RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Parketnummer: 15/713089-13 en 14-811025-12 (TUL)
Uitspraakdatum: 6 mei 2013
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 april 2013 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum en –plaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E. van Doorn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. P.B. Spaargaren, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 06 januari 2013 tot en met 13 januari 2013 in de gemeente Medemblik en/of in de gemeente Egmond en/of in de gemeente Schagen en/of te De Rijp, gemeente Graft-De Rijp, ter voorbereiding van het/de met (een) ander(en) te plegen misdrijf/misdrijven, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging, als bedoeld in artikel 312 lid 1 en lid 2 onder sub 2 Wetboek van Strafrecht en/of afpersing in vereniging, als bedoeld in artikel 317 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafrecht (op een pand van een edelsmid/juwelier, gelegen aan [adres en woonplaats) voornoemd),
opzettelijk tezamen en in vereniging met een of meerdere van zijn mededader(s)
- een (sport)tas en/of
- een of twee mes(sen), althans (een) scherp(e) en/of puntig(e) voorwerp(en) en/of
- een bivakmuts, althans een voor vermomming geschikt voorwerp en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en/of
- handschoenen en/of
- (zwarte) kleding en/of
- ducktape en/of
- een voertuig (personen]auto) en/of
- (een) valse kentekenpla(a)t(en), bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrjf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. partiële vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman van verdachte, van oordeel dat niet kan worden bewezen hetgeen aan verdachte onder het vierde gedachtenstreepje ten laste is gelegd, te weten: -‘een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad.’ Verdachte moet van dit onderdeel worden vrijgesproken.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 21 januari 2013 (dossierpagina 280 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 22 januari 2013 (dossierpagina 291 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 22 januari 2013 (dossierpagina 315 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2] d.d. 23 januari 2013 (dossierpagina 334 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 23 januari 2013 (dossierpagina 350 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 29 januari 2013 (dossierpagina 359 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 februari 2013, analyse uitlezen sony Xperia [medeverdachte 3] (dossierpagina 69 e.v.);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2013, analyse uitlezen BlackBerry [verdachte] (dossierpagina 88 e.v.).
3.4 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 8 januari 2013 in de gemeente Medemblik en/of in de gemeente Egmond en/of in de gemeente De Rijp, gemeente Graft-De Rijp, ter voorbereiding van het met anderen te plegen misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, op een edelsmid/juwelier zaakdoend aan [adres en woonplaats] voornoemd, opzettelijk tezamen en in vereniging met zijn mededaders
- een sporttas en
- een mes en
- een muts, en
- handschoenen en
- zwarte kleding en
- ducktape en
- een personenauto, en
- valse kentekenplaten,
bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Voorbereiding van diefstal met geweldpleging, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
Voorbereiding van afpersing, terwijl het feit gepleegd wordt door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met hieraan gekoppeld reclasseringscontact met de in het rapport opgesomde bijzondere voorwaarden waaronder elektronisch toezicht voor de duur van maximaal 6 maanden. De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met een beoordeling van enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte in een recente strafzaak en zij heeft voorts – in tweede termijn – haar oorspronkelijke eis van 24 maanden gematigd in verband met een hierna te noemen vormverzuim.
Ook heeft de officier van justitie de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
Wat betreft de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de officier van justitie voorgesteld de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf van 180 uur.
Ten aanzien van de gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de officier van justitie tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden gevorderd.
6.2 Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht in deze zaak het minderjarigenstrafrecht toe te passen, nu verdachte ten tijde van het feit de leeftijd van 18 jaar en twee manden had bereikt en nu uit een multidisciplinair onderzoek d.d. 27 juli 2012, uitgevoerd door de zogenaamde Forca van Teylingereind in het kader van een vorige strafzaak, blijkt dat de verdachte een achterstand heeft op zijn leeftijdsgenoten en jong is voor zijn kalenderleeftijd.
Subsidiair heeft de raadsman om aanhouding van de zaak verzocht, teneinde nader onderzoek te doen verrichten naar de persoon van verdachte, waarbij met name zou moeten worden onderzocht of het uit gedragsdeskundig oogpunt aangewezen is deze verdachte ondanks zijn meerderjarigheid als minderjarige te berechten, aldus de raadsman.
In het kader van de strafmaat heeft de raadsman van verdachte de rechtbank verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte, nadat diens vader naar de politie is gestapt omdat hij zijn zoon via de telefoon over een overval hoorde spreken, volledig heeft meegewerkt met het onderzoek en tegen de medeverdachten heeft gezegd dat hij niet meer meedeed. Door deze opstelling van de verdachte zijn de overige verdachten aangehouden en is de verdere verwezenlijking van het beraamde delict voorkomen.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat zijn cliënt tot tweemaal toe als getuige is gehoord, zonder dat hem vooraf de cautie was gegeven, terwijl hij toen reeds als verdachte was aangemerkt. Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat zijn cliënt niet binnen 6 uur in verzekering is gesteld. De raadsman stelt zich op het standpunt dat in beide gevallen sprake is van vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek en dat dit dient te leiden tot strafvermindering.
De raadsman heeft bepleit aan de verdachte een forse werkstraf met een voorwaardelijk deel op te leggen. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de raadsman verlenging van de proeftijd danwel omzetting in een werkstraf bepleit.
De raadsman heeft voorts afwijzing verzocht van de vordering tot gevangenneming en gepleit voor de dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringscontact zodat direct na de uitspraak de bijzondere voorwaarden van start kunnen gaan. Tot slot verzoekt de raadsman de rechtbank rekening te houden met het feit dat zijn cliënt in de vorige strafzaak enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek
Ten aanzien van het verweer dat verdachte tweemaal als getuige is gehoord terwijl aan hem niet de cautie was gegeven overweegt de rechtbank dat dit inderdaad een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv oplevert. De rechtbank zal dientengevolge deze verklaringen niet voor het bewijs gebruiken. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat verdachte door het verzuim enig nadeel heeft ondervonden zal de rechtbank bij het bepalen van de strafmaat hieraan verder geen consequenties verbinden.
Ten aanzien van het verweer dat verdachte te laat in verzekering is gesteld overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte is op maandag 21 januari 2013 om 11.05 overeenkomstig art. 61 Sv opgehouden voor onderzoek voor de duur van 6 uren. Om 16.40 uur-derhalve tijdig- is hij gehoord in het kader van de inverzekeringstelling. De beslissing tot inverzekeringstelling is om 17.45 uur -derhalve 40 minuten te laat- genomen. Gelet op het feit dat niet gesteld of gebleken is dat verdachte hiervan enig nadeel heeft ondervonden zal de rechtbank geen consequenties verbinden aan de geconstateerde termijnoverschrijding.
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn mededaders voorbereidingen getroffen tot het plegen van een gewapende overval op een juwelier. De overval is uitvoerig besproken. Er is afgesproken wie er zou rijden en wie wat ongeveer zou krijgen van de buit. Ook is besproken dat de juwelier bij binnenkomst direct zou worden vastgetaped en wat de te rijden vluchtroute zou zijn. Verdachten hebben onder andere een mes, muts, handschoenen, zwarte kleding, ducktape, een voertuig en valse kentekenplaten geregeld. Voor zij naar binnen gingen hebben zij zich in zwarte kleding gehuld. Op het moment waarop verdachte en zijn medeverdachten uit de auto stapten en naar de juwelier toeliepen teneinde deze te overvallen bleek echter dat de juwelier was gesloten. Dat het slechts bij voorbereidingshandelingen is gebleven is derhalve niet aan verdachte te danken.
Hoewel verdachten het plan hadden om het wellicht nog een keer te proberen is dit door voortvarend optreden van de vader van verdachte, die op tijd de politie inlichtte, voorkomen.
De rechtbank weegt in haar oordeel mee dat verdachte samen met zijn ouders volledige medewerking aan het onderzoek heeft verleend.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 maart 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld.
- Het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 19 april 2013 van M.
Palatta als reclasseringsmedewerker verbonden aan Leger des Heils, Jeugdzorg & Reclassering Amsterdam. Hij heeft het delict gepleegd daar hij geld nodig had voor de inrichting van zijn huis. Verdachte heeft een lopend toezicht voor een delict waarvoor hij in augustus 2012 is veroordeeld. Gedurende dit toezicht is verdachte gerecidiveerd en heeft hij ook enkele bijzondere voorwaarden overtreden. Het recidive risico wordt ingeschat als hoog gezien de beperkte inzicht van verdachte met betrekking tot de gevolgen van de gepleegde delicten. Verdachte heeft nog steeds contact met vrienden die criminaliteit plegen. Verdachte is het niet eens met het advies van elektronisch toezicht.
Ter terechtzitting d.d. 22 april 2013 heeft verdachte echter aangegeven dat hij zich aan alle gestelde voorwaarden zal houden, ook aan het elektronisch toezicht. De heer Palatta heeft ter terechtzitting aangegeven blij te zijn dat verdachte thans wel mee wenst te werken en onderschrijft het advies als in het rapport gegeven.
- Het op verzoek van de raadsman aan onderhavig dossier gevoegde klinisch multidisciplinair onderzoek, opgesteld door Forensisch Centrum Teylingereind, d.d. 27 juli 2012.
De rechtbank ziet geen aanleiding het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Niettegenstaande de hierna weer te geven overwegingen omtrent de persoon van de verdachte en de mate van toerekeningsvatbaarheid acht de rechtbank de persoon van de verdachte, niet zodanig afwijkend van zijn leeftijdgenoten dat toepassing zou moeten worden gegeven aan 77c wetboek van strafrecht.
De rechtbank is van oordeel dat voormelde pro justitia rapportage van Teylingereind ook thans nog actueel kan worden geacht, nu het rapport tien maanden geleden is opgemaakt ten aanzien van onder meer een soortgelijk feit als het onderhavige en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte niet ingrijpend gewijzigd lijken te zijn. De rechtbank is van oordeel dat het opnieuw laten onderzoeken van de persoon van verdachte op dit vlak niet zodanig nieuwe inzichten zal voortbrengen dat dit een aanhouding van het onderzoek zou rechtvaardigen. Het subsidiaire verzoek van de raadsman wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank neemt de conclusie uit het pro justitia rapport d.d. 27 juli 2012, inhoudende dat verdachte ten aanzien van twee van de destijds ten laste gelegde feiten enigszins verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht, over.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat rekening gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en vindt daarin aanleiding ten voordele van verdachte af te wijken van de straf die normaal gesproken ten aanzien van soortgelijke misdrijven pleegt te worden opgelegd.
Voorts houdt de rechtbank er rekening mee dat het door de officier van justitie gevorderde en op te leggen elektronisch toezicht een ernstige vorm van vrijheidsbeperking inhoudt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
7. Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van 29 augustus 2012 in de zaak met parketnummer 14/811025-12 heeft de meervoudige kamer te Alkmaar verdachte ter zake van
- de voortgezette handeling van afpersing en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd in de voor de nachtrust bestemde tijd en op de openbare weg;
- openlijke in vereniging geweld plegen tegen personen;
- mishandeling,
veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 13 september 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijk opgelegde straf zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 180 uren. De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, maar zal daarbij bepalen dat de opgelegde gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen aantal uren.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 14a, 14b, 14c, 14e, 22c, 22d, 46, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
9. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 182 (honderd en twee en tachtig) dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte groot 180 (honderd en tachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde een proeftijd zich aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- wordt gecontroleerd door middel van elektronisch toezicht voor de duur van maximaal 6 (zes) maanden
- zich gedurende de proeftijd bij reclassering Alkmaar, zal melden en zich zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, ook indien dit inhoudt:
o dat verdachte zich begeleidbaar opstelt naar de verschillende hulpverleningsorganisaties die betrokken zijn bij de begeleiding;
o dat verdachte wordt begeleid door de Brijder verslavingszorg met betrekking tot zijn verslavingsprobleem en op het gebruik van alcohol en drugs wordt gecontroleerd;
o verdachte abstinent is van drugs;
o verdachte zal wonen in een woonvorm van Matera Cura, intensieve begeleiding cq hulp en steun;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Alkmaar noodzakelijk oordeelt.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van 60 (zestig) uren taakstraf, bestaande uit een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 14/811025-12, met dien verstande dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Alkmaar d.d. 29 augustus 2012, wordt opgelegd een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
Wijst af de vordering tot gevangenneming van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. M.L.M. van der Voet en mr. E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E. Boes,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 mei 2013.
Mrs. Van der Voet en Groenendaal zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.