RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 570246 CV EXPL 12-10752
datum uitspraak: 23 april 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
1. [A.], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen [B.] en [C.]
2. [D.]
te [woonplaats]
3. [E.], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen [F.] en [G.]
4. [H.]
te [woonplaats]
5. [I]
6. [J.]
te [woonplaats]
7. [K.], pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen [L.] en [M.]
te [woonplaats]
8. [N.]
9. [O.]
te [woonplaats]
hierna tezamen te noemen: de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 26 juni 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 20 december 2012 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 14 februari 2013. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben stukken en aantekeningen voor de comparitie in het geding gebracht.
De feiten
a. De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van Amsterdam naar Palma Mallorca (Spanje) op 11 juli 2010 met vertrektijd 20.30 uur (lokale tijd) en vluchtnummer HV 963, hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van 4 uur en 50 minuten opgelopen.
c. [A., B., C. en D,] hebben compensatie van Transavia gevorderd ten bedrage van € 1.000,-- in verband met voornoemde vertraging.
d. Transavia heeft geweigerd de compensatie te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 3.750,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 juli 2010 althans vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 714,-- aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met wettelijke rente;
- de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening), het Sturgeon arrest van
19 november 2009 en het Wallentin Hermann arrest van 22 december 2008. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,-- per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Transavia verzoekt om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad zich in zeven cassatieprocedures zal hebben uitgesproken over de uitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10 van 23 oktober 2012 (hierna: het Nelson-arrest). Transavia beroept zich voorts op niet ontvankelijkheid van de vordering van de minderjarige passagiers. Transavia voert daartoe aan dat bij gebreke van een rechterlijke machtiging van eiseressen 1, 3 en 7 niet bevoegd zijn om namens de minderjarige kinderen deze procedure te voeren. Transavia stelt voorts dat de eisers de bevoegdheid om op eigen naam tegen Transavia te procederen hebben prijsgegeven door mogelijke aanspraken jegens haar over te dragen aan EU Claim. Zij voert verder aan dat geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft Transavia – kort samengevat - aangevoerd dat het toestel in een goede staat van onderhoud verkeerde (aan alle onderhoudsvereisten was voldaan), was vrijgegeven voor de operatie en luchtwaardig was. Tijdens de vlucht naar Amsterdam kreeg het toestel te maken met een waarschuwing ‘bleed tripp off’ van het rechter bleed air systeem. Deze waarschuwing geeft aan dat er een te hoge temperatuur is gemeten in het bleed air systeem waardoor uit voorzorg het betreffende gedeelte van het systeem wordt uitgeschakeld. Na de landing op Amsterdam is het waarschuwingslampje ‘fuel filter bypass’ gaan branden waaruit blijkt dat er mogelijk een probleem in de brandstof toevoer via het brandstof filter is ontstaan. Als gevolg van beide vliegveiligheidsproblemen is het toestel na aankomst op Amsterdam AOG (Aircraft On Ground) en de rest van de dag niet beschikbaar om vluchten uit te voeren. Er was derhalve sprake van onverwachte vliegveiligheidsproblemen die Transavia niet kon voorkomen en waar zij evenmin daadwerkelijke invloed op kon uitoefenen.
Transavia doet tenslotte een beroep op matiging en betwist de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
1. De kantonrechter zal het verzoek van Transavia om aanhouding niet honoreren. Nu uit het Nelson-arrest - kort samengevat - ondubbelzinnig volgt dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, zijn er geen termen om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden.
2. Het beroep op de niet ontvankelijkheid wordt verworpen, omdat [M.] tijdens de procedure meerderjarig is geworden en voor de minderjarige kinderen de beschikkingen van de kantonrechter in het geding zijn gebracht met een machtiging van de (gemachtigden van de) ouders om namens de minderjarige kinderen deze procedure te voeren. Het feit dat deze beschikkingen eerst ten tijde van de comparitie van partijen in het geding zijn gebracht, doet aan deze beslissing niet af nu Transavia voldoende gelegenheid heeft gehad van de stukken kennis te nemen.
3. Het enkele feit dat de eisers aan EUclaim B.V. een volmacht hebben gegeven om de vordering namens hen te innen, betekent niet dat de eigendom van het vorderingsrecht aan EUclaim B.V. is overgedragen. Daarvoor is immers een akte van cessie vereist, en het bestaan daarvan is gesteld noch gebleken. De eisers kunnen de vordering in rechte dan ook uitsluitend zelf instellen, zodat het verweer van Transavia faalt.
4. Ten aanzien van het beroep van Transavia op buitengewone omstandigheden overweegt de kantonrechter in algemene zin als volgt. In de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich met name kunnen voordoen in geval van politieke onstabiliteit, weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen, beveiligingsproblemen, onverwachte vliegveiligheidsproblemen en stakingen die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5. Niet alle buitengewone omstandigheden geven aanleiding tot vrijstelling van de compensatieverplichting. De luchtvaartmaatschappij moet stellen en aantonen dat deze omstandigheden hoe dan ook niet voorkomen hadden kunnen worden door het treffen van maatregelen die op het tijdstip van de buitengewone omstandigheden voldoen aan voor de luchtvaartmaatschappij aanvaardbare technische en economische voorwaarden. Het moet gaan om omstandigheden waarop de luchtvervoerder geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen.
6. Het Europese Hof heeft in zijn arrest Wallentin Herman de buitengewone omstandigheid ‘onverwachte vliegveiligheidsproblemen’ nader ingevuld. Het Hof heeft geoordeeld dat technische mankementen kunnen worden beschouwd als onverwachte vliegveiligheidsproblemen. Aldus het Hof kunnen de omstandigheden die een dergelijk voorval vergezellen alleen dan als uitzonderlijk in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening worden aangemerkt, wanneer zij verband houden met een gebeurtenis die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en de luchtvaartmaatschappij hierop geen invloed kan uitoefenen wegens de aard of de oorsprong van de gebeurtenis.
7. Het Hof heeft in r.o. 24 en 25 uiteengezet welke technische problemen inherent zijn aan de normale uitvoering van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij. Het gaat om technische problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud. Deze technische mankementen vormen aldus geen uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
8. De kantonrechter verwerpt het verweer van Transavia. Daartoe is het volgende redengevend. Het Hof heeft in het Wallentin Herman arrest – op de inhoud waarvan het Hof in het Sturgeon en Nelson arrest niet is teruggekomen- bepaald dat problemen die worden vastgesteld tijdens het onderhoud van luchtvaartuigen of die het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud, inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van een luchtvaartmaatschappij en (aldus) geen uitzonderlijke omstandigheden vormen als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
9. Het Hof heeft in het Wallentin Herman arrest niet uiteengezet welke technische problemen ‘niet inherent’ zijn aan de normale uitoefening van de activiteit van de betrokken luchtvaartmaatschappij en op welke technische problemen de luchtvaartmaatschappij geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. Naar het oordeel van de kantonrechter kan niet (a contrario) uit r.o. 25 worden afgeleid dat problemen die niet tijdens het onderhoud worden vastgesteld of die niet het gevolg zijn van onvolkomenheden bij een dergelijk onderhoud wel buitengewone omstandigheden vormen. Het Hof heeft in r.o. 26 slechts aangegeven dat ‘evenwel niet kan worden uitgesloten dat technische problemen uitzonderlijke omstandigheden vormen’ en het Hof heeft voorbeelden gegeven van wanneer dit het geval zou kunnen zijn, namelijk wanneer sprake is van verborgen fabricagefouten of luchtvaartuigen die werden beschadigd door sabotage of terrorisme.
10. Gelet op (a) de tekst van r.o. 26 van het Wallentin Herman arrest -‘kan niet worden uitgesloten’-, (b) de aard van de door het Hof gegeven voorbeelden – het Hof noemt slechts van buitenkomende oorzaken – in samenhang met (c) de doelstelling van de Verordening, te weten een hoog niveau van consumentenbescherming, oordeelt de kantonrechter dat in zijn algemeenheid een technisch mankement of een indicatie daarvan, dat zich voordoet nadat het toestel is vrijgegeven –released to service– in beginsel moet worden beschouwd als inherent aan de normale uitoefening van de activiteit van de luchtvaartmaatschappij en aldus geen buitengewone omstandigheid oplevert. De kantonrechter komt mitsdien niet toe aan de beoordeling van de vraag of Transavia deze omstandigheid had kunnen voorkomen.
11. Transavia heeft ter comparitie van partijen nog aangevoerd dat ter zake het probleem met de ‘fuel filter bypass’ sprake is geweest van een fabricagefout. Dit verweer kan Transavia eveneens niet baten. Weliswaar kan een verborgen fabricagefout als buitengewone omstandigheid worden aangemerkt, maar nu is gebleken dat het toestel reeds door het probleem met het bleed air systeem buiten gebruik is geraakt, is onvoldoende aangetoond dat de vertraging het gevolg is van de aangevoerde fabricagefout.
12. Het beroep van Transavia op matiging van de forfaitaire compensatie faalt eveneens.
De Verordening heeft als doel een hoog niveau van bescherming voor luchtreizigers te bieden. In artikel 7 van de Verordening is ter wille van de rechtszekerheid en de hanteerbaarheid van het recht daartoe een forfaitaire compensatie opgenomen voor het door passagiers geleden tijdsverlies, zonder dat de passagiers hoeven te bewijzen dat zij geïndividualiseerde schade hebben geleden. In artikel 7 lid 2 van de Verordening is de mogelijkheid voor de luchtvaartmaatschappij opgenomen om die compensatie met 50% te verlagen in de in dat artikellid genoemde gevallen. Gesteld noch gebleken is dat in de onderhavige procedure van een dergelijk geval sprake is. Buiten de in artikel 7 lid 2 genoemde gevallen biedt de Verordening geen ruimte de compensatie te verlagen.
13. Nu Transavia voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom, gelet op de duur van vertraging van de vlucht, worden toegewezen.
14. Transavia betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn vanaf 11 juli 2010 omdat zij op die datum nog niet in verzuim was. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Gelet op artikel 6:83 sub b BW is de vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade terstond opeisbaar en treedt het verzuim zonder ingebrekestelling in op het moment waarop de schade geacht wordt te zijn geleden. De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is toewijsbaar. Nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk zijn betaald, zal de kantonrechter de rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.
15. De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft dit gedeelte van de vordering betwist. Gebleken is dat de namens de passagiers [A., B., C. en D,] verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een (eventueel herhaalde) aanmaning, het doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal daarom worden toegewezen, echter slechts tot het bedrag van € 150,--, het bedrag overeenkomstig de staffel van het rapport Voorwerk II behorend bij de vordering van genoemde passagiers.
16. Transavia zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De beslissing
De kantonrechter:
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 3.750,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 11 juli 2010 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 150,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 26 juni 2012 tot aan de dag van voldoening van dit bedrag;
- veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd,
dagvaarding € 90,64
griffierecht € 207,--
salaris gemachtigde € 400,--,
vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.