ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3016

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 570511 CV EXPL 12-10936
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtverkeersleidersacties

In deze zaak hebben de passagiers [A], [B], [C], en [D] Transavia Airlines C.V. gedagvaard wegens een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht HV 543 van Amsterdam naar Palma Mallorca op 25 juli 2010. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die hen recht geeft op compensatie bij langdurige vertraging. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk stiptheidsacties door luchtverkeersleiders in Griekenland. De kantonrechter oordeelde dat het verzoek van Transavia om aanhouding van de procedure niet gehonoreerd kon worden, omdat het Nelson-arrest bevestigde dat passagiers recht hebben op compensatie bij vertraging van een zekere duur.

De kantonrechter verwierp het beroep op niet-ontvankelijkheid van de vordering van de passagiers, omdat zij de juiste machtiging hadden om namens hun minderjarige kind op te treden. De rechter oordeelde dat Transavia onvoldoende bewijs had geleverd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat de passagiers recht hadden op compensatie van € 2.000,--, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vertraging. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat niet was aangetoond dat de werkzaamheden van de passagiers meer omvatten dan gebruikelijk.

De uitspraak bevestigt de rechten van passagiers onder de Europese regelgeving en benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen om compensatie te bieden bij vertragingen, tenzij zij kunnen aantonen dat de vertraging het gevolg was van omstandigheden die zij niet konden voorkomen. De kantonrechter veroordeelde Transavia tot betaling van de proceskosten en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 570511 CV EXPL 12-10936
datum uitspraak: 23 april 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
1. [A.]
2. [B.], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind [C.]
3. [D.]
te [woonplaats]
4. [E.]
5. [F.]
6. [G.]
te [woonplaats]
7. [H.]
te [woonplaats]
hierna tezamen te noemen: de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde mr. T.R. van Ginkel
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 26 juni 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 20 december 2012 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 21 maart 2013. De passagiers hebben aantekeningen in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. De passagiers hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Palma Mallorca (Spanje) op 25 juli 2010 met vertrektijd 20.20 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV 543, hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van meer dan 3 uur opgelopen.
c. [A, B, C, en D] hebben compensatie van Transavia gevorderd ten bedrage van in totaal € 1.000,-- in verband met voornoemde vertraging.
d. Transavia heeft geweigerd de compensatie te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 juli 2010 althans vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 357,-- aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met wettelijke rente;
- de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening), het Sturgeon arrest van
19 november 2009 en het Wallentin Hermann-arrest van 22 december 2008. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,-- per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Primair heeft Transavia verzocht om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad zich in zeven cassatieprocedures zal hebben uitgesproken over de uitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10 van 23 oktober 2012 (hierna: het Nelson-arrest). Transavia beroept zich op niet ontvankelijkheid van vordering van de passagiers. Transavia voert daartoe aan dat bij gebreke van een rechterlijke machtiging eiseres 2 niet bevoegd is om namens haar minderjarige kind deze procedure te voeren. Zij voert voorts – kort samengevat – aan dat geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Transavia aangevoerd dat op 25 juli 2010 stiptheidsacties door de luchtverkeersleiders in Griekenland werden gehouden waarna het luchtverkeersbeheer alle vluchten van en naar Griekenland een veelal latere slottijd heeft opgelegd. Hierdoor is de aan de onderhavige vlucht voorafgaande rotatie (Amsterdam – Rhodos, Rhodos- Eindhoven, Eindhoven- Amsterdam) met vertraging uitgevoerd. Transavia betwist de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
1. De kantonrechter zal het verzoek van Transavia om aanhouding niet honoreren. Nu uit het Nelson-arrest - kort samengevat - ondubbelzinnig volgt dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, zijn er geen termen om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden.
2. Het beroep op de niet ontvankelijkheid wordt verworpen, omdat de passagiers de beschikking van de kantonrechter in het geding hebben gebracht met een machtiging van de (gemachtigden van de) ouders om namens hun minderjarige kind deze procedure te voeren.
3. Met Transavia is de kantonrechter van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. Op stiptheidsacties bij de luchtverkeersleiding kan Transavia geen invloed uitoefenen.
4. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin Hermann overwogen dat, aangezien niet alle buitengewone omstandigheden aanleiding geven tot vrijstelling, de luchtvaartmaatschappij die zich op dergelijke omstandigheden beroept bovendien moet aantonen dat de genoemde omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van aan de situatie aangepaste maatregelen, dat wil zeggen maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden met name voldoen aan voor de betrokken luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. De vervoerder dient aan te tonen dat hij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden – behoudens indien hij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van zijn onderneming had gebracht – dat de buitengewone omstandigheden waarmee hij werd geconfronteerd tot annulering - en sinds het Sturgeon-arrest tot langdurige vertraging - van de vlucht leidden.
5. Transavia voert aan dat zij al het redelijkerwijs mogelijke gedaan heeft om de vertraging zo beperkt mogelijk te houden. Zij wijst er in dit verband op dat uitgangspunt is dat wanneer een buitengewone omstandigheid optreedt zij al het redelijkerwijs mogelijke doet om de gehele operatie zo goed mogelijk in stand te houden en het originele vluchtschema van de dag zo goed mogelijk na te komen. Dat is ook in dit geval gebeurd, aldus Transavia.
6. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Transavia onvoldoende gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat de vertraging van de vlucht in de onderhavige zaak het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheden en dat de luchtvaartmaatschappij de vertraging op de voorliggende vlucht zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden. Vast staat immers dat de stiptheidsacties reeds in de vroege ochtend van 25 juli 2010 een aanvang hebben genomen waarna de vluchten van en naar Griekenland daarvan de gevolgen ondervonden. Transavia wist aldus in de ochtend van 25 juli 2010 dat het toestel dat in de avond ingepland stond om de vlucht naar Palma Mallorca (Spanje) uit te voeren daartoe waarschijnlijk niet tijdig in staat zou zijn. Transavia heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat stiptheidsacties bij de luchtverkeersleiders in Griekenland die al in de vroege ochtend bekend ware noodzakelijkerwijs hebben moeten leiden tot de vertraging van de vlucht in kwestie. Evenmin heeft zij voldoende gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat zij de vertraging van de vlucht in kwestie, in de avond en naar een andere bestemming, niet had kunnen vermijden.
7. Nu Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De rente is als onvoldoende weersproken toewijsbaar vanaf 25 juli 2010.
8. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. Niet gesteld of gebleken is dat de door de passagiers verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
9. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 2.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 25 juli 2010 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,64
griffierecht € 207,00
salaris gemachtigde € 300,00,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.