15 juni 2011 (zaaksdossier ZD-H-08, map 8, dossierpagina’s 51-52).
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina’s 40-43).
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 36).
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 37).
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 38).
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 38).
24.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 38).
25.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 39).
26.Het proces-verbaal van observeren dinsdag 14 juni 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 30).
27.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina 52).
28.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina’s 65-66).
29.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina’s 53-54).
30.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina’s 54-55).
31.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina 56).
32.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina’s 55-56).
33.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina 60).
34.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina 63).
35.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2012 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina’s 63-64).
36.Het proces-verbaal d.d. 6 december 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, map 7, dossierpagina 95).
37.Het proces-verbaal van aantreffen goederen d.d. 19 juli 2011 (zaaksdossier Zd-H-07, map 7, dossierpagina’s 135-136).
38.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte[naam] d.d. 25 augustus 2011 (zaaksdossier ZD-H-07, dossierpagina’s 248-251).