ECLI:NL:RBNHO:2014:11318

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
C/14/158460 / HA RK 14/157
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan motivering

Op 25 november 2014 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan in een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. M.C. van Rijn, kantonrechter. Het verzoek tot wraking werd ingediend op 20 november 2014, maar de wrakingskamer heeft besloten het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren en buiten behandeling te stellen. De verzoeker had geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de vrees voor (on)partijdigheid van de rechter konden onderbouwen. De rechtbank benadrukte dat een verzoek tot wraking gemotiveerd moet zijn, zoals voorgeschreven in artikel 37 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verzoeker had enkel algemene klachten geuit over de gang van zaken in de hoofdzaak en had geen specifieke argumenten aangedragen die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. De rechtbank oordeelde dat het ontbreken van een dergelijke motivering leidde tot de conclusie dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk was. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit de plaatsvervangend voorzitter mr. A.F. van Hoorn en de leden mr. L.J. Saarloos en mr. M.S. Lamboo, in aanwezigheid van griffier mr. W.T. Delleman. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/14/158460 / HA RK 14/157
zaaknummer kanton: 3339568 CV EXPL 14-4942
Beslissing van 25 november 2014
op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. M.C. van Rijn, kantonrechter,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1.
Verzoeker heeft op 20 november 2014 ter zitting mondeling de wraking verzocht van de rechter in deze rechtbank, locatie Alkmaar, sectie Kanton, in de zaak met bovenvermeld zaaknummer, hierna te noemen: de hoofdzaak, waarin verzoeker de gedaagde partij is.
1.2.
De rechter heeft niet berust in de wraking en heeft het door haar griffier in het proces-verbaal weergegeven verzoek in handen gesteld van de griffier van de wrakingskamer.
1.3.
De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek.

2.Het standpunt van verzoeker

Het proces-verbaal van het verzoek om wraking vermeldt – onder meer – het volgende:
“Ik wraak de hele rechtbank, althans de rechters die ervoor gezorgd hebben dat deze zaak niet zo liep als had gemoeten. Het belangrijkste aspect daarbij is dat niet ingevolge artikel 162 Strafvordering aangifte is gedaan. Bovendien is deze zaak en de zaak die mijn dochter morgen bij de bestuursrechter heeft ten onrechte niet als spoedeisend aangemerkt. Ook is de volgorde van behandeling van beide zaken onjuist.”
Verzoeker heeft bovendien voorafgaande aan de zitting bij de informatiebalie van de rechtbank een bericht achtergelaten, zijnde een schrijven aan de Nederlandse media. In dat schrijven kondigt verzoeker het volgende aan:
“Op 20 november 2014 zal om 13.00 uur in de rechtbank van Alkmaar voor het eerst een verklaring worden gevraagd aan de rechters of hij/zij boven de wet stellen, dan wel dat hij/zij net als alle andere Nederlanders de wettelijke plicht volbrengt om als kennisdrager van strafbare feiten, die gepleegd zijn door een beëdigde functionaris, deze wetsovertreder aan te geven bij het Openbaar Ministerie.”

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (Rv.) kan de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is.
3.2.
Een verzoek tot wraking dient ingevolge artikel 37 lid 2 Rv. gemotiveerd te zijn. De verzoekende partij dient opgave te doen van de feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig of niet onafhankelijk zal zijn.
Verzoeker heeft echter helemaal niets over (on)partijdigheid of onafhankelijkheid van de gewraakte gezegd. Wat er ook zij van het standpunt dat rechters artikel 162 van het Wetboek van Strafvordering niet toepassen, het is geen motivering van de wraking van
dezerechter.
Aangezien het verzoek niet gemotiveerd is, is het daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
3.3.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1. in samenhang met paragraaf 4.1. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden op de website van deze rechtbank onder: www.rechtspraak.nl/ Organisatie/ Rechtbanken/ Rechtbank Noord-Holland/ Regels en procedures – zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid buiten behandeling stellen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk en stelt het verzoek tot wraking buiten behandeling;
4.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de eisende partij in bovenvermelde procedure een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3.
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.F. van Hoorn, plaatsvervangend voorzitter, en mr. L.J. Saarloos en mr. M.S. Lamboo, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. W.T. Delleman, griffier, ter openbare terechtzitting van
25 november 2014.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.