ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3946

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
140492 / HA ZA 12-325
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding na onrechtmatige last onder dwangsom door gemeente

In deze zaak vordert eiser, die een onderneming in jachtbouw drijft, schadevergoeding van de gemeente Drechterland. Eiser heeft zijn activiteiten verplaatst terwijl er een bestuursrechtelijk bezwaar liep tegen een last onder dwangsom die de gemeente hem had opgelegd. De gemeente had op 1 juni 2006 een onrechtmatige last onder dwangsom opgelegd, die later werd herroepen na een succesvol beroep van eiser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de onrechtmatigheid van de last vaststaat, maar heeft de vordering tot schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiser, door een schorsing van de last te vragen en te verkrijgen, niet in redelijkheid de kosten die hij heeft gemaakt voor de verhuizing kan toerekenen aan de gemeente. Eiser had ervoor gekozen om niet te wachten op de uitkomst van de bezwaarprocedure, wat betekent dat de gemaakte kosten niet op de gemeente kunnen worden afgewenteld. Eiser wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gemeente zijn begroot op € 3.577,00, te vermeerderen met wettelijke rente. Het vonnis is uitgesproken op 12 juni 2013.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/14/140492 / HA ZA 12-325
Vonnis van 12 juni 2013
in de zaak van
[naam eiser],
wonende te Hoorn,
eiser,
advocaat mr. E.C.W. van der Poel te Alkmaar,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE DRECHTERLAND,
zetelend te Hoogkarspel,
gedaagde,
advocaat mr. R.D. Boesveld te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiser] en de gemeente genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 december 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 15 april 2013.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] drijft een onderneming genaamd 'Hightech Jachtbouw' te Hoorn, die zich bezighoudt met composiet jachtbouw. [eiser] heeft jarenlang een deel gehuurd van een loods aan de [adres 1] te Westwoud, gemeente Drechterland. Het ter plaatse geldende bestemmingsplan bestemt de grond tot "Agrarische doeleinden II". Hiervan kan vrijstelling worden verleend mits (onder andere) geen sprake is van milieubelastende activiteiten. Niet-agrarische activiteiten mogen daarnaast geen bedrijfsmatig karakter hebben, tenzij het opslag van goederen betreft.
2.2. In september 2005 heeft de Afdeling Milieu van de gemeente onderzoek gedaan in de loods. Naar aanleiding hiervan hebben Burgermeester en Wethouders van de gemeente bij brief van 14 februari 2006 [eiser] een zogenaamd dwangsomvoornemen gezonden. Hierin werd onder aankondiging van een mogelijke dwangsom [eiser] verzocht zijn bedrijfsmatige activiteiten in de loods te staken en voorts de aanwezigheid van milieugevaarlijke stoffen te beperken tot 25 kg/liter en hieronder een lekbak te plaatsen.
2.3. De gemeente heeft bij besluit van 1 juni 2006 [eiser] een last onder dwangsom opgelegd. Hierin is onder meer bepaald dat strijdigheid met het bestemmingsplan door [eiser] kon worden opgegeven door een propaaninstallatie die buiten de loods stond te verwijderen, en de hoeveelheid milieugevaarlijke stoffen te beperken tot 25 kg/liter en deze in een lekbak te plaatsen.
2.4. Tegen dit besluit heeft [eiser] op 16 juni 2006 bij de gemeente bezwaar gemaakt. Tevens heeft hij bij de rechtbank een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend.
2.5. Bij uitspraak van 20 juli 2006 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en het besluit van 1 juni 2006 geschorst tot zes weken na de verzending van de beslissing op bezwaar.
2.6. Op 13 maart 2007 heeft [eiser] van de gemeente een kavel gekocht aan de [adres 2] te Hem, gemeente Drechterland. Deze kavel is op 18 april 2007 aan [eiser] geleverd.
2.7. Bij besluit van 16 mei 2007 heeft de gemeente het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. Hiertegen heeft [eiser] op 17 juni 2007 beroep bij de rechtbank aangetekend. [eiser] heeft de huur van de loods aan de [adres 1] per 31 december 2007 opgezegd.
2.8. Bij uitspraak van 7 april 2008 heeft de rechtbank het beroep van [eiser] gegrond verklaard; het bestreden besluit vernietigd en de gemeente opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van [eiser].
2.9. Bij besluit van 4 februari 2009 heeft de gemeente het bezwaar van [eiser] gegrond verklaard en de last onder dwangsom van 1 juni 2006 herroepen.
2.10. Bij brief van 4 augustus 2011 heeft [eiser] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert - samengevat - veroordeling van de gemeente tot betaling van [euro] 65.517,14, vermeerderd met rente en kosten. Hij voert hiertoe aan dat de gemeente, door het nemen van een onrechtmatig besluit op 1 juni 2006, [eiser] schade heeft berokkend. [eiser] stelt dat de kosten die hij heeft gemaakt in het kader van de verhuizing naar de [adres 2], zijn veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van de gemeente.
3.2. De gemeente voert verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is niet in geschil dat door de uitspraak van de rechtbank van 7 april 2008 en de herroeping van het besluit van 1 juni 2006 naar aanleiding daarvan door de gemeente, is komen vast te staan dat het besluit van 1 juni 2006 onrechtmatig is. Partijen twisten wel over de vraag of de gemeente de door [eiser] opgevoerde schadeposten dient te vergoeden.
4.2. De gemeente betwist het causaal verband tussen het onrechtmatige besluit en de gestelde schade. De gemeente stelt hierover ten eerste dat [eiser] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij de kavel aan de [adres 2] niet zou hebben gekocht als er geen dwangsombesluit zou zijn genomen. [eiser] heeft immers al bij brief van 6 november 2005 aan het college van B&W van de voormalige gemeente Venhuizen geschreven dat hij geïnteresseerd was in een kavel op het bedrijventerrein Zuiderkogge1, aldus de gemeente.
De rechtbank volgt deze stelling niet. [eiser] heeft onvoldoende betwist gesteld dat zijn interesse in een verhuizing niet zou zijn gewekt als niet - naar aanleiding van het onderzoek in de loods in september 2005 - [eiser] in een gesprek op 3 oktober 2005 met [naam 1] van de afdeling VROM en wethouder [naam 2] vernam dat de gemeente hem echt uit de loods wilde hebben. Zulks klemt te meer nu vaststaat dat [eiser] al 18 jaar in de bewuste loods aan de [adres 1] zat.
4.3. De gemeente heeft voorts betoogd dat de kosten die [eiser] heeft gemaakt in het kader van zijn verhuizing naar de [adres 2] haar in redelijkheid niet kunnen worden toegerekend. Zij voert daartoe aan dat [eiser] niet hoefde te verhuizen ingevolge de last onder dwangsom: voor zover hij de loods gebruikte voor opslag of hobbymatige activiteiten zou de gemeente niet handhavend optreden. Daarnaast heeft [eiser] ervoor gekozen de uitkomst van de bezwaarprocedure niet af te wachten alvorens naar de [adres 2] te verhuizen, zodat de hiermee gepaard gaande kosten de gemeente niet in redelijkheid kunnen worden toegerekend.
4.4. Laatstgenoemd verweer van de gemeente slaagt. [eiser] heeft niet alleen bezwaar gemaakt tegen de last onder dwangsom, hij heeft ook van de voorzieningenrechter een schorsing ervan verkregen tot zes weken na de verzending van de beslissing op bezwaar. Deze schorsing brengt naar het oordeel van de rechtbank mee dat de kosten die [eiser] heeft gemaakt om - ondanks deze schorsing - toch aan het besluit van 1 juni 2006 te voldoen, in redelijkheid niet aan de gemeente kunnen worden toegerekend.
[eiser] heeft er immers voor gekozen de mogelijkheid dat hij in bezwaar of beroep in het gelijk zou worden gesteld niet af te wachten. Dat staat hem vanzelfsprekend vrij; de met die keuze gemaakte kosten kunnen onder de geschetste omstandigheden echter niet op de gemeente worden afgewenteld.
4.5. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Drechterland worden begroot op:
- griffierecht 1.789,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2,0 punten × tarief [euro] 894,00)
Totaal [euro] 3.577,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Drechterland tot op heden begroot op [euro] 3.577,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 14e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid en in het openbaar uitgesproken op
12 juni 2013.