ECLI:NL:RBNHO:2014:11327

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 november 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
C/15/219045 / HA RK 14/84
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • H.M. van Dam
  • T.S. Röell
  • C.J. Baas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in strafzaak

In deze zaak heeft verzoekster, gedetineerd in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum, op 12 november 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, de rechter die betrokken was bij haar schorsingsverzoek in een strafzaak. Het verzoek is op 18 november 2014 door de rechtbank ontvangen. De wrakingskamer heeft op 26 november 2014 de behandeling van het verzoek plaatsgevonden, waarbij verzoekster niet aanwezig was, maar wel haar standpunt had ingediend. De gewraakte rechter en de officier van justitie waren wel aanwezig.

Verzoekster heeft aangevoerd dat de gewraakte rechter partijdig is en dat haar recht op privacy is geschonden door de aanwezigheid van haar gewezen raadsman tijdens de zitting. De gewraakte rechter heeft echter verklaard dat hij niet partijdig is en dat de aanwezigheid van de raadsman bedoeld was om de rechten van verzoekster te waarborgen. De officier van justitie heeft het verzoek tot wraking afgewezen, stellende dat er geen sprake is van partijdigheid.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen grond is voor de veronderstelling dat de rechter partijdig is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de privacy van verzoekster niet is geschonden en dat de door haar aangevoerde feiten en omstandigheden onvoldoende zijn om te concluderen dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding is. Het verzoek tot wraking is derhalve afgewezen. De beslissing is genomen door de wrakingskamer op 26 november 2014, met mr. H.M. van Dam als voorzitter en mr. T.S. Röell en mr. C.J. Baas als leden.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C15 / 219045 / HA RK 14/84
Beslissing van 26 november 2014
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
thans gedetineerd in de Penitentiair Psychiatrisch Centrum [verblijfplaats],
verzoekster,

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft bij brief van 12 november 2014, door de rechtbank ontvangen op 18 november 2014, schriftelijk de wraking verzocht van mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt (hierna: de gewraakte rechter), rechter in het bij de raadkamer van deze rechtbank, afdeling publiekrecht, sectie straf, locatie Haarlem, aanhangige schorsingsverzoek in de strafzaak met als parketnummer 15/810226-14 (hierna te noemen: de hoofdzaak).
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust.
1.3
Het verzoek is behandeld op de zitting van de wrakingskamer van 26 november 2014. Blijkens de door verzoekster ingevulde en ondertekende afstandsverklaring van 25 november 2014 heeft zij er vanaf gezien om te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige wrakingskamer van 26 november 2014 om 10.30 uur aanwezig te zijn. De gewraakte rechter en de officier van justitie, mr. B. ter Steege, zijn ter terechtzitting verschenen.

2.Ontvankelijkheid

2.1
Op 12 november 2014 heeft verzoekster schriftelijk de wraking verzocht van mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt, welk verzoek door de rechtbank is ontvangen op 18 november 2013. De beschikking met betrekking tot de afwijzing van het schorsingsverzoek is gedateerd op 12 november 2014. Niet kan worden vastgesteld of het wrakingsverzoek voor of na de beslissing van de rechtbank is ingediend.
2.2
De wrakingskamer acht het aannemelijk dat het wrakingsverzoek en de beslissing van de rechtbank op de schorsing elkaar hebben gekruist; mede gelet op het karakter van de beschikking van de raadkamer, is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek tijdig is binnengekomen en dat verzoekster kan worden ontvangen in het door haar ingediende wrakingsverzoek.

3.Wraking van de wrakingskamer

3.1
In haar afstandsverklaring heeft verzoekster allereerst de wrakingskamer gewraakt op basis van partijdigheid en daartoe aangevoerd, dat de oproeping niet aan haar is betekend, dat de termijn van haar oproeping, namelijk één dag voor de behandeling van het wrakingsverzoek, onredelijk is en dat de aanhef in de oproeping onbekend en hoogst ongepast is.
3.2
De wrakingskamer is van oordeel dat de door verzoekster aangevoerde argumenten geen valide argumenten zijn voor wraking van de wrakingskamer en passeert het verzoek tot wraking.

4.Uitstelverzoek

4.1
Verzoekster heeft in haar afstandsverklaring om aanhouding van de behandeling van de wraking verzocht op basis van de onredelijke termijn van oproeping en vanwege het feit dat zij gelijktijdig aan de behandeling ter zitting van het wrakingsverzoek op transport zou zijn naar het ziekenhuis om een arts te bezoeken in verband met haar medische problematiek.
4.2
De wrakingskamer is van oordeel dat de termijn van oproepen niet onredelijk is nu een wrakingsverzoek op een zo kort mogelijke termijn door de rechtbank behandeld dient te worden. Naar aanleiding van de mededeling dat verzoekster gelijktijdig aan de behandeling om medische redenen op transport zou zijn, heeft de officier van justitie tijdens de mondelinge behandeling (die daartoe korte tijd onderbroken is geweest) telefonisch contact opgenomen met de afdeling Bevolking van de penitentiaire inrichting Zwolle. Vanuit de instelling is hem meegedeeld dat verzoekster vandaag niet op ziekenhuistransport is gesteld en dat een dergelijk transport voor vandaag ook niet was gepland.
Nu verzoekster haar verzoek tot aanhouding niet met bescheiden heeft onderbouwd, wijst de rechtbank het uitstelverzoek af.
4.3
Gelet op de door verzoekster ingevulde en ondertekende verklaring waarin zij afziet te verschijnen bij de behandeling van het wrakingsverzoek, is het wrakingsverzoek buiten aanwezigheid van verzoekster behandeld. De gewraakte rechter en de officier van justitie hebben ter terechtzitting hun standpunt naar voren gebracht.

5.Het standpunt van verzoekster

Verzoekster heeft aangevoerd dat het optreden van de gewraakte rechter tijdens de zitting van 12 november 2014 subjectief, niet integer en strafbaar is geweest hetgeen duidt op partijdigheid. Verzoekster onderbouwt dit standpunt met een drietal kwesties uit het verleden waarbij zij met de gewraakte rechter te maken zou hebben gehad. Voorts is tijdens de terechtzitting van 12 november 2014 het recht op privacy van verzoekster geschonden doordat haar gewezen raadsman, mr. M. de Klerk, ter terechtzitting aanwezig was. Tenslotte had de gewraakte rechter maling aan het feit dat ze niet voor de zitting was opgeroepen.

6.Reactie van de rechter

De gewraakte rechter heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat hij ter zitting in raadkamer op geen enkele wijze vooringenomen danwel partijdig is en dat hij van de door verzoekster gestelde voorvallen in het verleden geen weet heeft.
De aanwezigheid van de (gewezen) raadsman van verzoekster, mr. M. de Klerk, tijdens de behandeling van het schorsingsverzoek was bedoeld om de rechten van verzoekster te waarborgen. Ook hieruit blijkt niet van enige vooringenomenheid of partijdigheid.

7.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen omdat er noch sprake is van partijdigheid noch van de schijn van partijdigheid.

8.De beoordeling

8.1
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert (zogenaamde subjectieve toets). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, de bij een partij bestaande vrees voor onpartijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij ook de schijn van partijdigheid van belang is (de zogenaamde objectieve toets).
Het subjectieve oordeel van verzoekers is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
8.2
De rechtbank overweegt dat er geen enkele aanwijzing is op grond waarvan zou kunnen worden vastgesteld dat de rechter iets met de door verzoekster gestelde voorvallen te maken heeft gehad; voorts acht de rechtbank de privacy van verzoekster niet geschonden door de aanwezigheid van de raadsman tijdens de behandeling van het schorsingsverzoek ter waarborging van haar rechten.
8.3
Ook de overige feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

9.Beslissing

De rechtbank
9.1
wijst het tegen mr. G.F.H. Lycklama à Nijeholt gerichte verzoek om wraking af,
9.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de officier van justitie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
Deze beslissing is gegeven op 26 november 2014 door mr. H.M. van Dam, voorzitter, mr. T.S. Röell en mr. C.J. Baas, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van B.H.E. Zuidam, griffier.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.