ECLI:NL:RBNHO:2013:CA0063

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 april 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
AWB 13/1836
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake beëindiging uitkering op basis van weigering medewerking huisbezoek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 23 april 2013 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.P. Spanjer, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede, dat zijn uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 23 maart 2013 had beëindigd. Dit besluit was genomen omdat verzoeker op 13 maart 2013 had geweigerd medewerking te verlenen aan een huisbezoek, wat volgens verweerder noodzakelijk was om het recht op bijstand vast te stellen.

Tijdens de zitting werd de vraag besproken of er een redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek. De voorzieningenrechter oordeelde dat dit het geval was, gezien de activiteiten van verzoeker op internet die aanleiding gaven tot het huisbezoek. Verzoeker had tijdens het gesprek op 13 maart 2013 verklaard niet of nauwelijks iets via internet te verkopen, maar verweerder had behoefte aan controle van deze verklaring.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker op 13 maart 2013 inderdaad had geweigerd mee te werken aan het huisbezoek. Ondanks verzoekers stelling dat hij niet had geweigerd, was er volgens de voorzieningenrechter sprake van een weigering, omdat verzoeker een afspraak had gemaakt die hem verhinderde om het huisbezoek te laten plaatsvinden. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder terecht had gesteld dat verzoeker niet had meegewerkt aan het huisbezoek en dat dit een voldoende grondslag vormde voor de beëindiging van de Wwb-uitkering.

Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter merkte op dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, met de griffier P.M. van der Pol aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 13/1836
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 23 april 2013
in de zaak van:
[naam]
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker,
gemachtigde mr. M.P. Spanjer
tegen
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede,
verweerder.
Bij besluit van 21 maart 2013, verzonden 22 maart 2013, (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) beëindigd per 23 maart 2013, omdat verzoeker op 13 maart 2013 heeft geweigerd mee te werken aan een huisbezoek, zodat het recht op bijstand niet is vast te stellen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft voorts de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. A.E. Hopman. Voorts was ter zitting aanwezig A.M. van Outvoorst, werkzaam bij verweerders gemeente.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.
Beslissing
De voorzieningenrechter heeft:
- het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Gronden van de beslissing
1. Ter zitting is de vraag aan de orde gekomen of er op 13 maart 2013 een redelijke grond bestond voor het afleggen van een huisbezoek bij verzoeker. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Ook al moet worden aangenomen dat verzoeker in het gesprek op die datum alle vragen naar eer en geweten heeft beantwoord, dan nog was het afleggen van een huisbezoek gerechtvaardigd. Immers, uit onderzoek was naar voren gekomen dat er op internet nogal wat activiteiten waarneembaar waren die aan verzoeker konden worden gekoppeld. Hierdoor was het voor verweerder noodzakelijk om verzoekers verklaring dat hij niet of nauwelijks iets via internet heeft verkocht, op waarheid te kunnen controleren.
2. Voorts is ter zitting de vraag naar voren gekomen of verzoeker op 13 maart 2013 heeft geweigerd mee te werken aan een huisbezoek. Verzoekers stelling is dat hij dit niet heeft geweigerd. De voorzieningenrechter is echter van oordeel dat van een weigering wel degelijk sprake is. Aan het eind van het gesprek op 13 maart 2013 hebben de medewerkers van de sociale recherche aan verzoeker medegedeeld dat zij onmiddellijk bij hem een huisbezoek wilden afleggen. In de uitnodiging voor het gesprek op 13 maart 2013 had verweerder onder meer opgenomen dat het gesprek ten minste een uur zou duren. Verzoeker kon er dus rekening mee houden dat het gesprek wel eens langer zou kunnen duren. Bij deze stand van zaken was het van verzoeker niet handig om op 13 maart 2013 voor 11.30 uur een afspraak te maken bij een garage in [plaatsnaam]. Verzoeker heeft ter zitting verklaard dat hij deze afspraak al enige keren had uitgesteld en dat hij eraan hecht zijn afspraken na te komen. Verweerder heeft ter zitting betoogd dat niet valt in te zien waarom verzoeker zijn auto niet enkele uren later had kunnen laten overschrijven en had kunnen ophalen.
3. Voorts heeft verweerder aangegeven dat hij in de regel niet wil meewerken aan een uitstel van een huisbezoek. Bovendien heeft verweerder verklaard dat het niet gebruikelijk is om – voor zover verzoeker dit al zou hebben toegestaan - een huisbezoek te laten plaatsvinden buiten aanwezigheid van de betrokkene.
4. Het voorgaande brengt naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter met zich dat verweerder zich terecht en op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat verzoeker op 13 maart 2013 niet heeft meegewerkt aan een huisbezoek en dat hij hierdoor heeft gehandeld in strijd met de inlichtingenverplichting. Dit vormde een voldoende grondslag voor beëindiging van verzoekers Wwb-uitkering.
5. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, bestaat er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
6. De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Uitgesproken in het openbaar op 23 april 2013 te Haarlem door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van P.M. van der Pol, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden: