ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3433

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/15/190282 / HA ZA 12-126
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen tot omzetafdracht in samenwerkingsovereenkomst tussen zelfstandige juridische dienstverleners

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, stond de verplichting van de gedaagde, een zelfstandig juridisch adviseur, om een deel van zijn omzet af te dragen aan de eiseres, OndernemendeJuristen B.V., centraal. De eiseres had een netwerk van zelfstandige juridische dienstverleners en stelde dat er een overeenkomst was gesloten waarin de gedaagde 20% van zijn omzet diende af te dragen voor de opdrachten die hij via het netwerk had verkregen. De rechtbank onderzocht of er daadwerkelijk een overeenkomst tot stand was gekomen en tot welk moment de gedaagde verplicht was om deze omzet af te dragen.

De procedure begon met een tussenvonnis van 11 juli 2012, gevolgd door een comparitie op 15 oktober 2012. De rechtbank concludeerde dat er een overeenkomst was ontstaan, maar de gedaagde betwistte dat hij nog verplicht was om omzet af te dragen na de beëindiging van zijn opdracht bij de opdrachtgever, Syntrus Achmea. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet alleen gold voor de initiële periode van de opdracht, maar ook voor de verlengingen die daarop volgden. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde verplicht was om 20% van de omzet die hij had gerealiseerd van september 2011 tot en met januari 2012 aan de eiseres af te dragen.

De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres toe, inclusief de wettelijke rente en de kosten van de procedure. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 10.333,96, vermeerderd met rente, en tot betaling van buitengerechtelijke kosten en beslagkosten. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde als grotendeels in het ongelijk gestelde partij diende op te draaien voor de proceskosten van de eiseres. Dit vonnis werd op 29 mei 2013 uitgesproken en verbeterd na een brief van de eiseres waarin een kennelijke fout werd gewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/190282 / HA ZA 12-126
Vonnis van 24 april 2013, verbeterd op 29 mei 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ONDERNEMENDEJURISTEN B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. Th.V.E. Bouma te Amsterdam,
tegen
[gedaagde] h.o.d.n. [A],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. Th.C.J. Kaandorp te Alkmaar.
Partijen zullen hierna OJ en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 11 juli 2012 waarbij een comparitie is bevolen;
- op 6 oktober 2012 namens OJ ingediende stukken;
- het proces-verbaal van comparitie, gehouden op 15 oktober 2012;
- de akte wijziging van eis met producties voor de rolzitting van 14 november 2012;
- de antwoordakte zijdens [gedaagde] voor de rolzitting van 12 december 2012.
Op 24 april 2013 is vonnis bepaald. Het vonnis is gewezen door een rechter die niet aanwezig was op de comparitiezitting.
Bij brief van 26 april 2013 is namens eiseres gewezen op een kennelijke fout. Gedaagde is in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. Op 27 mei 2013 is het vonnis verbeterd.
2. De feiten
2.1. OJ exploiteert een netwerk van zelfstandige juridische dienstverleners. Zij brengt bij haar netwerk aangesloten juridische dienstverleners in contact met opdrachtgevers in ruil voor een deel van het door de dienstverleners aan de opdrachtgevers gefactureerde bedrag.
2.2. [gedaagde] is een zelfstandig gevestigd juridisch adviseur met ervaring op het gebied van interim- en projectmanagement.
2.3 In maart 2011 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [gedaagde] en [B], (indirect) bestuurder/aandeelhouder van OJ en beheerder van het netwerk.
2.4. Op 6 april 2011 schrijft [B] in een e-mail aan [gedaagde]:
“(…) Onderwerp: spoed: klus in finance (direct reageren en vrijdag op gesprek)
(…) Men zoekt per direct met spoed ondersteuning door iemand die goed thuis is in financieel recht in het algemeen. (…) De klus is om te beginnen voor 3 maanden (…) aanstaande vrijdag staan de gesprekken gepland, dus als je interesse hebt, dan graag je omgaande reactie. Niet eerder een klus via het OJ netwerk gedaan? Zie hieronder voor de spelregels.
Groet,
[B] (…)
Opdracht via je Netwerk van OndernemendeJuristen (toelichting) Het werkt heel simpel. Als je benaderd wordt voor een opdracht die je zelf niet kunt doen, dan neem je contact op met de centrale OJ organisatie. Voor die opdracht wordt dan direct de meest geschikte collega benaderd of, zoals in dit geval, de vraag wordt per e-mail aan meerdere collega’s voorgelegd. (…) OJ selecteert uit alle reacties degene(n) die commercieel gezien de meeste kans maakt de opdracht te krijgen. Hij/zij wordt(en) bij de opdrachtgever geïntroduceerd. In de regel gebeurt dat met je eigen contact gegevens zodat een opdrachtgever daarna direct met je kan schakelen. (…) Kiest de klant voor jou, dan stem je zelf de voorwaarden en het tarief af. Je contracteert en factureert dus zelf. (…) Hou bij de tariefstelling rekening met het feit dat je moet delen. (…) Van de omzet die voortvloeit uit deze introductie draag je 20% af aan het netwerk. Daar staat tegenover dat je zelf 10% ontvangt van de omzet die een ander de eerste 12 maanden (…) maakt dankzij een opdracht die jij via OJ hebt doorverwezen. (…) Met alle collega’s in het netwerk sluit de centrale OJ organisatie ter gelegenheid van de eerste opdracht dezelfde samenwerkingsovereenkomst. (…) Hier [rechtbank: het woord ‘hier’ bevat een hyperlink] kun je hem vast bekijken. (…) ”
2.5. Op 26 april 2011 schrijft [B] in een e-mail aan [gedaagde]:
“(…) Subject: wel/niet interessant: opdracht bij een vermogensbeheerder
(…) Via een van de andere collega’s uit het netwerk kwam vandaag de vraag of we iemand kunnen introduceren die recente ervaring heeft op het vlak van vermogensbeheer/investment management. (…) Opdrachtgever is de vermogensbeheertak van een van de grote Nederlandse Financiele Instellingen. En het zou in eerste instantie gaan om een klus van gemiddeld 3 dagen per week voor de duur van 3 maanden. Uiteraard met de optie tot verlenging. (…) Heb je interesse en denk je in het profiel te passen, laat het me even weten en mail me dan (…) info over je beschikbaarheid en een indicatie van je tarief (incl 1/5e aandeel van het netwerk)
Aan het slot van dit e-mailbericht staat in gelijke bewoordingen als bij het e-mailbericht van 6 april 2011 de toelichting op de werkwijze van OJ. [gedaagde] toont per omgaande interesse en OJ deelt [gedaagde] vervolgens de naam van de opdrachtgever mede: Achmea.
2.6. Op 20 juni 2011 sluit [gedaagde] een overeenkomst voor de duur van twee maanden met Syntrus Achmea Vermogensbeheer BV, althans, met haar vertegenwoordiger BiZZPro BV, handelend onder de naam Myler (hierna ook: Syntrus Achmea).
Deze overeenkomst eindigde op 31 augustus 2011 en zou vier maal worden verlengd, uiteindelijk tot 29 februari 2012, maar is per 1 februari 2012 door [gedaagde] beëindigd.
2.7. Op 1 juli 2011 ontvangt [gedaagde] de volgende e-mail van OJ:
“(…) Bij deze mijn mail om wat richting te geven aan de al eerder besproken informatie en factuurstroom. Het handigst werkt het als je, tegelijk met de factuur naar de opdrachtgever, ook een digitale versie van je rekening stuurt naar administratie@ondernemendejuristen.nl Maak je geen zorgen dat je dan eerder moet betalen oid, want (…) Pas als de klant over de brug komt betaal jij onze rekening. (…) Verder had ik je natuurlijk al lang de samenwerkingsovereenkomst moeten sturen. Nu ik dat niet gedaan heb, bied ik je graag de keuze tussen de oude versie op basis waarvan we destijds van start zijn gegaan en de nieuwe (…). Materieel maakt het niet zoveel uit want de kern van de afspraak dat je 1/5e omzet moet delen raakt het natuurlijk niet. (…)
Met vriendelijke groet,
[B] (…) ”
Bij dit e-mailbericht van 1 juli 2011 waren twee digitale bestanden gevoegd, houdende verschillende modellen (versie 2009 en versie 2011) van samenwerkingsovereenkomsten die OJ placht aan te gaan met haar zelfstandige juridische dienstverleners. [gedaagde] heeft geen van deze overeenkomsten getekend retour gezonden. Deze overeenkomsten bevatten een bepaling die partijen verplicht elkaar binnen 1 week na factuurdatum omzetinformatie te verschaffen, en de partij die hier niet aan voldoet verbeurt, nadat het verzuim 30 dagen heeft geduurd, een aanvullende vergoeding van € 250 excl. BTW per dag.
2.8. [gedaagde] heeft Syntrus Achmea declaraties gezonden over de maanden juli en augustus 2011. Hiervan heeft [gedaagde] opgave gedaan aan OJ. Vervolgens heeft OJ aan [gedaagde] € 1.245,50 en € 2.444 in rekening gebracht, wat overeenkomt met 20% van de vergoeding die hij over juli en augustus 2011 aan Syntrus Achmea heeft gefactureerd, verhoogd met 19% BTW.
2.9. Bij brieven van 18 november en 13 december 2011 schrijft [B] namens OJ aan [gedaagde]:
(18 november)
“(…) Dat neemt niet weg dat je je gewoon net als alle andere collega’s in het netwerk aan je afspraken moet houden. De gang van zaken noodzaakt tot een meer zakelijke benadering onzerzijds. (…) In vervolg op ons telefoongesprek van gisteren bevestig ik je onze afspraken. Je vertelde me dat je in ieder geval voor de maanden juli en augustus betaling hebt ontvangen van Syntrus Achmea en zegde me toe dat deze week betaling van onze op die maanden betrekking hebbende facturen zou plaatsvinden. (…) Voorts zou je z.s.m. zorg dragen voor het doorsturen van de facturen terzake de andere maanden die je bij Syntrus hebt gewerkt. (…) Ik wijs je in dit licht op het bepaalde in de samenwerkingsovereenkomst 2009 die de basis vormt waarop we met elkaar in zee zijn gegaan. (…)”
(13 december)
“(…) Ondanks duidelijke afspraken constateer ik dat je opnieuw onze overeenkomst niet nakomt. (…) Om je te “helpen” conform afspraak te handelen is artikel 1.6 onderdeel van de afspraken.
Indien een partij, ondanks herhaalde herinnering per e-mail door de ander, gedurende meer dan 30 dagen in verzuim is om de ander omtrent deze omzet te informeren, heeft de ander recht op een direct opeisbare aanvullende vergoeding van € 250,00 exclusief BTW voor elke dag dat het verzuim voortduurt.
Je bent al meer dan 30 dagen in verzuim. (...) bij deze zeg ik je aan dat wij aanspraak zullen maken op deze aanvullende vergoeding als je niet voor het einde van de week je Syntrus Achmea facturen overlegt en binnen 5 werkdagen na heden daarna de verschuldigde 20% omzetafdracht op onze rekening hebt doen bijschrijven. Tevens zeg ik je aan dat ik je zal aanspreken voor alle kosten die we moeten maken om tot invordering te komen. (…)”
2.10. [gedaagde] reageert bij e-mail van 14 december 2011 onder meer als volgt:
“(…) Ik ben mij er niet van bewust, dat ik een overeenkomst niet nakom. Enkele weken geleden hebben wij telefonisch overlegd over de betaling van de facturen voor juli en augustus. Tot die betaling heb ik opdracht gegeven, omdat dit in overeenstemming was met de duur van de opdracht bij Syntrus Achmea. Mij is niet bekend, noch meen ik de verplichting te hebben, dat ik ook over de periode dat mijn opdracht verlengd werd - uitsluitend door mijn eigen inzet en inspanning - aan jullie een vergoeding verschuldigd zou zijn. Gezien de stelligheid van jouw overwegingen neem ik aan dat jij duidelijk kunt aantonen, dat ik die verplichting wel zou hebben. Ik verneem dit graag van jou (…)”
De door OJ gefactureerde bedragen over de maanden juli en augustus 2011 zijn in november 2011 door [gedaagde] voldaan.
2.11. [gedaagde] heeft over de maanden september tot en met december 2011 aan Bizzpro/Myler de volgende bedragen in rekening gebracht (vermeerderd met 19% BTW):
september oktober november december
€ 8.460 € 6.580 € 9.400 € 9.400
2.12. Na beëindiging van de overeenkomst tussen [gedaagde] en Syntrus Achmea, heeft laatstgenoemde een overeenkomst gesloten met [C] advocaten. [gedaagde] was inmiddels bij dat kantoor in dienst getreden en heeft als werknemer van [C] advocaten werkzaamheden voor Syntrus Achmea uitgevoerd.
2.13. Bij comparitie op 15 oktober 2012 heeft [gedaagde] verklaard dat zijn factuur aan Syntrus Achmea over januari 2012 vergelijkbaar was met de maanden daarvoor: “Niet exact hetzelfde, maar verschilt niet veel.”
3. Het geschil
3.1. OJ vordert na een tweetal wijzigingen van eis, samengevat:
(i) verklaring voor recht dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op grondslag van de in onderdeel 2.6 van dit vonnis bedoelde samenwerkingsovereenkomsten; althans een overeenkomst op basis waarvan [gedaagde] aan OJ 20% van zijn omzet dient af te dragen;
(ii) dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot nakoming van de hiervoor onder (i) bedoelde overeenkomst door betaling tegen een behoorlijk bewijs van kwijting van € 11.186 aan omzetvergoeding;
(iii) dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot nakoming van de hiervoor onder (i) bedoelde overeenkomst door betaling tegen een behoorlijk bewijs van kwijting van een aanvullende vergoeding groot € 25.287,50 plus € 250 per dag vermeerderd met BTW vanaf 4 augustus 2012 tot aan de dag waarop [gedaagde] de door OJ van hem verlangde omzetinformatie heeft verschaft, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag;
(iv) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een door de rechtbank te begroten dan wel te schatten schadevergoeding aan OJ ter zake van gederfde omzetvergoeding en eventuele overige door haar geleden schade over de periode vanaf 1 februari 2012 tot aan het moment waarop [gedaagde] zijn werkzaamheden ten behoeve van Syntrus Achmea staakt;
(v) veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan OJ van de buitengerechtelijke kosten, groot € 1.740;
(vi) veroordeling van [gedaagde] tot betaling aan OJ van beslagkosten, groot € 2.657,63 vermeerderd met alle nog te maken deurwaarderskosten, althans een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen bedrag;
(vii) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van de wettelijke handelsrechte ten aanzien van de vorderingen genoemd onder (ii) en (iii) en de wettelijke rente ten aanzien van de vorderingen genoemd onder (iv) tot en met (vi) vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
(viii) veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2. OJ stelt primair dat met [gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen die wordt geregeerd door de hiervoor onder 2.6 bedoelde samenwerkingscontracten. Daaruit vloeit voort dat [gedaagde] 20% van de omzet uit werkzaamheden, verricht nadat hij door OJ bij de betreffende opdrachtgever is geïntroduceerd, aan OJ afdraagt. OJ vordert nakoming door betaling van de omzetvergoeding.
Daarnaast stelt OJ onder meer dat [gedaagde] in verzuim is haar informatie te verschaffen over de omzet die [gedaagde] heeft gerealiseerd bij de hiervoor bedoelde opdrachtgevers, en uit dien hoofde vordert OJ de aanvullende vergoeding.
3.3. [gedaagde] betwist enig bedrag aan OJ verschuldigd te zijn en verzoekt de rechtbank om OJ niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen dan wel deze af te wijzen, en OJ te veroordelen in de kosten van de procedure. Volgens [gedaagde] is zijn overeenkomst met OJ geëindigd op 31 augustus 2011 en heeft hij aan zijn verplichtingen tot dat moment voldaan. De overeenkomst strekt zich volgens [gedaagde] niet uit over de periode vanaf de eerste verlenging.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank stelt voorop dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen die erin bestond dat [gedaagde] een deel van zijn omzet aan OJ zou afstaan. [gedaagde] heeft ook erkend dat een dergelijke afspraak bestond. In geschil is het antwoord op de vraag tot welk moment [gedaagde] gehouden was om zijn omzet met OJ te delen, en of hij aan OJ een aanvullende vergoeding verschuldigd is wegens schending van een informatieplicht.
4.2. Bij e-mail van 6 april 2011 wees OJ [gedaagde] op een mogelijke opdracht. In dat bericht is [gedaagde] tevens gewezen op ‘spelregels’ die gelden binnen het netwerk van OJ. Op 26 april 2011 is [gedaagde] wederom gewezen op een mogelijke klus en op de voorwaarden waaronder deze opdracht kon worden aanvaard. [gedaagde] heeft dit aanbod aanvaard door zich te laten introduceren bij Syntrus Achmea, door vervolgens een overeenkomst te sluiten met deze opdrachtgever, en door 20% van de gerealiseerde omzet over de eerste twee maanden aan OJ af te dragen. Uit de stukken van het geding kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] op enig moment voor 14 december 2011 bedenkingen heeft geuit of heeft geprotesteerd tegen enige door OJ in evenbedoelde e-mails gestelde voorwaarde. Aldus is naar het oordeel van de rechtbank tussen [gedaagde] en OJ een overeenkomst tot stand gekomen op grondslagen zoals vermeld in het e-mailbericht van 26 april 2011.
4.3. OJ heeft aan [gedaagde] een tweetal model-samenwerkingsovereenkomsten toegezonden. Dit vond eerst plaats nadat [gedaagde] zijn overeenkomst met Syntrus Achmea had gesloten en nadat hij zijn werkzaamheden aldaar had aangevangen. Schriftelijke vastlegging van afspraken tussen partijen op basis van een van de bedoelde modellen heeft niet plaatsgevonden. Van overleg over de termen en condities vastgelegd in die samenwerkingsovereenkomsten is niet gebleken en van aanvaarding ervan kan mitsdien niet worden gesproken. De rechtbank verbindt daaraan de gevolgtrekking dat die model-samenwerkingsovereenkomsten niet de grondslag kunnen vormen voor de samenwerking tussen OJ en [gedaagde].
4.4. OJ stelt dat haar een aanvullende vergoeding toekomt doordat [gedaagde] haar niet of niet tijdig informatie heeft verschaft over de omzet die met behulp van het netwerk van OJ is gegenereerd. Volgens OJ is sprake van een direct opeisbare aanvullende vergoeding van € 250 exclusief BTW voor elke dag dat het verzuim voortduurt. [gedaagde] betwist een dergelijk bedrag verschuldigd te zijn.
4.5. De door OJ in geding gebrachte model-samenwerkingsovereenkomsten bevatten een boetebeding voor de situatie waarin, kort gezegd, een partij desgevraagd niet wordt geïnformeerd over de omzet die de bij haar aangesloten juristen, gebruikmakend van het OJ-netwerk, hebben gerealiseerd. Die modelsamenwerkingsovereenkomsten vormen echter niet de vastlegging van de tussen partijen bestaande afspraken, en daarop kan de verschuldigdheid van de aanvullende vergoeding dan ook niet worden gebaseerd.
4.6. In de hiervoor onder 2.3. en 2.4. bedoelde correspondentie tussen OJ en [gedaagde] is een boeteclausule niet aan de orde gesteld. Eerst bij schrijven van 13 december 2012 heeft OJ [gedaagde] met evenbedoeld boetebeding geconfronteerd. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gezegd dat evenbedoeld boetebeding deel uitmaakt van de tussen OJ en [gedaagde] bestaande overeenkomst. In zoverre is het gelijk aan [gedaagde].
4.7. Het door OJ aan [gedaagde] gezonden e-mailbericht van 26 april 2011 betrof een opdracht voor een periode van 3 maanden met de mogelijkheid van verlenging. Van de omzet die voortvloeit uit de introductie door OJ, diende [gedaagde] 20% af te dragen aan het OJ-netwerk. Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer nog kan worden gesproken van ‘omzet die voortvloeit uit de introductie:’ is dat alleen de initiële periode zoals [gedaagde] verdedigt, of behoort daartoe ook de omzet die [gedaagde] na verlenging van de eerste periode bij Syntrus Achmea heeft behaald, zoals OJ stelt.
4.8. De vraag hoe in een overeenkomst de verhouding van partijen is geregeld en of deze overeenkomst een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.9. De rechtbank wijst in dit verband op de gewoonte van opdrachtgevers, zoals OJ onvoldoende gemotiveerd weersproken heeft gesteld en hetgeen de rechtbank ook overigens aannemelijk voorkomt, om zzp’ers waar zij binnen hun bedrijfshuishouding gebruik van maken aanvankelijk een contract voor korte duur voor te leggen en deze pas bij gebleken geschiktheid te verlengen. Uiteraard heeft [gedaagde] het gelijk aan zijn zijde als hij zegt dat hij de verlenging van het initiële contract door eigen inzet en inspanning heeft verdiend. Maar dat neemt niet weg dat uit de aanbieding blijkt en van stond af aan duidelijk moet zijn geweest dat de opdracht kon worden verlengd en derhalve voor een langere duur dan 3 maanden was bedoeld. De rechtbank leidt daaruit af dat [gedaagde] door OJ in staat is gesteld om over die langere periode omzet bij Syntrus Achmea te genereren. Mitsdien gold de overeenkomst niet slechts voor de in eerste instantie voorziene duur, maar strekte zich tevens uit tot de verlengingen. In zoverre is het gelijk aan OJ.
4.10. Evenbedoelde door OJ gehanteerde ‘spelregels’ voorzien niet in beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst. Evenmin heeft OJ bedongen dat het de bij haar netwerk aangesloten zelfstandige juristen niet zou zijn toegestaan om na beëindiging van een opdracht bij de betreffende opdrachtgever in dienst te treden. [gedaagde] is vanaf 1 februari 2012 niet langer als zzp’er werkzaam maar in loondienst werkzaam; vanaf dat moment heeft hij niet meer zelfstandig aan Syntrus Achmea gefactureerd. Het netwerk van OJ bestaat uit zelfstandig voor eigen rekening en risico werkende juristen en bevat geen juristen in loondienst. In de gegeven omstandigheden houdt de rechtbank het ervoor dat de overeenkomst tussen OJ en [gedaagde] is geëindigd op 1 februari 2012, het moment waarop [gedaagde] niet langer via het netwerk van OJ als zelfstandig werkende jurist bij Syntrus Achmea werkzaam was en er geen sprake meer was van omzet die [gedaagde] rechtsreeks ten goede kwam. Dat [gedaagde] vervolgens in de uitvoering van zijn dienstbetrekking nog werkzaamheden ten behoeve van Syntrus Achmea heeft verricht, verandert daaraan niets.
4.11. Voor de maand januari 2012 ontbreken gegevens waaruit exact blijkt welk bedrag [gedaagde] bij zijn opdrachtgever in rekening heeft gebracht. Bij comparitie op 15 oktober 2012 heeft hij hierover verklaard dat deze omzet op het niveau lag van de maanden ervoor. Over de maanden november en december 2011 heeft [gedaagde] telkens een bedrag van € 9.400 exclusief BTW gefactureerd. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde] over de maand januari 2012 ook een bedrag van € 9.400, vermeerderd met BTW, aan Syntrus Achmea in rekening heeft gebracht.
4.12. Samenvattend is de rechtbank van oordeel dat [gedaagde] 20% van de omzet die hij over de maanden september 2011 tot en met januari 2012 bij Syntrus Achmea heeft gerealiseerd, op basis van een tussen OJ en [gedaagde] gesloten overeenkomst dient af te dragen aan OJ. Nu dit bedrag de vergoeding vormt voor een prestatie die OJ binnen haar onderneming jegens [gedaagde] heeft verricht, dient dit bedrag te worden vermeerderd met omzetbelasting tegen het toentertijd geldende tarief van 19%.
4.13. De slotsom is dat [gedaagde] uit hoofde van de tussen hem en OJ tot stand gekomen overeenkomst aan eiser dient te voldoen:
Omzet september 2011 € 8.460,00
Omzet oktober 2011 “ 6.580,00
Omzet november 2011 “ 9.400,00
Omzet december 2011 “ 9.400,00
Omzet januari 2012 “ 9.400,00 +
Subtotaal € 43.240,00
Aandeel OJ (20% * € 43.240=) € 8.684,00
Bij: BTW 19% “ 1.649,96 +
Totaal € 10.333,96
De gevorderde wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW zal worden toegewezen, nu daartegen geen zelfstandig verweer is gevoerd.
4.14. OJ heeft een bedrag van € 1.740 aan daadwerkelijk gemaakte buitengerechtelijke (incasso)kosten gevorderd in verband met het verzenden van een uitgebreide sommatiebrief en diverse telefoongesprekken van de advocaat aan (de advocaat van) [gedaagde]. [gedaagde] betwist dat deze werkzaamheden als buitengerechtelijke kosten kunnen worden aangemerkt en stelt dat het werkzaamheden betreft ter instructie van de zaak. Naar het oordeel van de rechtbank is voldaan aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. De rechtbank zal de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen.
OJ vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar, met dien verstande dat het advocaatsalaris zal worden berekend overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief. De beslagkosten worden begroot op € 519,63 voor verschotten en € 452,00 voor salaris advocaat (1 rekest x € 452,00).
4.15. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van OJ.
dagvaarding € 76,17
griffierecht “ 1.789,00
salaris advocaat (2,5 × € 452,00 ) “ 1.130,00 +
Totaal € 2.995,17
5. De beslissing
De rechtbank
- verklaart voor recht dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen op op basis waarvan [gedaagde] aan OJ dient af te dragen 20% van de omzet die [gedaagde] in de periode van 1 september 2011 tot 1 februari 2012 bij Syntrus Achmea heeft gegenereerd;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan OJ van een bedrag van € 10.333,96 (zegge: tienduizend driehonderd drieëndertig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 16 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
- veroordeelt [gedaagde] om aan OJ te betalen een bedrag van € 1.740 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 16 februari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening,
- veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van OJ begroot op € 971,63, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van OJ begroot op € 2.995,17, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit verbeterde vonnis is gewezen door mr. J. Snitker en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.?