ECLI:NL:RBNHO:2014:11378

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2014
Publicatiedatum
2 december 2014
Zaaknummer
96.169065.14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in vervolging na oplegging alcoholslotprogramma

Op 23 oktober 2014 vond de rechtszitting plaats in de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, waar de politierechter L.J. Saarloos de zaak behandelde tegen een verdachte die beschuldigd werd van het rijden onder invloed van alcohol. De verdachte had op 26 juli 2014 in Medemblik een voertuig bestuurd met een alcoholgehalte van 2,04 milligram per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte, die de Poolse taal machtig was, bijstand had van een beëdigde tolk. De verdachte verklaarde dat hij zich bewust was van zijn fout en dat hij de gevolgen van zijn daden onder ogen zag. Hij had een alcoholslotprogramma opgelegd gekregen en moest hiervoor een bedrag van € 1.000,- betalen, wat hij aan het einde van de maand zou kunnen doen.

De officier van justitie vorderde een straf, maar de politierechter oordeelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in de vervolging van de verdachte. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van het gerechtshof Den Haag, waarin werd vastgesteld dat de oplegging van het alcoholslotprogramma gelijkgesteld moest worden aan een strafrechtelijke sanctie. De politierechter concludeerde dat de strafrechtelijke vervolging voor hetzelfde feitencomplex niet toegestaan was, omdat dit in strijd was met het wettelijk stelsel dat bepaalt dat een verdachte slechts eenmaal voor hetzelfde feit kan worden vervolgd.

De politierechter verklaarde het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging en de officier van justitie werd geïnformeerd over het recht om binnen veertien dagen hoger beroep aan te tekenen. De verdachte werd eveneens op de hoogte gesteld van zijn recht om afstand te doen van dit rechtsmiddel. Het proces-verbaal van de zitting werd door de politierechter en de griffier ondertekend, waarmee de uitspraak officieel werd vastgelegd.

Uitspraak

POLITIERECHTER NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Politierechter
Parketnummer: 96.169065.14
Uitspraakdatum: 23 oktober 2014
Proces-verbaalvan het verhandelde op de openbare terechtzitting van 23 oktober 2014.
Aanwezig zijn:
mr. L.J. Saarloos, politierechter,
D.A.C. Sinnige, griffier,
en mr. A.M. de Leeuw, officier van justitie.
De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
In dit proces-verbaal zijn mededelingen van de procesdeelnemers steeds zakelijk en verkort weergegeven.
Aangezien verdachte blijk geeft niet de Nederlandse, maar wel de Poolse taal voldoende machtig te zijn, vindt het onderzoek ter terechtzitting plaats met bijstand van J.H. van Steenbergen, wonende te IJmuiden, zijnde een in het register als bedoeld in artikel 2 van de Wet beëdigde tolken en vertalers ingeschreven en als zodanig beëdigde tolk in de Poolse taal. Al hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen is door de tolk vertaald.
Verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op vragen van de politierechter te zijn genaamd:
[verdachte]
.
De politierechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden is verplicht.
De officier van justitie draagt de zaak voor.
Verdachte, ter terechtzitting ondervraagd, verklaart als volgt.
Het klopt dat ik te veel alcohol had gedronken. Ik heb het alcoholslotprogramma gekregen. Ik moest voor eind oktober € 1.000,- betalen. Voor dit bedrag heb ik moeten sparen. Als ik mijn salaris heb gekregen, dan kan ik dat bedrag aankomende maandag betalen. Voor het alcoholslotprogramma zelf moet ik € 700,- betalen. Ik werk heel veel, per week ongeveer 65 uur. Mijn kind zit op de kinderopvang, dat kost ook veel. Laatst was er bij de belasting een fout gemaakt, waardoor ik opeens € 11.000,- moest betalen. Per maand betaal ik hier € 200,- van. Mijn vrouw is haar baan kwijtgeraakt. Omdat we twee kinderen hebben, moet ik wel veel werken. Per maand verdien ik ongeveer € 2.020,-. Als ik zou mogen kiezen tussen een geldboete of een werkstraf, dan kies ik toch voor de werkstraf.
De officier van justitie voert het woord en vordert dat de politierechter:
- het tenlastegelegde bewezen zal verklaren
- verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uur subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 9 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar
De officier van justitie legt deze vordering over aan de politierechter.
Verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken:
Ik was een idioot toen ik dronken achter het stuur ging zitten. Dat valt niet te rechtvaardigen. Het was de eerste en de laatste keer. Omdat ik twee kleine kinderen heb en een vrouw zonder rijbewijs, moet ik altijd berekenend zijn. ’s Avonds een biertje drinken kan niet, want ik moet altijd rijklaar zijn.
De politierechter sluit het onderzoek ter terechtzitting en doet direct mondeling uitspraak.
Van dit uitgesproken vonnis is aantekening gehouden op de wijze als hieronder vermeld.
Aantekening van het mondeling vonnis

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2014 te Medemblik als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 2,04 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;.

2.Voorvragen

De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, en dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
De politierechter stelt echter vast dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in zijn vervolging. Onder verwijzing naar de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 22 september 2014 (ECLI:NL:GHDHA:2014:3017) is de politierechter van oordeel dat de oplegging van de maatregel van het alcoholslot door het CBR een “criminal charge” in de zin van artikel 6, eerste lid van het EVRM is, en dat deze maatregel als zodanig gelijk moet worden gesteld aan in de strafrechtspleging op te leggen sancties.
Vaststaat dat aan de verdachte de maatregel van het alcoholslot is opgelegd. De strafrechtelijke vervolging ziet in dit geval op hetzelfde feitencomplex als waarvoor die maatregel van het alcoholslot is opgelegd. Dat is in strijd met het wettelijk stelsel, waarbij een verdachte ter zake van hetzelfde feit slechts eenmaal kan worden vervolgd. Hieraan moet de conclusie worden verbonden dat het openbaar ministerie op grond van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.

3.Beslissing

De politierechter:
 Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.

4.Rechtsmiddel

De politierechter deelt de officier van justitie mede, dat zij binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen het vonnis, waarna de zaak opnieuw zal worden behandeld door het gerechtshof te Amsterdam en maakt verdachte opmerkzaam op het recht om ter terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.
Dit proces-verbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.