ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3970
Rechtbank Noord-Holland
- Wraking
- A. Wolfs
- M. Mateman
- C. Baas
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen kantonrechter wegens schijn van partijdigheid
In deze zaak heeft verzoeker op 24 april 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. D.P. Ruitinga, die betrokken was bij een hoofdzaak met zaaknummer 583124 CV EXPL 12-15407. Verzoeker stelde dat de kantonrechter de schijn van partijdigheid had gewekt, omdat hij onvoldoende gelegenheid had gekregen om te reageren op een te laat ingediende conclusie van antwoord in reconventie. Tijdens de zitting op 8 april 2013 zou de kantonrechter hebben aangegeven dat niet alle posten ter zake de servicekosten afzonderlijk besproken dienden te worden, wat verzoeker als partijdig ervoer. De wrakingskamer heeft het verzoek behandeld op 7 juni 2013, waarbij mr. J.B.M. Swart als advocaat van verzoeker aanwezig was, evenals mr. B.P. van Overeem namens de wederpartij.
De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de feiten die tot het verzoek leidden zich al op 8 april 2013 hadden voorgedaan. Verzoeker had het verzoek pas ingediend na ontvangst van het proces-verbaal van de zitting in de hoofdzaak. De wrakingskamer benadrukte dat de indiening van het verzoek niet afhankelijk had mogen zijn van de ontvangst van dit proces-verbaal, aangezien de gronden voor het verzoek al bekend waren.
De wrakingskamer verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking, omdat de schijn van partijdigheid niet was aangetoond. De opmerkingen van de kantonrechter werden in het licht van de procedure beoordeeld en er werd geconcludeerd dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 14 juni 2013, waarbij de rechtbank de griffier opdroeg om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan verzoeker, de wederpartij en de rechter toe te zenden. Tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.