De vorderingen in conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
1.
Uitgangspunt is dat de huurovereenkomst per 1 januari 2012 is geëindigd. Die huurovereenkomst en de daarin opgenomen hoofdelijkheid kan derhalve niet dienen als grondslag voor de conventionele vordering.
2.
Voorts heeft de kantonrechter Haarlem in haar beschikking van 22 augustus 2012 betreffende de datum van ontruiming, uitdrukkelijk overwogen dat artikel 7:230a lid 6 BW toepassing mist. Er is derhalve geen sprake van het “doorlopen” van de rechten en verplichtingen uit de huurovereenkomst (en dus ook niet van de naderhand bij uitspraak van 7 februari 2013 vastgestelde hoofdelijkheid daarvan). Bij beschikking van 22 augustus 2012 is dan ook geen gebruiksvergoeding vastgesteld voor de resterende termijn omdat aan Sportservice geen ontruimingsbescherming toe kwam.
3.
Voor analoge toepassing van artikel 7:230a lid 6 BW ziet de kantonrechter dan geen aanleiding.
4.
Hendrick de Keyser heeft nog aangevoerd dat haar vordering in conventie mede gebaseerd is op de redelijkheid en billijkheid en op ongerechtvaardigde verrijking, omdat – samengevat- Sportservice de beschikking had over het hele pand na het vertrek van Cultuurcompagnie.
De kantonrechter kan Hendrick de Keyser in deze stelling niet volgen: het stond haar immers vrij om de betreffende ruimtes tijdelijk opnieuw te verhuren of deze zelf in gebruik te nemen. Sportservice heeft voorts onbetwist gesteld dat zij na 1 januari 2012 hetzelfde gedeelte van het pand is blijven gebruiken, en dat het voorheen bij Cultuurcompagnie in gebruik zijnde gedeelte leeg en/of gedeeltelijk in gebruik was bij Hendrick de Keyser.
5.
De kantonrechter is op grond van het voorgaande van oordeel dat Sportservice (slechts) gehouden kan worden om vanaf de datum dat de huurovereenkomst is geëindigd (1 januari 2012) een vergoeding te betalen voor het deel van Huis Barnaart dat zij feitelijk in gebruik had.
6.
Voorts moet ervan worden uit gegaan dat ook een gebruiksovereenkomst tegen het einde van de maand kan worden opgezegd en beëindigd, zodat het feit dat Sportservice niet op 1 januari 2013 maar op 28 december 2012 het pand heeft verlaten haar niet ontslaat van haar verplichting de vergoeding voor de hele maand december 2012 te voldoen.
7.
Over het jaar 2012 was Sportservice derhalve verschuldigd € 48.777,36 (12 x € 4.067,78).
Sportservice heeft naar onbetwist is gesteld voldaan over het jaar 2012 een bedrag van
€ 66.265,34, zodat het verschil bedraagt € 17.487,98. Dit verschil wordt hoofdzakelijk verklaard doordat Sportservice in 2012 nog gedurende 3 maanden de volledige huurtermijnen inclusief het gedeelte van Cultuurcompagnie heeft voldaan aan Hendrick de Keyser, derhalve in de periode nadat de huurovereenkomst en daarmee de hoofdelijke verplichting, was geëindigd. Dit bedrag is derhalve onverschuldigd betaald en dient door Hendrick de Keyser te worden terug betaald.
8.
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen en dat de gevorderde hoofdsom in reconventie zal worden toegewezen.
9.
Nu de in reconventie gevorderde buitengerechtelijke kosten zijn onderbouwd en hiertegen geen verweer is gevoerd zullen deze worden toegewezen zoals gevorderd. De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist worden toegewezen vanaf 30 mei 2013.
10.
In de aard van de procedure en de positie die partijen jegens elkaar innemen ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie en in reconventie te compenseren, aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.