ECLI:NL:RBNHO:2013:CA3004

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
zaak/rolnr.: 578543 CV EXPL 12-13918
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om compensatie voor vertraging van vlucht door gebrek aan bewijs van vervoersovereenkomst

In deze zaak hebben passagiers van Transavia een verzoek ingediend om compensatie voor een vertraging van hun vlucht van Alicante naar Amsterdam op 24 september 2010. De vlucht had een vertraging van 4 uur en 40 minuten, en de passagiers vorderden een schadevergoeding van € 800,-- op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia heeft echter betwist dat er een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen, en heeft de passagiers verzocht om bewijs van hun boeking te overleggen. De kantonrechter heeft op 7 mei 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het verzoek van Transavia om de procedure aan te houden niet werd gehonoreerd. De rechter oordeelde dat het Nelson-arrest van de Hoge Raad, dat de rechten van passagiers bij vertragingen bevestigt, van toepassing is. Echter, omdat de passagiers geen bewijs van hun boeking hebben overgelegd, werd hun vordering afgewezen. De rechter oordeelde dat de passagiers als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moesten worden veroordeeld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 578543 CV EXPL 12-13918
datum uitspraak: 7 mei 2013
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
inzake
1. [A.]
2. [B.]
te [woonplaats]
hierna tezamen te noemen: de passagiers
gemachtigde E.S.A. Wiggers
tegen
de commanditaire vennootschap
TRANSAVIA AIRLINES C.V.
te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers
De procedure
De passagiers hebben Transavia gedagvaard op 6 augustus 2012. Transavia heeft schriftelijk geantwoord. De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 31 januari 2012 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 18 maart 2013. De passagiers hebben aantekeningen in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht. De passagiers en Transavia hebben nog stukken in het geding gebracht.
De feiten
a. Op 24 september 2010 heeft Transavia een vlucht van Alicante (Spanje) naar Amsterdam met vluchtnummer HV 6144 uitgevoerd, hierna: de vlucht.
b. De vlucht heeft een vertraging van 4 uur en 40 minuten opgelopen.
c. De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd ten bedrage van in totaal
€ 800,-- in verband met voornoemde vertraging.
d. Transavia heeft geweigerd de compensatie te betalen.
De vordering
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 800,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 september 2010 althans vanaf de dag van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 178,50 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met wettelijke rente;
- de proceskosten vermeerderd met wettelijke rente.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening), het Sturgeon arrest van
19 november 2009 en het Wallentin Hermann-arrest van 22 december 2008. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,-- per passagier.
Het verweer
Transavia betwist de vordering. Primair heeft Transavia verzocht om de procedure aan te houden totdat de Hoge Raad zich in zeven cassatieprocedures zal hebben uitgesproken over de uitspraak van het Hof in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10 van 23 oktober 2012 (hierna: het Nelson-arrest). Transavia betwist voorts dat tussen de passagiers en Transavia een vervoersovereenkomst tot stand is gekomen bij gebreke waarvan de passagiers niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vordering. Zij heeft voorts – kort samengevat – aangevoerd dat geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft Transavia betoogd dat als gevolg van een staking bij de luchtverkeersleiding in Frankrijk op 23 september 2010 het vliegtuig dat de onderhavige vlucht zou uitvoeren pas in de ochtend van
24 september 2010 in Amsterdam is gearriveerd waardoor de vluchten die voor deze dag op dit vliegtuig gepland stonden vertraging hebben opgelopen. Transavia doet tenslotte een beroep op matiging en betwist de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten.
De beoordeling
1. De kantonrechter zal het verzoek van Transavia om aanhouding niet honoreren. Nu uit het Nelson-arrest - kort samengevat - ondubbelzinnig volgt dat het Sturgeon-arrest als geldend recht dient te worden beschouwd, zodat de passagiers ook bij vertraging van een zekere duur recht op compensatie kunnen hebben, zijn er geen termen om de uitspraak in de onderhavige zaak aan te houden.
2. Transavia weerspreekt dat een vervoersovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Het had daarom op de weg van de passagiers gelegen de bevestigde boeking dan wel een ander bewijs dat de boeking is aanvaard of geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij over te leggen. Nu de passagiers dit hebben nagelaten is - gelet op de betwisting daarvan door Transavia - niet gebleken dat de vordering onder de werkingssfeer van de Verordening zoals vastgelegd in artikel 3 van de Verordening valt. De vordering van de passagiers zal daarom worden afgewezen.
3. De passagiers zullen als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Daarbij worden de passagiers ook veroordeeld tot betaling van € 50,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten die aan de kant van Transavia tot en met vandaag worden begroot op € 200,00 aan salaris gemachtigde en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 50,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt en verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.I.V. Scherpenhuijsen Rom en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.