In deze zaak heeft de besloten vennootschap Havik Auto B.V. op 3 februari 2014 een voorwaardelijk verzoek ingediend om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te ontbinden. Dit verzoek volgde op een ontslag op staande voet dat op 14 januari 2014 was gegeven, waarbij Havik als dringende reden aanvoerde dat [werknemer] zonder toestemming goederen van het bedrijf had meegenomen. [werknemer] heeft hiertegen verweer gevoerd en een zelfstandig tegenverzoek ingediend, waarin hij om ontbinding van de arbeidsovereenkomst vroeg en een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig was.
De zaak is behandeld op de zitting van 25 maart 2014, waar beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis in kort geding geoordeeld dat de diefstal van goederen door [werknemer] een dringende reden voor ontslag op staande voet opleverde. Dit oordeel werd door de kantonrechter in deze beschikking herhaald, waarbij werd geconcludeerd dat de arbeidsovereenkomst per 8 april 2014 ontbonden werd wegens dezelfde dringende reden.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is voor het toekennen van een vergoeding aan [werknemer], omdat de grond voor de ontbinding geheel in zijn risicosfeer ligt. Het verzoek van [werknemer] om een verklaring voor recht dat het ontslag op staande voet nietig is, werd afgewezen, omdat dit in deze procedure niet mogelijk is. Beide partijen zijn veroordeeld in hun eigen kosten.