ECLI:NL:RBNHO:2014:11328
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wraking van de rechter-commissaris in uitleveringszaak
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland op 1 december 2014 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in het kader van een uitleveringsprocedure. De verzoeker had op 9 oktober 2014 de wraking van de rechter-commissaris aangevraagd, omdat hij vreesde dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De wrakingskamer oordeelde dat, hoewel de artikelen 512-515 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing zijn op uitleveringszaken, de mogelijkheid tot wraking in deze context niet uitgesloten kan worden. De wrakingskamer benadrukte dat rechterlijke onpartijdigheid een fundamenteel beginsel is in het Nederlandse rechtssysteem, ook in uitleveringszaken.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris niet in de wraking berustte en dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees van de verzoeker voor partijdigheid. De verzoeker had aangevoerd dat de rechter-commissaris tijdens de voorgeleiding niet op de hoogte was van relevante informatie over de medeverdachte, en dat zij een e-mail van de officier van justitie had ontvangen zonder dat de verdediging hiervan op de hoogte was gesteld. De wrakingskamer oordeelde echter dat de rechter-commissaris voldoende gelegenheid had geboden voor hoor en wederhoor, en dat de verzoeker zichzelf de kans had ontnomen om zijn standpunt naar voren te brengen voordat hij tot wraking overging.
De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in gevaar was. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen, en de rechtbank beval de griffier om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen.