ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ9350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 maart 2013
Publicatiedatum
22 juni 2013
Zaaknummer
119056 / ES RK 10-466
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van omgangsrecht en vaststelling hoofdverblijfplaats minderjarige in echtscheidingszaak

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 13 maart 2013 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, waarbij de omgangsregeling en de hoofdverblijfplaats van hun minderjarige kinderen ter discussie stonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel contact met beide ouders in de regel in het belang van een minderjarige is, in dit specifieke geval het verzoek van de man om omgang met minderjarige 1 werd afgewezen. Uit het raadsonderzoek bleek dat omgang met de man ernstige nadelen zou opleveren voor de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van minderjarige 1, wat in strijd is met zijn zwaarwegende belangen. De rechtbank heeft daarom besloten het recht op omgang met minderjarige 1 voor de duur van een jaar te ontzeggen aan de man.

Wat betreft minderjarige 2 heeft de rechtbank geoordeeld dat zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw moet worden vastgesteld. De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld waarbij minderjarige 2 eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de man verblijft, evenals de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen. Daarnaast zal minderjarige 2 één woensdagmiddag in de veertien dagen bij de man verblijven. De rechtbank heeft benadrukt dat de huidige (woon)situatie van minderjarige 2 moet worden voortgezet, gezien zijn behoefte aan rust en duidelijkheid.

De rechtbank heeft ook de voorlopige kinderbijdrage van € 213,00 per kind per maand definitief vastgesteld, nu de omstandigheden niet zijn gewijzigd ten opzichte van de eerdere beschikking. De rechtbank heeft partijen aangespoord om hun onderlinge communicatie te verbeteren en hun ouderverantwoordelijkheid serieus te nemen, zodat de situatie van de kinderen kan verbeteren. De uitspraak is gedaan door mr. J.L. Roubos, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Privaatrecht
Sectie Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: 119056 / ES RK 10-446
Datum: 13 maart 2013
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te Hoorn,
verzoekende tevens verwerende partij,
advocaat mr. P.J.M. Fens,
tegen:
[naam vrouw],
wonende te Wognum, gemeente Medemblik,
gerekwestreerde tevens verzoekende partij,
advocaat mr. J.J.C. Engels, voorheen mr. C.P.M. Engels.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank Alkmaar heeft bij beschikking van 8 september 2011 tussen partijen reeds de echtscheiding uitgesproken. De zaak is aangehouden met betrekking tot de in geschil zijnde nevenvoorzieningen.
Op 9 februari 2012 heeft de rechtbank in deze zaak een beschikking gegeven, waarbij - voor zover thans van belang - is bepaald dat de minderjarige [naam kind 1](hierna:[kind 1]), geboren te Alkmaar op [geboortedatum 1], zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben. Verder is, totdat zo nodig nader zal zijn beslist, bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige [kind 1]] en de minderjarige [naam kind 2] (hierna: [kind 2]]), geboren te Alkmaar op [geboortedatum 2], aan de vrouw telkens bij vooruitbetaling zal voldoen [euro] 213,00 per kind per maand. De verdere behandeling met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [kind 1]] en [kind 2]] is aangehouden in afwachting van rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar (hierna: de Raad).
Bij de stukken in het dossier bevindt zich een rapport en advies van de Raad van 20 juli 2012.
Bij beschikking van 7 augustus 2012 zijn [kind 2]] en [kind 1]], op verzoek van de Raad, voor de duur van een jaar onder toezicht van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (hierna: BJZ) gesteld.
Bij vonnis in kort geding van 30 augustus 2012 is de vordering van de man, om vooruitlopend op de voortgezette behandeling in de bodemprocedure, alvast de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij hem te bepalen, afgewezen.
Bij vonnis in kort geding van 7 september 2012 is de man, voor zover thans van belang, op vordering van de vrouw, veroordeeld om zijn verdere medewerking te verlenen aan de beschikkingen voorlopige voorzieningen van 1 april 2010 en 26 mei 2011, alsmede aan de tot en met augustus 2012 uitgevoerde omgangsregeling, en is de man bevolen om [kind 2]] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis af te geven aan de vrouw.
Van de zijde van de vrouw zijn bij bericht van 2 oktober 2012 nog nadere stukken in het geding gebracht.
Van de zijde van de man zijn bij bericht van 5 oktober 2012 nog nadere stukken in het geding gebracht.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2012. Door de rechtbank is ter zitting beslist dat de behandeling van de zaak voor de duur van twee maanden zal worden aangehouden in afwachting van een aanvullend rapport van de Raad.
Bij brief, ingekomen bij bericht van 17 oktober 2012, heeft mr. Fens het verzoek ten aanzien van [kind 1]] gewijzigd, in die zin dat aan de man het recht op omgang met [kind 1]] wordt ontzegd voor de duur van een jaar.
De rechtbank heeft op 12 december 2012 het aanvullend rapport en advies van 11 december 2012 ten aanzien van [kind 2]] van de Raad ontvangen.
De voortgezette mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 februari 2013, waar zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door mr. Fens en de man, bijgestaan door mr. J.J.C. Engels. Verder zijn verschenen de gezinsvoogden mevrouw [naam 1] en mevrouw [naam 2], van BJZ en mevrouw [naam 3], namens de Raad.
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK
1. Beslispunten
De rechtbank neemt hier over hetgeen is opgenomen en overwogen in de beschikking van 9 februari 2012. Thans dient nog te worden beslist over de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met betrekking tot [kind 1]] en [kind 2]]. Met inachtneming van de beslissingen op voornoemde punten, dient bezien te worden of de voorlopig bepaalde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van [kind 1]] en [kind 2]] van [euro] 213,00 per kind per maand aanpassing behoeft, dan wel definitief kan worden vastgesteld.
2. Hoofdverblijfplaats en verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
De rechtbank ziet aanleiding eerst de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna ook: zorgregeling of omgang) ten aanzien van [kind 1]] te bespreken alvorens in te gaan op de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [kind 2]].
[kind 1]]
2.1. De man heeft verzocht een omgangsregeling tussen hem en [kind 1]] vast te stellen. De rechtbank heeft de Raad gevraagd hieromtrent te adviseren. Uit het raadsonderzoek is gebleken dat bij [kind 1]] onvoldoende draagkracht bestaat om contact met zijn vader te hebben. De Raad concludeert dan ook dat contact tussen [kind 1]] en de man thans in strijd met de zwaarwegende belangen van [kind 1]] moet worden geacht. De vrouw onderschrijft het advies van de Raad van 20 juli 2012, inhoudende dat de man het recht op omgang met [kind 1]] gedurende een jaar wordt ontzegd. Daarom heeft de vrouw verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat aan de man het recht op omgang wordt ontzegd gedurende een jaar. De man heeft ter zitting van 16 oktober 2012 verklaard dat hij instemt met ontzegging van contact met [kind 1]], nu hij de belangen van [kind 1]] voorop wil stellen.
2.2. Hoewel contact met beide ouders in de regel in het belang van een minderjarige is, en dit ook als uitgangspunt in de wet is opgenomen, ziet de rechtbank in dit geval aanleiding het verzoek van de man af te wijzen en hem het recht op omgang te ontzeggen. Uit het raadsonderzoek blijkt immers dat omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van [kind 1]], dan wel anderszins in strijd is met zijn zwaarwegende belangen. Beide partijen hebben de conclusies van de Raad onderschreven.
Ter voorlichting aan partijen merkt de rechtbank nog op dat uit de uitspraak van de Hoge Raad van 27 februari 2009 (LJN: BG5045) volgt dat aan een dergelijke beslissing geen termijn hoeft te worden verbonden, nu zo'n beslissing naar haar aard tijdelijk is. Een ouder kan zich in geval van wijziging van omstandigheden en in ieder geval na ommekomst van een jaar na de rechterlijke uitspraak opnieuw tot de rechter wenden met een verzoek om omgang.
[kind 2]]
2.3. De vrouw verzoekt de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij haar vast te stellen en een zorgregeling te bepalen. De man verzoekt de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij hem vast te stellen en een zorgregeling te bepalen.
De Raad heeft op 20 juli 2012 en 11 december 2012 rapport en advies uitgebracht.
Het rapport van 20 juli 2012 vermeldt - kort samengevat - dat [kind 2]] signalen toont dat hij last ondervindt van de echtscheiding. Hij is boos, prikkelbaar, heeft stemmingsklachten en krijgt letterlijk buikpijn van het voortduren van de ruzies tussen zijn ouders. De Raad, de ouders, de school en Parlan herkennen een loyaliteitsconflict bij [kind 2]]. Hierdoor schat de Raad de draagkracht van [kind 2]] laag in. [kind 2]] heeft naast basale zorg en veiligheid een stabiele thuissituatie met een eigen plekje nodig, waarin continuïteit en duidelijkheid wordt geboden en onbelast contact met beide ouders mogelijk is. Omdat [kind 2]] geen eigen plekje heeft bij de vrouw thuis waar hij zich even kan terugtrekken, en de vrouw [kind 2]] niet de aandacht en de bevestiging kan bieden die hij nodig heeft, is het advies van de Raad in dit rapport om de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij de man te bepalen en een ruime omgangsregeling met de vrouw vast te stellen.
Blijkens het rapport van 11 december 2012 ziet de Raad de verstoorde communicatie en gebrekkige samenwerking tussen de man en de vrouw nog steeds als de grootste belemmering. De ouders hebben geen vertrouwen in elkaar als opvoeder en tonen geen respect naar elkaar toe. [kind 2]] lijdt hier enorm onder. Inmiddels is bekend dat de "aanvallen" die [kind 2]] in de zomer van 2012 heeft gehad geen insulten zijn geweest, maar het gevolg van alle spanningen. Omdat BJZ aangeeft nog niet genoeg zicht te hebben op de thuissituatie bij zowel de man als de vrouw om een goed advies te geven over de hoofdverblijfplaats, wil BJZ de hoofdverblijfplaats voorlopig bij de vrouw laten. De Raad acht zich genoodzaakt zich hierachter te scharen. De ouders kunnen beiden de verzorging van [kind 2]] aan. De vrouw is emotioneel minder sterk, maar is beter dan de man in staat de andere ouder ruimte te geven en zij heeft zich meer flexibel getoond in de omgang dan de man. Daarnaast heeft de vrouw inmiddels grotere woonruimte met een eigen kamer voor [kind 2]] en krijgt de meervoudig gehandicapte broer Nick hulp, waardoor [kind 2]] minder last van hem ervaart. De Raad acht het in het belang van [kind 2]] de huidige situatie te handhaven en adviseert daarom de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij de vrouw te bepalen en een weekendregeling vast te stellen conform de huidige regeling, waarbij [kind 2]] eenmaal in de veertien dagen in de even weken van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de man verblijft en de vrouw [kind 2]] naar de man brengt en de man [kind 2]] weer terugbrengt naar de vrouw. En voorts (indien de man dit ook ziet zitten) te bepalen dat [kind 2]] elke woensdagmiddag van 12.30 uur tot donderdagochtend bij de man verblijft, waarbij de man [kind 2]] van schoolt haalt en hem donderdagochtend naar school brengt. De Raad acht het belangrijk dat de ouders met elkaar in overleg gaan om een verdeling voor de vakanties en feestdagen te maken.
Ter zitting van 26 februari jl. heeft de Raad het advies als vermeld in haar laatste rapport gehandhaafd en benadrukt dat het voor [kind 2]]'s welzijn van groot belang is dat de ouders nu echt gaan zorgen voor verbetering van hun onderlinge communicatie.
2.4. BJZ heeft ter zitting van 26 februari jl. verklaard volledig achter het laatste advies van de Raad te staan. In de afgelopen maanden heeft er regelmatig contact met de ouders en [kind 2]] plaatsgevonden, waardoor meer zicht op de situatie van [kind 2]] is ontstaan. Zorgwekkend is dat [kind 2]] sterk het gevoel heeft dat hij een keuze moet maken tussen zijn ouders, terwijl hij niet wil kiezen en dat zijn ouders hem hierin niet (kunnen) ondersteunen. [kind 2]] is met name 's nachts erg angstig. De school van [kind 2]] geeft aan dat het steeds slechter gaat met [kind 2]]. Hij zit klem tussen zijn ouders. Het gedrag van [kind 2]] op school leidt ertoe dat zijn vriendjes zich tegen hem keren. Positief is dat de vrouw inmiddels is verhuisd naar een woning waar [kind 2]] een eigen kamer heeft. [kind 2]] heeft BJZ verteld dat hij veel contact met zijn vader wil, maar van uit de woonsituatie bij zijn moeder. Volgens BJZ doet de door de Raad voorgestelde uitbreiding van de omgang op woensdag evenwel afbreuk aan de duidelijkheid waaraan [kind 2]] op dit moment behoefte heeft. BJZ wil in de komende periode bezien of er op school mogelijkheden zijn tot individuele hulp aan [kind 2]], bijvoorbeeld via de KIEScoaching. De hulpverlening door GGZ aan [kind 2]] is gestopt, omdat de motivatie bij [kind 2]] ontbrak. Van belang is dat er op korte termijn duidelijkheid komt over zijn hoofdverblijfplaats en de zorgregeling. Daarna kan verdere hulpverlening ingeschakeld worden. Los van alles is voor [kind 2]] echter van essentieel belang dat de ouders elkaar gaan respecteren in hun ouderrol, aldus BJZ.
2.5. De man heeft zich ter zitting van 26 februari jl. gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling ten aanzien van [kind 2]]. De man kan instemmen met het advies van de Raad in haar aanvullende rapport. Hij beseft ten volle dat het niet goed gaat met [kind 2]] en acht het van belang dat er niet langer aan hem getrokken wordt. Om dat te bereiken zal hij nu een stap terug doen. De man erkent zijn aandeel in de slechte verstandhouding tussen partijen, doch stelt dat hij altijd getracht heeft het beste te doen voor [kind 2]]. Hoewel de man nog steeds meent dat het voor [kind 2]] beter zal zijn wanneer hij zijn hoofdverblijfplaats bij zijn vader heeft, zal de man zich bij de beslissing van de rechtbank neerleggen. In dit kader ziet de man af van zijn eerdere verzoek om [kind 2]] door de rechtbank te laten horen. De man stelt voorts dat het eerst beter moet gaan met [kind 2]] alvorens vastgelegd kan worden dat [kind 2]] iedere woensdag bij hem verblijft. Er moet rust komen voor [kind 2]], zodat hij weer gelukkig kan worden, aldus de man.
2.6. De vrouw heeft ter zitting van 26 februari jl. bevestigd dat het steeds slechter gaat met [kind 2]]. Hij is inmiddels ziek thuis van school en eet vrijwel niets. [kind 2]] is erg gespannen en zijn schoolresultaten leiden hier onder. Het is van belang dat er spoedig duidelijkheid komt. De vrouw onderschrijft het advies van de Raad om de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij haar te bepalen, nu hier goede gronden voor zijn. Sinds augustus 2012 beschikt zij over passende huisvesting, [kind 2]] kan de basisschool in Hoorn afmaken en Nick zal medio 2013 elders gaan wonen. Van belang is ook dat de vrouw flexibeler is gebleken in de omgang dan de man. De vrouw verzoekt de huidige zorgregeling, waarbij [kind 2]] eenmaal per veertien dagen een weekend bij de man verblijft en een woensdagmiddag, te continueren. Uitbreiding van de omgang acht de vrouw op dit moment niet in het belang van [kind 2]]. Als het weer goed gaat met hem, en de spanningen zijn afgenomen, kan de regeling in overleg met de gezinsvoogden alsnog worden uitgebreid. Naast voornoemde regeling kan een vakantieregeling worden bepaald, waarbij [kind 2]] afwisselend de eerste dan wel de 2e helft van de schoolvakanties bij de man verblijft.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt. Voorop staat dat [kind 2]] een goede band heeft met beide ouders en dat beide ouders op zichzelf in staat zijn om de zorg voor [kind 2]] op zich te nemen. Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting is echter gebleken dat het, als gevolg van de jarenlange spanningen tussen partijen, inmiddels slecht gaat met [kind 2]]. Naast een aanzienlijke teruggang in zijn schoolresultaten lijkt het erop dat de spanningen ook zijn weerslag hebben op de fysieke gesteldheid van [kind 2]], hetgeen de rechtbank zeer zorgelijk acht. [kind 2]] wil - terecht - niet kiezen tussen zijn ouders, maar hij heeft het gevoel hier door zijn ouders wel toe gedwongen te worden. [kind 2]] weet zich onder de huidige omstandigheden niet langer te handhaven. Partijen zijn het erover eens dat duidelijkheid en rust voor [kind 2]] op korte termijn noodzakelijk is. Hoewel het alleen staken van de juridische strijd niet de oplossing voor de problemen van [kind 2]] zal zijn, acht de rechtbank het positief dat de man ter zitting heeft aangegeven dat hij zich zal neerleggen bij de beslissing van de rechtbank om de voor [kind 2]] benodigde rust te creëren. Alleen wanneer beide partijen inzien dat voortzetting van de reeds jaren durende juridische strijd niet het door hen beoogde resultaat zal hebben, is verbetering van de situatie van [kind 2]] mogelijk. De rechtbank wijst partijen op hun ouderverantwoordelijkheid om alles in het werk te stellen, en daartoe hulp te accepteren, om hun onderlinge relatie als ouders van [kind 2]] aanzienlijk te verbeteren. De rechtbank overweegt, met de Raad en BJZ, dat het voor het welzijn van [kind 2]] essentieel is dat de ouders elkaar gaan respecteren in hun ouderrol.
De rechtbank is van oordeel dat [kind 2]], gezien zijn behoefte aan rust en duidelijkheid, belang heeft bij continuering van de huidige (woon)situatie. Daarom zal de rechtbank de hoofdverblijfplaats van [kind 2]] bij de vrouw bepalen en een zorgregeling vaststellen, waarbij [kind 2]] eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen, bij de man verblijft en de vrouw [kind 2]] naar de man brengt en de man [kind 2]] weer terugbrengt naar de vrouw. Daarnaast zal de rechtbank bepalen dat [kind 2]] één woensdagmiddag in de veertien dagen van 12.30 uur tot 19.45 uur bij de man verblijft, waarbij de man [kind 2]] (van school) haalt en hem terugbrengt naar de vrouw. Een uitbreiding van deze bestaande regeling naar iedere woensdag, inclusief overnachting, zoals de Raad heeft geadviseerd, acht de rechtbank thans niet in het belang van [kind 2]]. Beide partijen en ook BJZ vinden een dergelijke uitbreiding op dit moment te onrustig voor [kind 2]]. Dit laat onverlet dat er blijvend aandacht moet zijn voor [kind 2] uitdrukkelijke wens om zijn vader zoveel mogelijk te zien. De rechtbank gaat ervan uit dat alle betrokkenen zich hiervan bewust zijn en dat er in de toekomst in onderling overleg aan deze wens tegemoet gekomen wordt. In het licht van al het voorgaande acht de rechtbank het niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak - en bovendien te belastend - om [kind 2]] te horen.
3. Kinderbijdrage
In de beschikking van 9 februari 2012 is een "voorlopige" kinderbijdrage vastgesteld van [euro] 213,00 per kind per maand. Hierbij is uitgegaan van de situatie dat alle kinderen hoofdverblijfplaats bij de vrouw hebben. Nu de uitgangspunten ten opzichte van de beschikking van 9 februari 2012 niet zijn gewijzigd kan de opgelegde bijdrage van [euro] 213,00 per kind per maand definitief vastgelegd worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.
DE BESLISSING
De rechtbank:
ontzegt de man het recht op omgang met de minderjarige [naam kind 1], geboren te Alkmaar op [geboortedatum 1];
bepaalt dat de minderjarige [naam kind 2], geboren te Alkmaar op [geboortedatum 2], zijn hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben;
bepaalt ter zake van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken ten aanzien van [kind 2]]:
- dat [kind 2]] eenmaal in de veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de man verblijft, waarbij de vrouw [kind 2]] naar de man brengt en de man [kind 2]] weer terugbrengt naar de vrouw;
- dat [kind 2]] eenmaal in de veertien dagen één woensdagmiddag van 12.30 uur tot 19.45 uur bij de man verblijft, waarbij de man [kind 2]](van school) haalt en hem terugbrengt naar de vrouw;
- dat [kind 2]] de helft van de vakanties en feestdagen, in onderling overleg te bepalen, bij de man verblijft.
bepaalt dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen [kind 1]] en [kind 2]] zal voldoen aan de vrouw [euro] 213,00 per kind per maand, voor zover het nog niet vervallen termijnen betreft bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2013, in tegenwoordigheid van de griffier.