ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1161

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 mei 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
C/15/201079 / HA RK 13/14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft Butreco B.V. op 6 maart 2013 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. S.K.A. Efstratiades, de rechter in een aanhangige bestuursrechtelijke procedure. De wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland heeft op 17 mei 2013 uitspraak gedaan over dit verzoek. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om geen uitstel te verlenen een procesbeslissing is, die niet inhoudelijk kan worden beoordeeld door de wrakingskamer. De wrakingskamer benadrukte dat alleen in uitzonderlijke gevallen, waarin een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid van de rechter bestaat, een wrakingsverzoek kan worden toegewezen. In dit geval was er geen sprake van zodanige omstandigheden. Verzoekster had aangevoerd dat de afwijzing van haar uitstelverzoek de schijn van partijdigheid tegen de rechter wekte, maar de wrakingskamer oordeelde dat deze vrees niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank wees het verzoek om wraking af en bepaalde dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet moest worden. Tevens werd het verzoek van de wederpartij om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de Algemene wet bestuursrecht hierin niet voorziet. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de wrakingskamer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Wrakingskamer
zaaknummer: C/15/201079 / HA RK 13/14
datum beslissing: 17 mei 2013
Op verzoek van:
Butreco B.V.,
gevestigd te Bussum, verzoekster,
gemachtigde: H.M. van Vliet.
1. Procesverloop
1.1 Bij schriftelijk verzoek van 6 maart 2013 heeft verzoekster de wraking verzocht van mr. S.K.A. Efstratiades, hierna te noemen: de rechter, in de bij deze rechtbank, sector bestuursrecht, aanhangige zaak met zaaknummer 12/2699, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2 De rechter heeft niet berust in de wraking. Desgevraagd heeft de rechter op 4 april 2013 schriftelijk gereageerd op vragen van de rechtbank van 4 april 2013. De vragen en het antwoord zijn naar de gemachtigde van verzoekster gestuurd.
1.3 Verzoekster, de wederpartij, te weten de inspecteur van de belastingdienst Utrecht-Gooi, kantoor Amersfoort, en de rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 5 april 2013. Verzoekster en de rechter hebben, met bericht, te kennen gegeven geen gebruik te maken van de geboden gelegenheid. Ter zitting is namens de wederpartij [A] verschenen.
1.4 De rechtbank heeft het onderzoek geschorst teneinde verzoekster in de gelegenheid te stellen uiterlijk op 22 april 2013 schriftelijk te reageren op de reactie van rechter S. Efstratiades naar aanleiding van de door de rechtbank gestelde vragen. Ter informatie is de pleitnota van verweerder aan de gemachtigde van verzoekster gestuurd.
1.5 Namens verzoekster is niet gereageerd. Hierop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
2. Beoordeling
2.1 Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn. Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
2.2 Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek aangevoerd dat haar verzoek om uitstel ten onrechte is afgewezen. De reden voor het verzoek om uitstel is een omstandigheid die uitstel rechtvaardigt. Uit het voorgaande volgt dat de rechter de schijn tegen heeft onbevooroordeeld te kunnen oordelen over de hoofdzaak, waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
2.3 Bij schrijven gedateerd 23 februari 2013, binnengekomen bij de rechtbank op 25 februari 2013, heeft verzoekster de rechtbank verzocht om uitstel van de zitting in de hoofdzaak op 7 maart 2013, met de volgende reden: ”Door hartritmestoringen bij de persoon die voor 23 februari 2013 informatie zou aanleveren die van belang is voor het verweer van belanghebbende in deze zaak, is die aanlevering niet mogelijk gebleken.”
2.4 De griffier heeft verzoekster vervolgens op 26 februari 2013 laten weten dat de rechtbank slechts in uitzonderlijke omstandigheden uitstel verleent en dat de reden waarom verzoekster om uitstel vraagt niet onder deze uitzonderlijke omstandigheden valt. Desgevraagd heeft de rechter het volgende geantwoord: “De reden dat na het eerste verzoek wel uitstel werd verleend, ondanks dat dat verzoek geen opgave van redenen bevatte, is gelegen in de voor het bestuursrecht geldende wet- en regelgeving (o.a. de Procesregeling bestuursrecht 2010) met betrekking tot verzoeken die worden gedaan binnen een week na de uitnodiging voor de zitting. M.b.t. het tweede verzoek kan ik u meedelen dat de daarin vermelde reden - na weging van alle belangen - de rechtbank niet ertoe heeft genoopt de zitting geen doorgang te laten vinden. Alle procesbeslissingen worden genomen onder verantwoordelijkheid van de betreffende rechter/rechters. M.b.t. het beroep dat de heer [B] heeft ingesteld namens Butreco BV ben ik dat derhalve geweest.”
2.5 Naar het oordeel van de wrakingskamer is de beslissing om geen uitstel te verlenen een procesbeslissing. De vraag of een procesbeslissing inhoudelijk al of niet juist moet worden geacht, leent zich niet voor een oordeel door de wrakingskamer en kan slechts in hoger beroep worden getoetst. Alleen indien de beslissing een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij hem bestaande vrees daarvoor naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Deze situatie doet zich naar het oordeel van de wrakingskamer echter niet voor.
2.6 De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren evenmin grond op voor het oordeel dat de bij verzoekster bestaande vrees voor partijdigheid van de rechter in de hoofdzaak objectief gerechtvaardigd is. De enkele omstandigheid dat een rechter een uitstelverzoek afwijst, kan niet gerekend worden tot feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.7 Nu de aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond voor wraking vormen, zal de rechtbank het desbetreffende verzoek afwijzen.
2.8 De wederpartij heeft ter zitting verzocht om vergoeding van proceskosten die verband houden met de onderhavige wrakingprocedure. De wrakingskamer wijst dit verzoek af, nu de Algemene wet bestuursrecht hierin niet voorziet.
2.9 De wederpartij heeft ook gevraagd om een vergoeding van de kosten in verband met het ten onrechte verschijnen ter zitting in de hoofdzaak. Naar het oordeel van de wrakingskamer is voor een beslissing omtrent deze door de wederpartij gevraagde kosten binnen deze procedure geen plaats, omdat het gaat om kosten van de hoofdzaak.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1 wijst het verzoek om wraking af;
3.2 beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartij een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
3.3 beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Mateman, voorzitter, en mrs. J.M. Janse van Mantgem en mr. J.I. de Vreese-Rood, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2013 in tegenwoordigheid van drs. A.M. Jones als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.