ECLI:NL:RBNHO:2014:10502

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 november 2014
Publicatiedatum
7 november 2014
Zaaknummer
15/750021-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen gepleegd door een 15-jarige oppas met een 7-jarig buurmeisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 15-jarige verdachte, die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met zijn 7-jarige buurmeisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. A. van Eck, heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. S.S.H. Orsel, pleitte voor partiële vrijspraak. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, de buurjongen en de verdachte zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer heeft gedetailleerd verklaard over de handelingen die de verdachte bij haar heeft verricht, terwijl de buurjongen verklaarde dat hij niets had gezien. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van het slachtoffer authentiek en consistent was, en dat de verdachte niet geloofwaardig was in zijn ontkenning van de ernst van zijn daden. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten nog geen 16 jaar oud was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een leerstraf en een werkstraf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de Jeugdreclassering. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn diagnose PDD-NOS, en de impact van het delict op het slachtoffer en zijn familie.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/750021-14
Uitspraakdatum: 4 november 2014
Tegenspraak
Vonnis(P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de achter gesloten deuren gehouden terechtzitting van 21 oktober 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A. van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S.S.H. Orsel, advocaat in Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2013 te [plaats], met [buurmeisje] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het
- aanraken van de (blote) vagina en/of de schaamlippen van die [buurmeisje], en/of
- wrijven over de (blote) vagina en/of de schaamstreek van die [buurmeisje], en/of
- duwen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of de schaamstreek en/of de billen van die [buurmeisje], en/of
- het laten aanraken en/of vastpakken door die [buurmeisje] van zijn, verdachtes, penis.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er mede gelet op de ontkenning van verdachte ten aanzien van voornoemde handelingen geen overtuiging is dat hetgeen in de laatste drie gedachtestreepjes van de tenlastelegging staat vermeld, is gebeurd en bepleit partiële vrijspraak.
3.3
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Verdachte heeft op zaterdagavond 26 oktober 2013 tegen betaling opgepast op zijn buurjongen [buurjongen] en zijn buurmeisje [buurmeisje]. [2] Zij keken gezamenlijk televisie en verdachte ging op een gegeven moment naar de wc. [buurmeisje] ging kijken. [3] [4] Zij zag dat verdachte aan zijn piemel zat en zijn velletje naar achter trok. [5] [6] Op een gegeven moment wilden [buurjongen] en [buurmeisje] naar boven om naar bed te gaan. Verdachte vroeg aan [buurmeisje] of zij nog beneden wilde blijven. [7] [8] [9] Verdachte deed op de bank zijn broek naar beneden. [10] [11] Verdachte vroeg aan [buurmeisje] of zij eens wilde voelen en [buurmeisje] deed dat toen. [12] [13] [buurmeisje] heeft de piemel van verdachte vastgehouden en in die piemel geknepen. [14]
Verdachte vroeg aan [buurmeisje] of zij haar broek naar beneden wilde doen en of zij haar onderbroek een stukje omlaag wilde doen. [15] [16] [buurmeisje] deed haar broek en onderbroek naar beneden. [17] [18] Verdachte heeft de vagina en schaamlippen van [buurmeisje] aangeraakt [19] en over haar vagina en schaamstreek gewreven. [20] Vervolgens heeft verdachte met zijn piemel tegen haar vagina, schaamstreek en billen geduwd. [21] [22]
Verdachte heeft tegen [buurmeisje] gezegd dat ze het tegen niemand mocht zeggen. [23] [24]
3.4
Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er geen overtuiging is dat hetgeen in de laatste drie gedachtestreepjes van de tenlastelegging staat vermeld, daadwerkelijk is gebeurd en bepleit partiële vrijspraak. [buurmeisje] is eerst door haar ouders gehoord. Het is de vraag of de verklaring van [buurmeisje] in het studioverhoor niet is gevoed door vragen van ouders of anderen. Daarbij is er een tegenstrijdigheid in de verklaring van [buurmeisje]. [buurmeisje] heeft verklaard dat [buurjongen] ook het een en ander heeft gezien toen hij op de bank zat. [buurjongen] heeft echter verklaard dat er niets is gebeurd. Toen hij boven was, hoorde hij gelach beneden en hoorde hij [buurmeisje] ‘nee’ roepen, maar hij wist niet hoe hij dit moest plaatsen. Er kan derhalve niet zomaar worden aangenomen dat de verklaring van [buurmeisje] de waarheid is.
Op school heeft [buurmeisje] verteld over de ontuchtige handelingen, maar deze verklaring kan niet worden meegenomen voor het bewijs, omdat de begeleidster op school het al had gehoord van horen zeggen.
Daarbij komt de verklaring van verdachte eerlijk over. Hij heeft alleen de vagina van [buurmeisje] aangeraakt, aldus de raadsman, zodat slechts dit bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt.
[buurmeisje] heeft in het studioverhoor in grote lijnen hetzelfde verteld als tegen haar moeder. De moeder heeft direct de details opgeschreven en contact gezocht met de politie. De verklaring van [buurmeisje] bij het studieverhoor komt zeer authentiek over, nu de verklaring op onderdelen zeer gedetailleerd is, in haar eigen kindertaal. De authenticiteit wordt nog extra versterkt doordat [buurmeisje] bovendien de handelingen heeft geïllustreerd, door voor te doen op welke wijze verdachte bepaalde handelingen bij haar heeft verricht. Gelet op deze authentieke wijze van verklaren, de vele details en de consistentie in de tegen verschillende personen afgelegde verklaringen, heeft de rechtbank geen enkele reden om te twijfelen aan haar verklaringen. Daarbij betrekt de rechtbank voorts dat [buurjongen] heeft verklaard dat hij en [buurmeisje] naar boven wilden gaan maar dat verdachte toen zei dat hij [buurmeisje] nog even twee minuutjes daar wou houden, dat [buurmeisje] dat vervolgens niet wilde maar toen verdachte nog een keer vroeg of ze heel alsjeblieft nog even twee minuutjes wilde blijven, zij daarop is gebleven. De verklaring van [buurmeisje] vindt op dit onderdeel derhalve steun in de verklaring van haar broer [buurjongen]. Verdachte heeft zelf verklaard dat [buurmeisje] bij hem kwam kijken toen hij naar het toilet ging, dat zij later die avond haar broek en onderbroek naar beneden heeft gedaan en dat hij haar blote vagina heeft aangeraakt. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, die erop neer komt dat de door hem verrichte handelingen niet vanuit zijn initiatief kwamen maar dat hij vanuit de door [buurmeisje] gestelde vragen op voorlichtende wijze heeft gereageerd, niet geloofwaardig. De vraag van verdachte aan [buurmeisje] of zij het aanraken van haar vagina lekker vond en de opmerking dat zij het aan niemand mag vertellen, past hier niet bij. Niets wijst erop, dat [buurmeisje], een meisje van zeven jaar, al bezig was met dergelijke seksuele dingen. De door [buurmeisje] genoemde details over bijvoorbeeld de trekkende bewegingen van verdachte aan zijn penis passen evenmin bij de lezing van verdachte dat hij zijn penis niet aan [buurmeisje] heeft laten zien en dat zij die alleen bij het gluren naar verdachte op de wc heeft kunnen zien, alwaar hij zich naar eigen zeggen niet heeft afgetrokken.
3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 26 oktober 2013 te [plaats], met [buurmeisje] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het
- aanraken van de blote vagina en de schaamlippen van die [buurmeisje], en
- wrijven over de blote vagina en de schaamstreek van die [buurmeisje], en
- duwen met zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en de schaamstreek en de billen van die [buurmeisje], en
- het laten aanraken en vastpakken door die [buurmeisje] van zijn, verdachtes, penis.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van sancties

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot
  • een taakstraf in de vorm van een leerstraf “Respect Limits Regulier” voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen jeugddetentie;
  • een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie;
  • een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van een verplichte begeleiding door de Jeugdreclassering, met toepassing van de dadelijke uitvoerbaarheid.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een werkstraf geen toegevoegde waarde heeft en bepleit een leerstraf en een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren. De raadsman wil geen standpunt innemen of hieraan een verplichte begeleiding door de Jeugdreclassering als bijzondere voorwaarde gekoppeld dient te worden met het oog op de veranderingen van de Jeugdwet die per 1 januari 2015 ingaan, waarbij hij wel opmerkt dat er op zich voldoende basis is in het vrijwillig kader om de benodigde hulpverlening te accepteren. Daarbij verzoekt de raadsman bij de strafmaat ook rekening te houden dat het verdachte bij het aanraken van de vagina niet om zijn eigen lustgevoelens ging. Tevens is het feit al een jaar geleden gepleegd en heeft alles een behoorlijke impact op verdachte gehad.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen bij [buurmeisje], die op dat moment zeven jaar oud was. Hij heeft daarbij de blote vagina en schaamlippen van die [buurmeisje] aangeraakt, gewreven over de blote vagina en schaamstreek van [buurmeisje], zijn penis tegen de vagina of schaamstreek en tegen de billen van [buurmeisje] geduwd en zijn penis laten aanraken en vastpakken door [buurmeisje].
Verdachte had reeds door zijn leeftijd, vijftien jaar ten tijde van de handelingen, overwicht op het slachtoffer. Bovendien was hij op de avond van de handelingen de oppas op zijn zevenjarige buurmeisje en zijn negenjarige buurjongetje. Door zijn handelen heeft hij niet alleen op grove wijze misbruik gemaakt van het in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als oppas op deze kinderen had, maar heeft hij tevens ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer alsmede het slachtoffer geconfronteerd met seksuele uitingen, waarmee een kind van zeven jaar niet geconfronteerd behoort te worden. Uit de overgelegde en ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van de vader van [buurmeisje] is gebleken dat de vertrouwde en veilige omgeving van het eigen huis voor [buurmeisje] abrupt is verstoord en dat de ouders van [buurmeisje] het vertrouwen in mensen hebben verloren.
Dit delict behoort tot de categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Daarnaast zou het verdachte naar het oordeel van de rechtbank hebben gesierd, hoe moeilijk en schaamtevol ook, om ter zitting volledige openheid te hebben gegeven over hetgeen daadwerkelijk is voorgevallen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 augustus 2014, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 4 augustus 2014 van de Raad voor de Kinderbescherming, hetgeen onder meer het volgende inhoudt:
Verdachte is gediagnosticeerd met PDD-NOS. Het risico op recidive vanuit het zogenaamd dynamisch risicoprofiel acht de Raad laag. Verdachte is doordrongen van de ernst van hetgeen gebeurd is, schaamt zich enorm en is door het gebeuren zeer somber en neerslachtig geweest. Op alle overige terreinen, waaronder school en gezin, functioneert hij goed.
Wel is het van belang dat hij leert dat bepaald gedrag niet acceptabel is. Verdachte komt in aanmerking voor de leerstraf Respect Limits. Het is van belang dat de trainer rekening houdt met de PDD-NOS diagnose en een inschatting maakt of de leerstraf voldoende toereikend is of dat aanvullende hulpverlening noodzakelijk is. Na het delict is vrijwillige hulpverlening van mevrouw [jeugdteam] van het Jeugdteam ingezet. Zij zal bij verdachte betrokken blijven zolang dat nodig is.
De Raad adviseert een taakstraf op te leggen in de vorm van een leerstraf Respect Limits Regulier en een voorwaardelijke werkstraf.
De Raad adviseert niet een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, omdat een dreiging van voorwaardelijke jeugddetentie dermate veel spanningen op roept, dat dit niet goed is voor de ontwikkeling van verdachte. Aanvulllende hulp in de vorm van een begeleiding door jeugdreclassering acht de Raad niet nodig gelet op de bereidheid in vrijwillig kader eventuele hulp te aanvaarden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf Respect Limits van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank ziet, ondanks de hiervoor beschreven ernst van het delict en de zeer nare gevolgen die het delict heeft gehad, aanleiding het aantal uren werkstraf enigszins te matigen, waarbij zij mede in acht heeft genomen het rapport van de Raad van de Kinderbescherming omtrent de persoon van verdachte en de meer dan gemiddeld lange tijdsduur van de procedure. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplichte begeleiding door de jeugdreclassering voor de duur van
een jaarnoodzakelijk, teneinde de hulpverlening aan verdachte zeker te stellen. Verdachte zal zich moeten houden aan de afspraken die de hulpverlening met hem zal maken. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Omdat er mede gelet op het Raadsrapport geen sprake is van de situatie dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank
nietdat de voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 247 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte voor het bewezen verklaarde tot een taakstraf voor de duur van
TWINTIG (20) uren, in de vorm van een leerstraf, te weten Respect Limits Regulier aangeboden door of namens de Raad voor de Kinderbescherming, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door TIEN (10) dagen jeugddetentie;
veroordeelt verdachte tot het verrichten van
EENHONDERDENTWINTIG (120) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door ZESTIG (60) dagen jeugddetentie, met bevel dat een gedeelte groot
ZESTIG (60) uren, bij niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door DERTIG (30) dagen jeugddetentie,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende
een jaarzal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg, afdeling Jeugdreclassering;
geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa Wetboek van Strafrecht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. F.G. Hijink en mr J.J.M. Uitermark, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van de griffier W. van den Bergh
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2014.
mr. E.M. Devis is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 28 onderaan.
3.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 50 bovenaan.
4.De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 21 oktober 2014.
5.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 33 bovenaan.
6.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [naam], dossierpagina 50 bovenaan.
7.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 33 bovenaan.
8.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-8 van 18 maart 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurjongen], dossierpagina 91 bovenaan.
9.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 65 bovenaan.
10.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 58 midden.
11.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 33 bovenaan.
12.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 34 laatste alinea.
13.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 50 bovenaan.
14.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 67 bovenaan.
15.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 60 bovenaan.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een verslag opgemaakt door [naam], behorende bij haar aangifte van 13 november 2013, dossierpagina 33 bovenaan.
17.De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 21 oktober 2014.
18.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 60 bovenaan.
19.De bekennende verklaring van verdachte ter zitting van 21 oktober 2014.
20.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina’s 61 midden en 71 onderaan.
21.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina’s 62 midden tot en met 64.
22.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 33 bovenaan.
23.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-4 van 15 november 2014 inhoudende een studioverhoor van getuige [buurmeisje], dossierpagina 51 bovenaan.
24.Proces-verbaal met nummer PL11ZE-2013070024-1 van 13 november 2013 inhoudende de aangifte van [naam], dossierpagina 33 bovenaan.