Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 april 2014
- het proces-verbaal van comparitie van 2 september 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
primair te verklaren voor recht dat partijen ten aanzien van het bepaalde in de artikelen 3.4, 3.10, 3.11, 4.4 en 4.6 van het echtscheidingsconvenant, wederzijds hebben gedwaald en dientengevolge het echtscheidingsconvenant ten aanzien van genoemde artikelen partieel te vernietigen met instandhouding voor het overige van dit echtscheidingsconvenant;
subsidiair te verklaren voor recht dat de artikelen 3.4, 3.10, 3.11, 4.4 en 4.6 van het echtscheidingsconvenant tussen partijen niet van toepassing zijn nu zulks naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is;
meer subsidiair een zodanige beslissing te nemen als Uw rechtbank geraden acht,
met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure.