Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procesverloop
2.Het standpunt van verzoeker
3.De beoordeling
dezerechter.
4.Beslissing
25 november 2014.
Rechtbank Noord-Holland
Op 25 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M.C. van Rijn, kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 20 november 2014, maar de wrakingskamer heeft besloten het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren en buiten behandeling te stellen. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de vrees voor (on)partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn, zoals voorgeschreven in artikel 37 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verzoeker had enkel algemene klachten geuit over de gang van zaken in de hoofdzaak en had geen specifieke argumenten aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een dergelijke motivering leidde tot de conclusie dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de plaatsvervangend voorzitter mr. A.F. van Hoorn en de leden mr. L.J. Saarloos en mr. M.S. Lamboo, in aanwezigheid van griffier mr. W.T. Delleman. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.