Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
:217954/HA RK 14-69
1.Procesverloop
parketnummer 96-130107-14, hierna te noemen: de hoofdzaak.
2.Het standpunt van verzoeker.
3.Beoordeling
Volgens artikel 513 lid 1 Wetboek van Strafvordering moet het wrakingsverzoek worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aan de wraking ten grondslag liggen aan verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt er toe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich de feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden, wordt geschorst door de indiening van het wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht. Het verzoek kan worden gedaan in elke stand van de procedure (tot het moment waarop een beslissing is gegeven), dus ook nog na afloop van de mondelinge behandeling.
In dit geval is het wrakingsverzoek gedaan tijdens de mondelinge behandeling ter zitting van 7 oktober 2014, nog voordat de kantonrechter een beslissing had gegeven op de door de betrokkenen aangedragen argumenten. Het verzoek is daarom tijdig gedaan en verzoeker is ontvankelijk in zijn verzoek. Daaraan kan niet afdoen dat, zoals de kantonrechter heeft aangevoerd, op het moment van het wrakingsverzoek het onderzoek ter terechtzitting reeds was gesloten.
De conclusie van mr. Van den Berg dat zijn argumentatie geen effect meer zou sorteren en daarom niet meer zinvol was, was naar het oordeel van de rechtbank voorbarig, ook al omdat de kantonrechter niet meer dan een korte opmerking over het tenlastegelegde feit had gemaakt.
Nu niet is gebleken dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, levert de subjectieve toets geen grond voor wraking op.