ECLI:NL:RBNHO:2014:11313

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
1 december 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 993
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling geschiktheid voor arbeid na ziektewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde S.J.O. Dijkstra, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin hij per 7 februari 2014 arbeidsgeschikt was verklaard op basis van de Ziektewet. Eiser had zich ziek gemeld vanwege chronische rugklachten en was van mening dat hij onterecht geschikt was geacht voor zijn werk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet had ontvangen en zich op 11 september 2013 ziek had gemeld.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van de bezwaarverzekeringsarts, die eiser had onderzocht en beschikte over relevante medische gegevens, als voldoende zorgvuldig en volledig beoordeeld. De bezwaarverzekeringsarts concludeerde dat eiser, ondanks zijn rugklachten, in staat was om zijn laatst verrichte werk te doen, dat niet als rugbelastend werd beschouwd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan deze conclusie en heeft geoordeeld dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser per 7 februari 2014 weer geschikt was voor arbeid.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/993

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: S.J.O. Dijkstra),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar),verweerder
(gemachtigde: L. Ritsma).

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres per 7 februari 2014 arbeidsgeschikt verklaard op grond van de Ziektewet (ZW).
Bij besluit van 21 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 oktober 2014.
Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende, niet in geschil zijnde feiten.
Eiser heeft laatstelijk gewerkt als bedrijfsleider voor 40 uur per week. Met ingang van 8 november 2012 is eiser een uitkering op grond van de Werkloosheidswet toegekend. Op 11 september 2013 heeft hij zich ziek gemeld vanwege chronische lage rugklachten, waarna hem een ZW-uitkering is verstrekt.
Verweerder heeft eiser per 7 februari 2014 weer geschikt verklaard om zijn werk te doen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd.
2. Eiser stelt in beroep dat verweerder hem ten onrechte geschikt heeft geacht voor het verrichten van zijn arbeid. Eiser acht zich voortdurend ongeschikt voor zijn eigen werk vanwege zijn chronische rug(pijn)klachten. De klachten zijn toegenomen en daarom heeft hij zich vanuit de WW ziek gemeld. De toegenomen klachten duren voort, ondanks pijnbestrijdende behandeling.
3. De rechtbank moet beoordelen of verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser per 7 februari 2014 weer geschikt was om zijn werk te doen.
3.1.
Op grond van artikel 19 van de ZW heeft de verzekerde bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken recht op ziekengeld.
3.2.
Volgens vaste rechtspraak dient onder “zijn arbeid” in artikel 19 van de ZW te worden verstaan de laatstelijk voor de ziekmelding feitelijk verrichte arbeid.
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op het onderzoek van bezwaarverzekeringsarts [naam] van 12 maart 2014. [naam] heeft eiser gezien en onderzocht en beschikte ook over de meest recente door de huisarts verstrekte gegevens, alsmede over informatie van de neuroloog bij wie eiser in 2010 onder behandeling was. Daarnaast heeft hij kennis genomen van het rapport van Arbo Unie van 4 februari 2014 dat door eiser in de bezwaarfase aan verweerder is toegestuurd. [naam] stelt vast dat eiser zich ziek heeft gemeld vanwege toegenomen lage rugklachten waar hij sinds vele jaren last van heeft en in 2007 een herniaoperatie voor heeft ondergaan. Hij acht eiser niet in staat te tillen, maar dat hij het meeste last heeft bij langer zitten dat tot een half tot een heel uur mogelijk is. Bij lichamelijk onderzoek stelt hij vast dat eiser een matig belastbare rug heeft en dat zitten beperkt is. Eiser moet worden beoordeeld op het werk van directeur/ projectleider/ bedrijfsleider in de bouw (niet meewerkend) wat geen rugbelastend werk is maar wel zittend werk. Zowel binnen als buiten de auto heeft eiser volgens [naam] de regelmogelijkheid om langer zitten te onderbreken en daarom is hij van mening dat eiser geschikt is voor zijn laatst verrichte werk.
5. Naar het oordeel van de rechtbank is de aan het bestreden besluit ten grondslag liggende medisch beoordeling gebaseerd op een voldoende zorgvuldig en volledig onderzoek, te weten het eigen onderzoek en de van de huisarts en neuroloog verkregen informatie.
De rechtbank ziet voorts op grond van de beschikbare medische gegevens geen aanleiding om te twijfelen aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsarts. Daarbij is van belang dat, zoals uit de door de huisarts verstrekte informatie ook blijkt, dat de voornaamste behandeling nu op pijnbestrijding is gericht. De neuroloog vond een nieuwe operatie in 2010 niet nodig. Niet is gebleken dat de bezwaarverzekeringsarts eisers klachten heeft onderschat of miskend. Door eiser zijn geen medische gegevens in het geding gebracht die een aanknopingspunt bieden voor een ander oordeel.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder eiser per 7 februari 2014 terecht weer geschikt heeft gevonden om zijn werk te doen. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Heemsbergen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2014.
griffier rechter
De griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.