ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3004
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om compensatie voor vertraging van vlucht door gebrek aan bewijs van vervoersovereenkomst
In deze zaak hebben passagiers van Transavia een verzoek ingediend om compensatie voor een vertraging van hun vlucht van Alicante naar Amsterdam op 24 september 2010. De vlucht had een vertraging van 4 uur en 40 minuten, en de passagiers vorderden een schadevergoeding van € 800,-- op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia heeft echter betwist dat er een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen, en heeft de passagiers verzocht om bewijs van hun boeking te overleggen. De kantonrechter heeft op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van Transavia om de procedure aan te houden niet werd gehonoreerd. De rechter oordeelde dat het Nelson-arrest van de Hoge Raad, dat de rechten van passagiers bij vertragingen bevestigt, van toepassing is. Echter, omdat de passagiers geen bewijs van hun boeking hebben overgelegd, werd hun vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat de passagiers als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moesten worden veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.